Soms heeft een mens genoeg aan een aangenaam gezelschap dat zijn tijd neemt op een door de zon verwende namiddag. Onze wandeling door de Assebroekse Meersen zit erop en het landschap heeft ons verbaasd omdat wij dit voorjaar het anders zo zompige lappendeken van weiden, akkers en waterloopjes konden verkennen zonder er natte voeten aan over te houden. Of hoe een verontrustend droge lente zich ook wel een keer van haar aangename kant laat zien.

Niemand in ons gezelschap laat zich betrappen op haast, daar op het terras bij het Leenhof, en zoals dat dan gaat, praten wij over het wel en wee van het dagelijks bestaan. Om tenslotte elk onze kant op te gaan, elkeen naar zijn eigen dagelijks bestaan, zijn eigen wel en wee.
Al die tijd wachtte mijn fiets op mij onder de bomen van het dorpse pleintje bij de kerk, daar in Ver Assebroek. En terwijl ik ‘m verlos van de lompe slotketting waarmee ik hem aan een bank heb vastgemaakt, realiseer ik mij heel even in welke markante hoek van ons Brugge ik hier ben terechtgekomen.
Vlakbij de Assebroekse Meersen, waar het heerlijk op adem komen is in het meest ongerepte natuurgebied van onze regio. En dan sta ik ook nog onder de kruinen van het meest pittoreske kerkpleintje dat je op ons Brugse grondgebied kan aanwijzen. Wie ben ik, dat ik die onverwachte overpeinzing niet zou aangrijpen om een keer het kerkje binnen te gaan?

Het kerkje van Ver Assebroek. In een heel ver verleden stond hier al een kapelletje, zeggen lieden die dat ook maar van horen zeggen hebben. Dat gebedshuis werd een kerk en zag eeuwen voorbijglijden, zo gaat dat als je lang meegaat.
En driehonderd jaar geleden werd het verhaal van deze plek ineens echt spannend. Het pleintje waar ik hier om mij heen kijk, het Pastoor Verhaegheplein, is genoemd naar de priester die in die tijd kwam aanzetten met een Mariabeeld dat een mirakelverhaal met zich meedroeg.
Enfin, sindsdien wordt in de kerk van Ver Assebroek een miraculeus Mariabeeld vereerd. Kan u, waarde lezer, net als deze jongen, bogen op een braaf katholieke opvoeding, dan verbaast het u allerminst dat hier in mei, vanouds Mariamaand, wat meer volk langs komt dan anders. En bent u ook amper verwonderd om de stille schroom waarmee ondergetekende die middag de kerk binnen gaat.

Het beeld op een zijaltaar is bescheiden in omvang, omgeven door een uit zilver gesmede bloemenkrans staat het in een soort schrijn. Zowel de Mariafiguur als het Jezuskind op haar arm dragen een kroon. Een kanjer van een kroon, eentje van een formaat waaronder elk normaal mens zou bezwijken. Maar van mirakelbeelden mag enig bovenmenselijk vermogen verwacht worden, aldus de oneerbiedige gedachte waarop deze zondaar zich in deze plechtige omgeving laat betrappen.

In zijn jongensjaren vond deze scholier de lessen Godsdienst doorgaans op zijn minst boeiend, maar de weg die hij sindsdien aflegde bracht hem langs inzichten die behoorlijk ver afweken van wat hem ooit werd onderwezen. Al kwam hij, door mensen in zijn dichte omgeving, nog met de regelmaat van een kerkklok in contact met devotie en kerkgang.
Hij hoorde van de wekelijkse zondagsmis, de bedevaarten naar Lourdes en andere geloofsplekken. In de meimaand vanuit Oostkamp te voet naar Ver Assebroek, zonder zich daar veel vragen bij te stellen.
Had het niet iets geruststellends, te weten dat een oudere generatie die tradities in ere hield? Die gebruiken waar je je als jonge gast vrolijk kon tegen afzetten?
En vandaag? Vandaag, met almaar meer jaren op je teller, stel je wel nog de kritische vragen van toen, maar omtrent de antwoorden word je stilaan stiller.
Wat je nog meedraagt, na al die levenstijd? Geloof met een spreekwoordelijke korrel zout? Ongeloof mèt de bagage die ze je ooit meegaven? Hoe zit het nu, heeft alles zin of is alles toeval?
Kijk, zo gaat het met toeval. ’t Is de ochtend na onze Assebroekse Meersendag. In mijn brievenbus vind ik De Morgen. Foutje van de postbode, ik heb helemaal geen krantenabonnement. Maar goed, door dat toeval lees ik die morgen een krant. Een column van Ilja Leonard Pfeijffer. Waarin hij zichzelf terloops omschrijft als … katholiek atheïst. Soms komen ze louter toevallig van pas, de woorden van een ander. Of is het ene toeval minder toevallig dan het andere?
In de vroege jaren ’60 moesten we als leerling van het Sint-Lodewijkscollege in mei te voet van de Noordzandstraat, al weesgegroetjes biddend en Marialiederen zingend, naar Ver Assebroek op bedevaart…
Aansluitend een mis in de kerk en dan boterhammen opeten in de zaal Patria – denk ik. En met de bus naar het college terug.
Dit alles onder het streng toezicht van de ‘pasters’ die naar bijnamen luisterden als ‘De Padde’, ‘Den Alva’, ‘Den Tommy’, ‘Spekke’…
En ja, het geloof/Geloof… het was toen al een verloren zaak voor de meesten van ons. We waren de eerste retorica die maar één seminarist opleverde…
Ik meen mij uit die tijd ook een bedevaart naar Onze-Lieve-Vrouw van ’t Boompje te herinneren, maar ik kan me vergissen. Zalige tijd van bijnamen!
De ‘die hards’ konden met ‘De Misten’ mee op bedevaart naar Scherpenheuvel. ’s Morgens om 4 uur vertrekken uit Berchem voor een tocht van circa 55 km.
Rudy, ik ben een generatiegenoot van jou.
De jaarlijkse bedevaarten naar Ver-Assebroek waren alleen verplicht voor de lagere afdeling. Vertrekpunt was aan de Katelijnepoort, en vandaar wandelden we circa zeven kilometer langs weggetjes tussen weiden en bossen. Dan de mis en het ontbijt in de zaal Patria.
Eens in de humanoria aanbeland, was de bedevaart voor ons facultatief, en ook diens bestemming. Het kon Ver Assebroek zijn, maar ook Meetkerke waar ‘De Padde’ – Jozef Geldhof, de geschiedschrijver van het Sint Lodewijkscollege – ons trakteerde op streekbieren, zijn kudde ezels liet zien alsook het dierenkerkhof naast zijn pastorie, waar huisdieren – met rijke ‘baasjes’ – plechtig werden begraven.
Leuk artikel, en mooi verwoord!
Het is altijd weer genieten van je mooie, boeiende vertelsels.
Wellicht slechts een weetje, maar Ver-Assebroek is gekend als bedevaartsoord tot in
De Panne.
Jaren geleden al organiseerde het Woonzorgcentrum Sint Bernardus een uitstap met
speciaal ingerichte bussen voor rolstoelgebruikers onder begeleiding van vrijwilligers.
Na de mis werden er iets gegeten en gedronken in ’t Leenhof.
Een klassieker voor woonzorgcentra, meen ik, Johny.
Ook op de uitstap-agenda van WZC Sint-Jozef Oostkamp staat Ver Assebroek nog af en toe vermeld.
Oei, lijkt wat denigrerend én tegenover de volksdevotie én tegenover mensen die – laat ons zeggen – “de last der jaren dragen”…