Ze staat in onze garage, mijn boekenkast. Met haar glazen aangezicht tegen de witgekalkte muur, ietwat beteuterd, mist ze de boeken die ze sinds jaar en dag voor mij bewaart. En die boeken missen hun vertrouwde onderkomen, waar ze schouder aan schouder kennis bewaren. Een paar weken geleden verhuisde ik al die papieren wijsheid, lukraak geborgen in van die lompe bananendozen, naar een hoek van onze slaapkamer. Een veilige schuilplaats, nu onze woonst wordt ingepalmd door tegelleggers, loodgieters en andere vaklui. Ze wachten er geduldig, mijn boeken. Dat zijn ze gewoon, met wachten brengen boeken hun levensjaren door, toch?
En zo kan het geschieden dat ik op een frisse ochtend naar de stadsbibliotheek fiets, om een boek waarvan ik weet dat ik het zelf in huis heb, maar niet in welk van die onhandig te doorzoeken kartonnen dozen. In de bib vind ik niet wat ik zoek, maar soms is vinden wat je niet zoekt ook leuk. En dus keer ik tevreden terug met in mijn fietstas ‘Karel de Stoute, pracht en praal in Bourgondië’, de cataloog van die tentoonstelling in Groeninge, alweer
wat jaren geleden. Misschien lees ik daarin ook wel één en ander omtrent de ‘Schat van het Gulden Vlies’ en de plannen die er ooit waren om die kostbaarheden in een Brugs museum onder te brengen.
’t Was in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog, heel ongewone tijden. De ‘Spaanse griep’ sloeg wild om zich heen en op het schaakbord van de wereldpolitiek werden rekeningen vereffend.
Het begrip ‘herstelbetaling’ viel. Wie de oorlog verliest, betaalt het gelag. Die verliezers, dat waren uiteraard vooral onze oosterburen. Maar er waren nog stoute leerlingen. Ook Oostenrijk-Hongarije, dat bizarre ‘keizerrijkje’ dat na de oorlog werd opgedoekt, kreeg een slecht rapport. Het was de herstelbetaling van dat ‘land’ dat hier in Brugge een luide bel deed rinkelen. En wel hierom.
In Wenen bewaarden ze sinds lang de ‘Schat van het Gulden Vlies’. Het Gulden Vlies, die hoogst prestigieuze ridderorde, zat er blijkbaar warm in. Sinds haar stichting, in de vijftiende eeuw hier in Brugge, verzamelde het herenclubje allerlei kostbaars. Met edelstenen belegde, gouden halssnoeren en kruisen, gewaden in karmozijn fluweel en satijn, steevast met goud geborduurd. Exquise sieraden, gesierd met robijnen, saffieren en parels. Handschriften met beeldige miniaturen en wat al nog meer.
In het begin van de eeuw, bij de opening van de nieuwe haven van
Zeebrugge, hadden wij op een tentoonstelling al een keer één en ander van die ‘schat’ kunnen bewonderen, waarna alles weer naar Wenen verhuisde.
Welnu, misschien kon al dat schoons wel van pas komen als herstelbetaling aan ons kleine landje dat toch een flink deel van de oorlogsmiserie had doorstaan?
En toen kwam Brugge in beeld. Pieter Bladelin, in Bourgondische tijden thesaurier ofte schatbewaarder van de orde, die mens zijn stadspaleis staat hier nog altijd overeind. Een meer geschikt onderkomen was moeilijk denkbaar, toch? Die spullen komen gewoon weer thuis! Likkebaardend zag Brugge uit naar de komst van zoveel kostbaarheden. Tijd voor … een nieuw museum!
Deze stad is er vanouds eentje met bijdehandse middenstanders. Zodoende mag het niet verbazen dat vlakbij dat Hof van Bladelin in de Naaldenstraat, op de hoek van de Grauwwerkersstraat, een herbergier op een idee kwam. Een spraakmakend museum, hier vlak om de hoek? Dat worden fijne tijden, jongens! Laat ons de gouden koe bij de horens vatten, voortaan heet mijn café ‘In ’t Nieuw Museum’!
’t Nieuw museum is er nooit gekomen. Althans niet het museum voor de schat, die bleef goed en wel in Wenen. Maar ’t Nieuw Museum, het café, werd een klassieker in het Brugse caféwereldje.
Al bleef de kroeg niet op de plek waar het allemaal begon. Jaren geleden verhuisde de toenmalige patron zijn café en nam de naam mee. Weer naar een straathoek, weliswaar, maar wel een heel eind verderop, die van de Hooistraat en de Ganzenstraat. Waar de herberg zich het Bourgondisch verhaal achter zijn naam herinnert. Het zal de meeste gasten die er over de vloer komen een zorg wezen, zolang wat in hun glas komt of op hun bord maar bourgondisch oogt en smaakt.
Inmiddels zien mijn boeken, net als ik, uit naar het moment waarop ik ze weer in hun kast opberg, elk op hun vertrouwde schap. Al nam ik mij voor, nu ik dit caféverhaal hier neerschrijf, een plekje vrij te houden. In mijn kennissenkring weet ik iemand die een boek schreef. Over Brugse cafés en de historie achter al die gevels. Het boek wacht al even op een uitgever, heb ik begrepen. Dat komt goed, ooit. Boeken zijn goed in wachten, weet ik inmiddels.
God ja, waar is de tijd, de jaren zeventig. ’t Nieuw Museum, nog in de Grauwwerkersstraat. De avonden die we daar sleten … zeg maar, de nachten!
In het Nieuw Museum kan je tegenwoordig terecht voor een ècht ambachtelijk bereide schotel. Aanrader!
E.Z. Gabriëlle Claeys wijdde in 1988 een kleine studie aan ‘‘Het Hof Bladelin te Brugge’ (uitgave Koninklijke Gidsenbond).
Maar de naam van het café kan ook een andere oorsprong hebben. Met name vond eind juni/begin juli 1930, net om de hoek van de Grauwwerkersstraat in de Vlamingstraat, de plechtige inhuldiging plaats van het Koloniaal en Zeevaart Museum in het lokaal van de ‘Kolonialen en Zeevaartkring’.
Tijdens de jaren 1970 trok het alternatieve uitgaansleven van Brugge de zogenoemde ‘bruine cafés’ in. Johan Nyssen heropende eind 1973 het oude en versleten volkscafé ‘Nieuw Museum’ als een nieuwe kunstkroeg waar veel traditionele Blues LP’s op de draaitafel werden gelegd, geheel en al in de tijdgeest van toen. Johan Nyssen, die heel goed moppen kon vertellen, werd eind 1977 als cafébaas opgevolgd door de piepjonge uitbaters Peter Vandenbrouck en Bernadette Jacobs. Circa 1990/1991 vestigde dit echtpaar het bekende ‘Nieuw Museum’ in de leegstaande herberg ‘Nieuwe Rame’, op de hoek van Hooistraat en Ganzenstraat.
Johan Nyssen (kunstenaar) was uitbater in de jaren ’70, nog voor Peter Vanden Broek de zaak van Johan overnam. Het nieuw museum was onze vaste kroeg, boven de toog hadden wij (onze vriendenkring) onze eigen glazen hangen, uren op de toptafel gespeeld.
Ikzelf ben in het bezit van een schilderij dat in het café aan de muur hing, net naast de kachel (Yves Raye), dat ik als huwelijksgeschenk heb gekregen van Peter.
Johan Nyssen (°1939) had een aantal kunstwerken aan de muren hangen van het Nieuw Museum, waaronder ook eigen werk. Hij dankte zijn doorbraak aan kunstenaar Octave Landuyt. Na zijn periode als cafébaas begon hij voor lange tijd een eigen privé-academie aan de Torhoutsesteenweg 480 (vlakbij de ‘rampe’ over de autostrade).
Brugge-in-Affiches heeft een affiche uit 1965 van Johan Nyssen in bezit. In november 2009 stelde hij op 70-jarige leeftijd nog tentoon in de benedenzaal van het Provinciaal Hof in Brugge. Hij overleed in augustus 2011. Via ‘Google Afbeeldingen’ kan je enkele creaties van zijn hand traceren.
Johan was een fantastische nonkel. Heb in mijn jeugd nog in zijn cafeetje geweest. Mijn grootmoeder maakte de spaghetti saus voor het café ;o)
Welke schilderij bezit je van hem ? Ik heb er 2 van hem. Maar niet met zijn speciaal manneke erop, nadien deed hij meer schilderijen met meer kleuren.
In Leuven was er ook een iconische café, ‘Den Amedee’, uitgebaat door Lucas Van Langendonck. Deze gaf aan zijn “bruine kroeg” een originele invulling: alleen klassieke muziek, hard licht foto’s, gezelschapsspelen en gesprekken aan de toog. Eens heeft de Nederlandse auteur Komrij zich aan een tafeltje gezet, wachtend – tevergeefs – tot Lucas de bestelling kwam opnemen.
Toen Lucas in 2009 stierf, heeft de vzw Amedee besloten de kroeg verder te zetten. In 2013 noopten financiële redenen echter tot een sluiting. Thans is er een hambugerrestaurant gevestigd. Maar op de stoep hebben stadsarbeiders een steen vakkundig tussen de straatstenen verwerkt: ‘Den Amedee was jarenlang een legendarische kroeg’.
Mogen we hier spreken over onroerend/ cultureel/artistiek erfgoed?
Naar mijn mening zeker wel. Zo zouden wij in Brugge tal van stenen tussen de straatstenen kunnen verwerken, of aan de huisgevel bevestigen, waarom niet. Simpel voorbeeld is het ‘pocket’ of vestzak-theater van (wijlen) Rudy Geldhof in De Kelk, Langestraat. Rudy Geldhof was niet alleen zaaluitbater van dienst, met de vele optredens, legendarische fuiven en mobiele discotheken, bovenal was hij zelf een verdienstelijk auteur van toneelstukken en (verfilmde) scripts (cfr. de Moorden van Beernem). Toen hij overleed betoonde stad Brugge niet de minste interesse voor zijn cultureel en sociaal engagement, als postume hulde. Hebben wij nog een stadsdichter ter beschikking in Brugge ? Misschien kan hij of zij dan aan de slag voor de passende teksten, op de nog te plaatsen herdenkingsstenen. Heeft huidig cultuurschepen Nico Blontrock daar een budget voor ter beschikking ?