De Tuin van Eden, zegt het u iets? ’t Is al even geleden dat het eerste mensenpaar daar in volkomen harmonie leefde met de schepping, maar het relaas van dat avontuur leest u in de Bijbel. Jammer van het einde van ‘t verhaal, iets omtrent een verdacht figuur met dubieuze bedoelingen en een appel of zo. Maar aanvankelijk was het Aards Paradijs dus één brok gelukzaligheid.
Hoe zag die plek er eigenlijk uit? Was het een nonchalante bedoening waar planten en beestjes vrolijk door mekaar krioelden? Of een ontwerp waarover was nagedacht? Stel u voor, zo’n glooiende, Engelse landschapstuin, genre Botanieken Hof. ’t Zal toch geen strakke ‘jardin à la Française’ geweest zijn, met van die symmetrisch gemillimeterde haagjes? Dat vraagt nogal onderhoud!
‘k Zie Eva, blote madam, al in de weer met de grasmaaier. En Adam, op een trapladder doende met een snoeischaar. In adamskostuum, dat is ie aan zichzelf verplicht. Veel werk en ze staan er alleen voor, een tuinman opbellen is geen optie. Trouwens, mocht die opdagen kunnen ze hem niet betalen want geld bestaat nog niet.
Over geld gesproken, ze zeggen dat het daar mis liep toen Eva in die appel beet, ging het eigenlijk wel zo? Of kwam er pas een einde aan die schone historie toen iemand het geld uitvond?
Maar duiten of niet, voor wie hem moet onderhouden mag een tuin niet tè groot zijn. Ook daarover staat bij mijn weten niets in de Bijbel. Hebben we het over een uitgestrekt domein of een behapbaar stuk grond? In Adam en Eva’s plaats was ik al content met een tuin als de onze. Omzoomd door een beukenhaag, een zilverberk midden een gazon met wat bloemperken her en der, iets dat een moestuin moet voorstellen en een ruime kippenren. Meer hoeft niet.
Maar misschien had het eerste koppel groene vingers, dan komt het niet op een perceel meer of minder. Groene vingers, ik kan erover meepraten. Zelf mis ik ze, maar sinds jaar en dag deel ik huis en tuin met iemand die wat kent van vruchten en bloemetjes. Ze noemt er meerdere bij naam en Latijnse toenaam en al antwoorden die planten nooit, haar parate kennis maakt indruk op ondergetekende. Als floraal ongeletterde beperk ik mij dan ook tot het risicoloze, grove tuinwerk.
Groen is een onmisbaar goed, het draagt de aarde, dat kan amper genoeg beklemtoond worden. Alle lof aan de groene jongens en meisjes van deze wereld! Maar overdreven veel tuin is ook wat. Om u daarvan te overtuigen neem ik u graag mee op een uitstap van een week of wat geleden.
’t Is een winderige middag en de trieste wolken beloven weinig goeds, dus laten we het idee om te fietsen achterwege. Ergens midden de beemden tussen Damme en Vivenkapelle vindt de auto op een kronkelende landweg een witgekalkte hofstee. In pastorale liefelijkheid laten woonhuis en schuur zich omarmen door een met kwakende eenden bevolkte omwalling. Het landgoed dat zich daarrond uitstrekt tart de verbeelding van al wie met moes en tuin in de weer is. Of wat dacht u van ruim zestien hectare landschapstuin? Midden het lommer bij de hoeve worden we bij een sierlijk ontworpen serre in een knus tuinhuis verwelkomd door de goedlachse tuinier die in opdracht van de bewoners het uitgestrekte domein naar zijn hand mag zetten. Een biologisch verantwoorde droomjob.
We vatten onze dwaaltocht aan. Midden weiden vol zorgvuldig geselecteerde grassen leidt een houten loopbrug ons langs een meanderend beekje. Her en der verschuilen zich verrassende sculpturen. Onder nestpalen voor ooievaars lijken een koppel Brabantse trekpaarden zo weggelopen uit een oud prentenboek.
Voorbij een schijnbaar nonchalant aangelegde zwemvijver komen we na een half uurtje omzwerving weer bij de hoeve.
Waar op deze aardbol lag de Tuin van Eden? Damme lijkt mij een goeie kanshebber. Al zijn het vandaag niet Adam en Eva die er wonen. Want die hadden in hun tijd dus geen rooie cent en alleen wie daar buitenmaats veel van op zak heeft kan zo’n landkunstwerk laten aanleggen.
Op de terugweg naar Brugge vallen de eerste druppels op de voorruit. Op de radio haalt iemand herinneringen op aan haar jeugd. Oudste van vier, op een appartementje midden een Brusselse banlieue. Stille kindertristesse wanneer haar klasgenootjes trots vertellen over hun schommel, thuis in de tuin.
En voilà , meer is niet nodig om bij uw dienaar de jongensachtige verontwaardiging uit zijn jeugd te wekken. Want ’t zal wel zijn! Vijf hoog in zo’n krappe, horige flat vertelt iemand van een parktuin zoals die in Damme. Je zou voor minder jaloers zijn. ’t Geld zit altijd op een hoopje! Dat verfoeide kapitaal, altijd! Kom op met die vermogensbelasting!
Om mij dan meteen te realiseren, verdorie, voor een gezin in zo’n krappe behuizing is een stadstuin als die van ons in Sint-Andries vast ook goed voor enige afgunst! Wie is hier de kapitalist?
Verbeter de wereld, maar waar beginnen? Weet je wat? We focussen op het haalbare. We laten onze lap groen, hier in de stadsrand, gewoon zichzelf zijn. Zonder het spuiten van stoute poeders of ander onheuse ingrepen. Een biotoopje waar kippen, kikkers en af en toe een egel zich thuis voelen. Op de spreekwoordelijke hete plaat van de opwarmende aarde is het een nietige druppel en het helpt het kind in dat flatje niet aan een tuin. Maar hopelijk straks wel aan een net iets gezonder planeet om op te leven.
Voortaan is dit de nietige bijdrage van mijn tuingenote en ik aan het welzijn van komende generaties. Zo ziet u mij straks meer gedreven dan ooit in de weer met het snoeien van onze leilinden. Op mijn trapladder, ja. Doch neen, waarde lezer, niet in adamskostuum.
Begrijp je volkomen, Pol, onze kindertijd was in dezelfde omgeving en woon nu ook in St-Andries. Ook kippen in de tuin en iets wat een moestuin moet voorstellen, maar aan de achterdeur het stadspark van de Koude Keuken.
Dat laatste lijkt mij pas ècht een voorrecht, Daniël!
Straks betrap ik mezelf ook nog op enige afgunst …
Van een mij onbekende dichter, blijkbaar voor het eerst neergeschreven in 1887 …
‘Toen Eva in den appel beet,
begon naast vreugd’ ook ’s menschdoms leed!
O Eva! Wist ge, wat ge deed
met dien verwenschten appelbeet!’
’t Is de schuld van Eva … En had toen, in 1887, ook al iemand de bedenking geformuleerd dat het verhaal over het Aards Paradijs wellicht niet door een vrouw verzonnen is?
Zoals veel toeristen, jaren getracht de koeien te zien achter het seminarie. Toen het eindelijk lukte werd het enige tijd later weer afgesloten. Ook dat kan Adam en Eva zijn.
Maar ik ben al tevreden met een ekster die blijkbaar een koppel vormt met een bosduif in mijn tuin. Of de kattin van de buren die een veldmuis vangt maar er niet in slaagt na een tijdlang observatie een rat te pakken. Ook dat is Adam en Eva en nog dichtbij huis.