Dichten zonder je …

Die winterse vooravond scheert vanop de Spiegelrei een schrale oostenwind over het godverlaten Jan van Eyckplein. Een jongen die zich, warm ingeduffeld, vanuit de bibliotheek in het Tolhuis naar de Academiestraat haast is er het enige spoor van leven. De knaap komt wel vaker langs in de stadsbib. Haalt er wat boeken en een paar langspeelplaten. Maar ditmaal houdt hij het bij één enkel boek, een dichtbundel. Want sinds deze zomer is hij helemaal in de ban van alles wat met poëzie van doen heeft.
Onze leraar Nederlands gunt schrijvers en hun boeken hun terechte podium. Maar het plegen van gedichten is in die mens zijn ogen toch eerder onderaanneming. Spelling, ja, daarover zeurt hij tot in den treure, meent deze leerling bij wie al die strakke richtlijnen een lichte weerzin oproepen. Ach, kon schrijven maar zonder al die regelgeving, ’t zou aangenaam zijn. Wie maalt nu om een foutje meer of minder? ‘Jouw ogen’ of ‘jou ogen’, in een goed gedicht blijven ze even schoon, toch? Weet hij veel dat zijn roekeloosheid omtrent spellingsdiscipline hem zal blijven achtervolgen. Tot veel later zelfs, bij het schrijven van blogverhalen.

Dichtkunst, daarin schuilt ware scheppingskracht, weet de jonge gast met stellige zekerheid! De voorbije maanden doorploegde hij wat bundels en zodoende verkeert de overmoedige adolescent – pleonasme! – in de waan dat hij kenner is van dichters en hun creaties. Tot nu.
De dichtbundel die hij meenam, ‘Oostakkerse gedichten’ staat er op de voorkaft en de naam van de schrijver, Hugo Claus.
Oostakker? Een plaatsnaam die herinneringen oproept aan een Lourdesgrot uit zijn kinderjaren. De jongeling, door tochtige winterstraten op weg naar huis, wat verwacht hij van zo’n boek? Dat het hem helemaal uit zijn poëtische lood zal slaan, daar heeft hij nog geen weet van.

Danig in bewondering voor Herman de Coninck, in die dagen de ongekroonde koning van Dichtersland van wie het schijnbaar achteloos woordenspel vlotjes wegleest, wacht deze jongen een soort poëzie waarbij je best even gaat zitten.
We schrijven midden jaren zeventig en ‘Oostakkerse gedichten’ is al van heel wat tijd geleden, maar voor het pas onlangs door de angel der dichtkunst gestoken jongmens is dit een openbaring. Claus’ overdaad aan eigenwijze woordwendingen, klankverbindingen en een ontembare verbeeldingskracht. De wellust druip tussen de zinnen door, wat binnenkomt bij een jongeman die het leven nog volop aan ’t verkennen is. Wordt hij door de dichter met zijn raadselachtige, copieuze beeldtaal om de tuin geleid? Te veel woordenweelde voor één bundel, je wordt er stil van.

In late uurtjes leg je de dichtbundel op je nachtkastje en weet, poëzie zal nooit meer zijn als voorheen. En al helemaal niet wanneer weinig later één van je helden, het rebels aanstormende dichterstalent Jotie ’t Hooft, hier in Brugge in een kille kamer in de Meestraat, aan zijn zielig einde komt. Een overdaad aan verdovende dingen. Jotie was van de Doors en van Lou Reed. En als dichter een soort tragische bohemien-Herman-de-Coninck. Daar kijk je als opgroeiende gast makkelijk naar op. Al had Jotie ongetwijfeld smalend neergekeken op de burgerlijke levensweg die je inmiddels op ging.
Maar de tijd neemt je mee, verder op die geplaveide levenswandel die je koos. Trouwens, er is meer onder de zon dan poëzie, al kruist dat woordenwonder nog af en toe je pad.
Leid je bezoekers door Brugge, dan verzin je graag een ommetje onder de arcaden achter de stadshallen. Waar je je volgelingen wijst op de warmhartige verzen van Jan van der Hoeven die in vijf talen en evenveel kalligrafische letterstijlen tussen de kruisribben kronkelen.
Verder op zo’n wandeling wacht Guido Gezelle jullie op bij de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Gezelle was dan wel geen Claus, maar zijn ‘Dien avond en die roze’ ging in zijn tijd ook over de tong. En terwijl de meeste rijmelaars van zijn generatie compleet door de mand vallen, krijgt Gezelle’s oeuvre nog altijd alle respect en aandacht. Laatst nog, met die markante expositie in de Biekorf.
Al leert een affiche uit je collectie dat de dichter ook wel een keer mag opdraven voor minder poëtische projecten. Gezelle verkoopt goed, zeg maar. Ooit komt het ervan, in één van de niet meer te tellen chocolade-etalages in de Gouden Driehoek een fondant versie van zijn standbeeld.

Maar je zet met je gezelschap en andere verhalen je rondleiding verder. Het Brugse dichtersgild van vandaag, Marieke De Maré, Peter Verhelst of ons aller Delphine Lecompte laat je onvermeld, je kan niet elke Bruggeling benoemen.
De gidsbeurt zit erop en thuis aan je schrijftafel wacht nog een blogverhaal. En heel af en toe laat je je zowaar betrappen op een karamellenvers.  Zoals onlangs, bij de jaarwende, eentje voor al wie jou na aan het hart ligt.
Al doe je het kleinood pas op de post nadat je het voorlegde aan je wederhelft. Trouw als levensgezel èn op zo’n keren ook als gelegenheidscorrector. Het vers mag er zijn en het staat er voorwaar foutloos. Dat je je schrijvend wat nonchalante slordigheid kunnen permitteren! Dichten zonder je … zorgen te maken om spelling, een voorrecht!
Vreest verder niet, stadsgenoten, het ambt van stadsdichter laat deze ouwe jongen aan zich voorbijgaan. Voor die stiel, zo vermoedt hij, is spellingstalent gewenst, zodus. Dus neen, nooit zal een chocolade versie van zijn tronie de etalages van de Katelijnestraat sieren. Al is dat veeleer een troostende gedachte.

De jaarlijkse Poëzieweek, van donderdag 30 januari tot en met woensdag 5 februari, met op donderdag Gedichtendag in de Biekorf-bib … https://brugge.bibliotheek.be/gedichtendag

This entry was posted in Het Brugge van nu, Van boeken en schrijven. Bookmark the permalink.

3 Responses to Dichten zonder je …

  1. Ann Van Landuyt- Broeckaert says:

    Ook ik schreef en schrijf nog steeds gedichten. Meestal voor de verjaardagen van mijn kinderen en kleinkinderen.
    Maar soms ook omdat er iets mij ontroerd.
    Eén daarvan, ‘Tranen’, werd opgenomen in het boek ‘Poëzieprijs Boontje’, Zinspiratie 2024, Het Boekenhuis, Drukkerij Het Punt in Dendermonde,
    blz 72.

  2. Johny RECOUR says:

    Wanneer het over gedichten gaat, moet ik steeds denken aan dichterlijke vrijheden die grammaticaal niet juist zijn maar toch aanvaard en zelfs gemeentaal worden.
    Het eerste dat mij te binnen schiet is Charles Aznavour die zingt over Venetië en “Le temps des Amours mortes”.

  3. Robin Maekelbergh says:

    We zitten bij het lezen van deze blog zo weer naast jou in de jaren ’70 met de poëziebundel op de schoot (of op het nachtkastje) … but the times they were/are a-changin’ (al wist deze bard dat dan al in 1964, mijn geboortejaar) …

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *