De stadsgids heeft een afspraak, zondagochtend om acht uur in een hotel. Zowat zijn hele beroepsleven lang werd hij rond dat uur op zijn werkplek verwacht. Maar hij is al even met pensioen en dan rinkelt zo’n wekker op een voorjaarse zondagmorgen best wel verrassend vroeg.
Maar de echte verrassing, die volgt nog, wanneer ik even later de ochtendlijke stad tegemoet fietst. Pas wanneer ik door de krappe fietsdoorgang van de Smedenpoort rij, ontwaar ik een eerste, zwijgzame voetganger. Verderop passeren welgeteld twee auto’s en hooguit een paar fietsers.

Het Zand, de Steenstraat … stilteplekken zijn het. De haastige nervositeit van een stad op weg naar werk en school verwacht je allerminst, maar toch verrast diezelfde stad om de roerloosheid waarmee hij zijn zondag aanvat. De Markt, toegedekt onder een laken van ochtendrust. De groene luiken van de vertrouwde frietkramen als gesloten ogen van een nog sluimerend belfort.
Ietwat lusteloos draait een eenzame taxi de Vlamingstraat in, in de Wollestraat passeert mij één moedige jogger en de Rozenhoedkaai houdt zijn adem in, wetend wat komt, later op de dag.
Er zijn fotoboeken die ons Brugge tonen als mensenloze plek. Er is ‘Stilleven’, fraai album van fotograaf Jan Darthet, melancholisch souvenir van de mondmaskerdagen. En Selina De Maeyer verraste een tijdje geleden met ‘Beeldschoon Brugge’, een boek vol slaapdronken stadsgezichten.
Maar dit is geen fotoboek, dit is hier en nu en ècht.
Gewoon op een milde zondagochtend vroeg uit de veren komen, meer hoeft niet voor een afspraak met deze rimpelloze ochtendstraten. Stilzwijgend en toch veelzeggend.

Een week later. Afspraak, zaterdagvoormiddag om elf uur aan het Concertgebouw. Ik tref mijn gasten tussen een wirwar van kermisattracties. Sinds een paar dagen zet de Meifoor het Zand en omgeving naar haar jolige hand.
Zal ik mijn gidsenverhaal maar meteen aanvatten met de Meifoor die haar oorsprong vindt in onze jaarmarkt van eeuwen geleden? In ons middeleeuwse Brugge waren dat commerciële hoogdagen, neringdoeners kwamen van heinde en verre en ook jongleurs en kunstenmakers maakten ’t schoon weer.
De ambachtslui, de lakenverkopers, pottenbakkers en andere makers zijn van lang vervlogen tijden. Maar de jongleurs en fratsenverkopers, die komen nog altijd. Alleen niet meer met goocheltrucjes of dansende beren, wel met botsauto’s en zwaartekracht tartende torenmachines. Onze jaarmarkt van weleer werd kermis.

Mijn Hollands gezelschap en ik vatten onze verkenning aan doorheen de ‘Gouden Driehoek’. Je weet wel, langs Begijnhof en Dijver en, jawel, de inmiddels stampvolle Rozenhoedkaai.
Zo’n belangstellend groepje op sleeptouw mogen nemen, dat garandeert de gids een aangename middag. Ze willen het fijne weten over de Madonna van Michelangelo, over Gezelle en het borstbeeld van Juan Vives.

Hun verbazing in de Katelijnestraat om het aanbod in sommige etalages! Geef ze maar een keer ongelijk. Brugse souvenirs alom. Ja, maar ook Manneken Pis, een stuk of tien in alle denkbare kleuren. Een tricolore sjerp, gewikkeld om een kanariegeel Atomium. Een rij figuurtjes uit Star Wars, zowaar. ‘Dit lijkt wel een spellenkraam, altijd prijs, die kermis van jullie loopt gewoon door tot in deze winkelstraat!’, grapt er eentje.

Brugge, een toeristenval, zot van commerciële glorie? Geld moet rollen, zeggen ze. Hoe kader je dat, als brave stadsgids? Maar dan bedenkt die gids een naar zijn bescheiden mening schoon alternatief, een genietbaar tegengewicht.
Waarde vrienden Nederlanders, ziehier een aanbod.
Jullie kwamen daarnet met de fiets hierheen vanop de camping in Sint-Kruis waar jullie caravans staan? En jullie blijven nog een dagje? Welaan dan, een voorstel voor morgen, zondag. Een ochtendlijk voorstel.
Sta op bij het krieken van de dag. Wees paraat om pakweg zeven uur. En kom naar Brugge. Fiets langs straten, pleinen, langs de Markt, de Burg, de Rozenhoedkaai, verdwaal in een slaapstad. Een stiltestad die onlangs zelfs mij kon verrassen.
Ze vinden het idee, zoals je dat van Hollanders verwacht, hartstikke leuk. Maar of de volgende ochtend hun wekker rinkelt, daar op die camping aan de Veltemweg? Aan de andere kant van de stad, in Sint-Andries, wordt deze jongen er alvast niet door gewekt.
Alweer ’n mooi stukje.
Inderdaad, Brugge ’s nuchtens vroeg, is door niets te evenaren en met niets te vergelijken.
Schrijf er niet té veel over, want ’t zou kunnen gedaan zijn, als heel de camping van de Veltemweg naar onze ontwakende stad komt zien!
Hou het vast en laat er ons verder van genieten,
net zoals van jouw stukjes tekst.
Groeten,
DENIS
Je ochtendlijke zondagtocht doorheen het verlaten Brugge ervaar ik jaarlijks op 15 augustus, nu al 44 jaar lang.
Wanneer ik ’s morgens vroeg van Sint-Kruis naar de Smedenpoort fiets – nu door de gedwongen verhuis van de Bond naar het vervangende St-Jozefinstituut – om er als stadsheraut deel te nemen aan de Brugse Belofte.
Heerlijk, die rustige sfeer, met hier en daar een verdwaalde persoon op zoek naar zijn broodje of croissant.
Sterk confronterend met het gejaagde gedoe later op de dag met al het gedrum op de Brug, de Markt en de omliggende straten.
Zeker nu het ’s morgens vroeg licht is, ervaar ik wekelijks om zeven uur de rust van de Burg.
Een stadhuis met een plein zonder volk: schitterend!
Prachtig stukje, Pol!
Mooi.
Inderdaad, in de vroege ochtend is de stad nog even van ons..