De bomen aan het Waggelwater …

’t Was een loopwedstrijd voor alle leerlingen van het college. Onze klasgenoten die thuis waren in Brugge wisten meteen waarheen, toen onze titularis voorstelde om met de hele klas mee te gaan, die woensdagnamiddag. Maar wij, jongens van een buitendorp, hadden nog nooit van het Waggelwater gehoord. Een steenworp van de binnenstad lag dromerig een ruime waterplas tussen uitbundig groen waar een koele wind doorheen waaide. Een onverstoorde plek, in die prille jaren zeventig was  in de velden erom heen nog lang geen sprake van de KMO-zone die we vandaag Waggelwater noemen. Het kanaal naar Oostende, vlakbij, was een trage lijn door stille landerijen,  pas veel later zou verderop een  luidruchtige snelwegbrug de vaart overspannen.
Zo’n loopnamiddag was voor de sportievelingen onder ons een buitenkansje om zich te meten met andere rappe knapen. Maar voor de meesten volstond één toer rond een vijver die een stuk uitgestrekter bleek dan we aanvankelijk inschatten. We hingen nog wat rond, keken naar de

Een steenworp van de binnenstad lag dromerig een ruime waterplas tussen uitbundig groen … afbeelding ‘Beeldbank Brugge’

boten die langs het kanaal op en af voeren.  Met vlakbij het clubhuis van de ‘Sport Nautique’, de roeiclub. Een buitenmaatse berghut, lang geleden vanuit de Alpen hierheen afgedwaald.

– afbeelding
‘Beeldbank Brugge’

Maar wat mij van die middag het meest zou bijblijven was de hoogst verrassende aanblik van wat aan de overkant van het kanaal opdoemde. Achter de bomen bij de dijk reikte torenhoog een immense nieuwbouw naar de grijze lucht. Huizenhoge kranen hielden zich tegen het bouwwerk overeind. Het platteland en die vaart, en dan ineens, middenin dat ongerepte landschap, zo’n betonnen reus. Groter kon je een contrast amper bedenken.

Eén van ons wist dat dit ’t nieuw hospitaal zou worden. ‘Nieuw hospitaal groeit steeds hoger’, meldde in die dagen het Brugsch Handelsblad, ‘Nu reeds indrukwekkend, wat wordt het wanneer het straks kant en klaar is?’
Toen een handvol jaren later het nieuwe Sint-Jan werd ingehuldigd, was Brugge geïmponeerd door zijn nieuwe kliniek. Groter kon moeilijk, veel groter dan het een tiental jaren eerder geopende Sint-Lucasziekenhuis in Assebroek. Wel ontlokte de grootse inkomhall van Sint-Jan nogal wat commotie. Zo prestigieus, waar is dat goed voor? Wat heeft dat niet gekost, zeg! Maar de nieuwe kliniek was nodig, het uit zijn bakstenen voegen groeiende Sint-Janshospitaal in de binnenstad voldeed al lang niet meer, daarover was de hele stad het eens.

In de vijfenveertig jaren die sindsdien verstreken, passeerden op de vaart ontelbaar veel boten heen en weer tussen Brugge en Oostende. In de kliniek die destijds oprees midden de velden van Sint-Pieters werd een niet te tellen rij kinderen geboren, mochten talloze zieken genezen. En zijn, helaas, ook mensen overleden. Het leven, hé.

Het landschap in de omgeving van de kliniek is indringend veranderd en dat geldt ook voor het ziekenhuislandschap in het Brugse. Maar sommige dingen blijven. Want in dezelfde krant die zich destijds verbaasde over dat indrukwekkende bouwwerk dat ons nieuwe hospitaal zou worden, schrijft deze week een ook wat verbaasde verslaggever. Hij brengt verslag uit over de vraag van dokters van onze twee klinieken. De artsen wijzen, in het belang van de patiënt, op de nood aan meer samenwerking tussen de twee huizen. Maar er is, zo weet de man van de krant, terughoudendheid vanuit de raden van bestuur. Ideologische tegenstellingen, vooral? Of klinkt daar iets door omtrent redelijk begeerde en zodoende moeilijk te verdelen mandaten in die raden?
De tijd verandert vele dingen. Alleen de mens met zijn kleine kantjes, die blijft zijn eigenste zelve. Dat zingt de wind in de kruinen van de oude, levenswijze bomen aan het Waggelwater. Dat doet  hij net zo onverstoord als zovele zomers geleden.

This entry was posted in Het Brugge van nu, Het Brugge van toen, Over gezondheid en ziekte, Over welzijn en gezondheid. Bookmark the permalink.

5 Responses to De bomen aan het Waggelwater …

  1. Richard Ranson says:

    Eerste helft van de jaren zeventig was het Waggelwater vooral de buurt van het aanpalende, zogenoemde ‘Drukkersstraatje’ waar het jonge, artistieke geweld van alternatief Brugge zich ophield. Levendig blijven de herinneringen aan kunstenaar Regnier Angelet die er woonde, en zijn tekeningen en aquarellen tentoonstelde in Brugse kunstkroegen zoals Blekken Ten. Later gaf hij les aan de stedelijke academie van Brugge. De huisjes die er nog stonden waren oud, of zelfs bouwvallig, maar ze waren vooral gelegen in het groen. Jongeren uit de buurt van Kristus Koning (families Demarest, Devriendt, Broucke…) troffen er elkaar met de regelmaat van een klok. De meest dappere(n) onder hen waagden zich aan idealistisch moestuinieren en ook het kweken van een paar geiten, of het waren schapen. De Drukkersstraat werd zo genoemd sinds 1899, een naam die ontleend werd aan de vlakbij gelegen drukkerij Sint Augustinus van de firma Desclée-De Brouwer (opgericht in 1877). Van daaruit was het een paar steenworpen ver naar het Waggelwater. Op het schiereilandje midden in dat water was de grote treurwilg een vaste attractie. De knapste jongens troffen er de mooiste meisjes, scholieren uit het Koninklijk Atheneum & Lyceum. Ondanks dat letterlijk aanwezige water waren dit figuurlijk ‘oeverloos’ heerlijke tijden.

    • Pol Martens says:

      Richard, eens temeer verbaast de schrijver van deze cursiefjes zich erover dat er nog zoveel te leren is over deze stad. Indien wat jij hier vertelt over de Drukkersstraat tot de ‘algemene kennis’ van de doorsnee Bruggeling behoort, dan hebben ze dat zorgvuldig voor deze jongen verzwegen! Meer zelfs, vroeg iemand mij naar de Drukkersstraat, dan wist ik alleen van het straatje in de recente woonwijk bij het kanaal. Dat die straat veel ouder is, laat staan wat daar allemaal gaande was in de stoffige jaren zeventig, ik had er niet het minste vermoeden van.

  2. Richard Ranson says:

    Pol, jouw bijdrage deze week gaat eigenlijk over AZ Sint Jan. Daarover het volgende. Begin de jaren tachtig werd mijn tante geconfronteerd met ongeneeslijke kanker. Nooit heb ik intenser verdriet meegemaakt dan toen, niet alleen omwille van de ziekte, zeker ook omwille van het vooruitzicht opgenomen te zullen worden in AZ Sint Jan. We spreken over een tijd toen de dokters hun patiënten nog persoonlijk kenden, en er lang geen sprake was van het lopende-bandwerk in de medische zorg, zoals thans het geval is. Mijn tante, een echte Brugse huismus, was als de dood voor dat nieuwe hospitaal (excuseer mij voor de uitdrukking). In de ervaring van toen was het gebouw reusachtig groot, een mammoetgebouw, eigenlijk een industrieel complex. Het doembeeld om overgebracht te worden naar zo’n onpersoonlijke omgeving klonk haar als een extra catastrofe in de oren. Ze stopte niet met wenen, het was hartverscheurend. De familie wist zich geen raad met deze situatie, maar dankzij een paar ommetjes via de Sint Jozefkliniek, Komvest, en de kleinere Sint Lucaskliniek, werd zij uiteindelijk uitstekend opgevangen en verzorgd bij de ‘Zwarte Zusters’, waar mijn tante nog het gevoel had op een persoonlijke manier te worden aangesproken. Zij was daar relatief gelukkig. Uiteindelijk is zij daar overleden. Ik wil maar zeggen : ook in dat opzicht – psychologisch, sociaal – betekende de bouw van dat nieuwe AZ Sint Jan een fameuze dreun in de beleving en evolutie van de ziekenzorg. De nieuwe schaalgrootte van AZ Sint Jan en abstractie van die zorg werd zeker niet door iedereen geapprecieerd…

    • Pol Martens says:

      Richard, dat samen met de al meteen overweldigende inkomhal, ook het totale concept van dat gebouw iets vertelde over een nieuw soort grootschaligheid, en dat zoiets enige weerstand opriep, daar kan ik mij inderdaad iets van herinneren.

    • H.D. says:

      Hier vind je een interessante analyse over de architect, zijn realisaties en zijn zienswijzen … https://docplayer.nl/13829390-Jozef-lantsoght-1912-1988.html
      Uit het document blijkt hoe goed Lantsoght zijn ontwerp van het ziekenhuis toekomstgericht was. Alleen herinner ik mij, vaag, dat de afwerking ervan maar bleef aanslepen en dat er een ‘speciale coördinator’ moest aangesteld worden om alles te kunnen afronden.

Een reactie achterlaten op Richard Ranson Reactie annuleren

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *