Elf november … de jongen en de oorlog

Straks, elf november, gedenken wij het einde van vier jaar zinloze gruwel.
Geen Brugse vertelling, deze week.

Maar het verhaal dat wij met u willen delen, het verhaal van Willem Baute, is dat van heel veel jongens van zijn generatie, ook hier in Brugge.

Zes jaar geleden, een tentoonstelling herinnert Brugge aan
de oorlogstijden van 1914-1918 …

Kleit, juli 1914
De toekomst komt per velo. Althans in het dorp waar Willem met zijn broers en zussen opgroeit. Ja, een paar automobielen zijn er ook, verderop in Maldegem. De burgemeester, die op ’t kasteel woont, heeft er een en de notaris. En sinds kort ook meneer doktoor.
Maar bij hen thuis in Kleit ga je te voet. Of op zondag met paard en sjees naar de hoogmis. Al heeft Willem’s broer Cyriel een paar jolige vrienden die zich een velo aanschaften, onlangs. Het is me wat, je rijdt op zondagnamiddag naar de kermis van wel twee dorpen verderop en je komt toch nog op een christelijk uur weer thuis. Willem en Cyriel hebben geen velo, met een gezin van twaalf hebben vader en moeder wel andere dingen om geld aan uit te geven.

Willem is een brave jongen, geen losbol. Dus wie weet, later, als hij een paar jaar centen spaart, kan hij zich ook zo’n tweewieler permitteren. Ze maken nu velo’s met achterop een plankje waarop je kan zitten om mee te rijden. Clementientje, de dochter van twee hofsteden verderop, zou die dat durven? En zou hij het haar durven vragen?

Maar op een zonnige zomermorgen komt de garde het hof opgereden. Op zijn velo, ja. Hij heeft een brief van de burgemeester bij waarin staat dat Willem en Cyriel naar ’t leger moeten. ’t Gaat oorlog worden, vreest de garde. Op aanraden van meneer pastoor gaan de jongens eerst nog biechten, ge weet nooit. Willem biecht een paar kleine onnozelheden. Wat hij droomt van Clementine, daarover zwijgt hij.
Vader zwijgt ook, als zijn jongens een paar dagen later weggaan, maar hij vloekt in zichzelf. Moeder en Willem’s lievelingszus Celina wenen stillekes. De broers, te voet op weg naar ’t station van Maldegem, passeren aan Clementientje’s woonst maar het meisje laat zich niet zien.

Diksmuide, dinsdag 4 december 1917
Het ziet ernaar uit dat het een koude, stille dag wordt, daar in de loopgraven aan de IJzer. Koude dagen hebben ze al gehad, de voorbije weken. Een stille is een keer welkom. Hoewel, wat heet welkom. Verveling, kilte, modder, ratten. In de verte, wat schoten af en toe. Willem heeft het gehad met die oorlog. Net als zijn lotgenoten, ze zijn het allemaal zat. Spuugzat, en dat spugen mag je behoorlijk letterlijk nemen. Hebben te veel gezien, te veel makkers met open wonden, kermend van de pijn tot het over is, voor goed. En zelf schieten, soms. Misschien schoot Willem al een paar keer raak, zeker weet hij het niet.
Wat hij wel weet is van zijn broer. Dat hij dood is. Al meer dan een jaar is ’t geleden maar ’t lijkt nog van gisteren dat ze het hem kwamen zeggen. “Mort au champ d’honneur!” had de adjudant gezegd. “Gesneuveld”, wilde een kameraad voor hem vertalen, maar Willem wist wat het wil zeggen. Dood, wil het zeggen, vermoord. Champ d’honneur of gesneuveld, mijn voeten! Cyriel was een jaar ouder dan hijzelf. Een jaar minder jong.
Willem denkt elke dag aan zijn broer. Aan zijn broer en aan pa en ma. Aan Celina en de anderen. Zou Clementientje nog aan hem denken? En dan, ineens, een obus. Een streep, dwars over de staalblauwe middaghemel. Een knal, onthutsend dichtbij dit keer. Helse hoofdpijn, heel even. En dan niets meer.
In een loopgracht bij Diksmuide buigen jonge mannen zich over hun strijdmakker. Het is voorbij.

Oeren, augustus 2021
Oeren is een vlekje, een eind onder Veurne. Tussen een handvol boerderijen zet een gedrongen kerkje zich schrap in de poldergrond. In ‘De Leute’, het enige maar gekende café, hielden we eerder al een paar keer halt, maar ‘t is gesloten vandaag. In het kerkje loopt een tentoonstelling, droef ogende sculpturen. Op het kerkhof, een schort groot, is één van de oorlogsgraven dat van Willem, mijn grootoom. ‘Willem Baute‘ staat erop, een geboortedatum, een sterfdag, 14 december 1917. Net drieëntwintig geworden.
De jongeman die hij was en bleef, blijft hier voor goed. In een boerendorp, klein genoeg om hem aan zijn thuis te herinneren. Al zou hij veel liever naar daar terugkeren. Met de velo, stel je voor. Terug naar Kleit. Waar Clementientje op hem wacht, ongetwijfeld.

Een geboorteakte, een oorlogsgraf, een gedachteniskaartje. ‘Willem Baute’ staat erop …
This entry was posted in Het Brugge van toen, Over oorlog. Bookmark the permalink.

10 Responses to Elf november … de jongen en de oorlog

  1. Piet Himpens says:

    Als ik straks in Oeren met de fiets passeer in de fietstocht die broer Hendrik organiseert zal ik toch eens gaan zien naar Willem. Niet naar Willem Vermandere die vaak in de kerk exposeert maar naar Willem Baute. Aangrijpend verhaal. Mooi.

    • Pol Martens says:

      Piet, dat stel ik uiteraard heel erg op prijs. ’t Moeten nogal tijden geweest zijn, hé. Dat Vermandere soms in de kerk van Oeren tentoonstelt mag mij niet verbazen. ’t Hoeft niet altijd in het kerkje van zijn eigen Steenkerke te zijn, tenslotte … Even meegeven: het kerkhofboekje dat je vindt bij de toegang tot het kerkhof geeft geen correcte info omtrent de ligging van het graf van Willem.
      Maar het kerkhof is best wel klein, met even de rijen af te gaan je vindt het ongetwijfeld. En vlakbij ga je in De Leute ongetwijfeld eentje heffen op het zielenheil van mijn grootoom en zijn broer … Die ligt begraven in Hoogstade.

      • Martine Baute says:

        Pol, het is inderdaad een mooi verhaal en een verklaring waarom mijn grootvader, overleden op een leeftijd van 91 jaar, ieder jaar richting Hoogstade ging, waar zijn broers Willem en Cyriel begraven liggen, te bezoeken.
        Martine

  2. Ulrike says:

    Aangrijpend en diepwoelend. Zovele tienduizenden met een zowat gelijklopend verhaal als die van Willem.

    • Dries Simoens says:

      Inderdaad, om stil van te worden. Of om te luisteren naar Willem Vermandere, over de Westhoek:
      “Ja, ’t is den oorlog da je hier vindt, en ’t graf van duizend soldaten, altijd iemands vader, altijd iemands kind, nu doodstille en gode verlaten”.

  3. Johny RECOUR says:

    Mijn familie is afkomstig van De Panne en kende, zoals zovele families die betrokken waren bij WO1, onder meer een familielid dat “shell shocked” terugkeerde. Jong gehuwd werd hij “zot” verklaard, overleed in 1925. De Panne heeft zijn militair kerkhof met meer dan 3.700 Belgische gesneuvelden. Het zijn niet alleen Limeys, Aussies, Kiwis, Canacks en nog zoveel meer die moeten herdacht worden.

  4. Ann Broeckaert says:

    Heel aandoenlijk, Pol. Het raakt mij, vooral omdat ik soortgelijke herinneringen i.v.m. wereldoorlog 1 en 2 in de getuigschriften van mijn vader heb ontdekt. Ik heb die opgenomen in mijn achtste roman “De dingen die voorbijgaan”. Lancering is uitgesteld wegens corona.

  5. Michiels Dirk says:

    Inderdaad een heel aangrijpend verhaal. En er zijn er zoveel, niet alleen van WOI.
    Hoeveel verhalen zouden er niet zijn van de oorlogen in Japan, Korea, Servië, Kosovo en noem maar op. Om de concentratiekampen van WOII en de verhalen van die oorlog niet te vergeten.
    Het is goed, Paul, dat je door deze blog daar nog eens de aandacht op vestigt en de vinger op de wonde legt zodat zeker de jonge en toekomstige generaties zich het volgende blijven herinneren: oorlog is onmenselijk, wreed, mensonterend, misdadig, dom en totaal overbodig. Het is het spel van (politieke én economische) machtshebbers om hun (politieke én economische) macht te verstevigen/handhaven. Laten we daar nooit aan meedoen en ijveren voor een lieve vrede.

  6. Dries Simoens says:

    Het officiele dodental van WO I bedraagt 9 miljoen gesneuvelde soldaten + 1 miljoen burgerslachtoffers.
    De meeste historici zijn het erover eens, dat het vredesverdrag van Versailles de Duitsers te zware herstellasten oplegden, wat leidde tot WO II. De Franse generaal Foch zag in dat verdrag geen vrede maar een wapenstilstand voor de duur van 20 jaar.
    Verder moet ook rekening houden met de doden ten gevolgde van de Spaanse griep, die zich manifesteerde in 1918. Deze pandemie had niets te maken met Spanje: de Spaanse media waren wel de eerste die berichtten over een griepgolf waaraan vele personen stierven. In feite lag de oorzaak bij de Amerikaanse troepen die naar Europa waren gezonden. De Amerikanen besmetten ook andere legerkorpsen: Britten, Fransen en ten slotte ook Duitsers. Na de oorlog werden overal feestelijke parades gehouden, waardoor het virus zich ging verspreiden onder burgers, ook al omdat de weerstand van veel personen door de oorlogsomstandigheden was ondermijnd. Hoeveel personen stierven aan de Spaanse griep, is niet geweten: conservatieve schattingen houden het bij 20 miljoen doden, hogere schattingen gewagen van 100 miljoen.
    Als men dus aanneemt dat er zonder WO I geen WO II zou zijn geweest, en ook geen Spaanse griep, dan komt men tot (honderden ?) miljoenen doden. “Altijd iemands vader, altijd iemands kind”.
    Mijn eigen grootvader heeft als oorlogsvrijwilliger 4 jaar in de loopgrachten gevochten: men had hem, toen hij zich kwam aanmelden, gezegd dat de oorlog reeds met Kerstmis 1914 zou zijn beeindigd. Het was begonnen als de zoveelste Frans – Duitse oorlog.

    • Dries Simoens says:

      De Franse generaal Foch had (ook letterlijk) gelijk, toen hij zei dat het Verdrag van Versailles geen vrede betekende maar een “wapenstilstand voor de duur van 20 jaar”. Precies 20 jaar na dat verdrag (1918 + 20 = 1938) annexeerde Hitler Oostenrijk en het Sudetenland. Anders dan Hitler verwachtte kwam er geen reactie van de West-Europese soevereine staten, integendeel: de Britse premier Chamberlain maakte zich sterk dat hij op de valreep met Hitler een vredesverdrag had gesloten.

Een reactie achterlaten op Martine Baute Reactie annuleren

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *