‘Brugge gidsen voor beginners’, hoofdstuk elfendertig:
‘De ene cruise is de andere niet’.
’t Is me wat met die cruisetoeristen, tegenwoordig. Nog even en stadsgidsen durven niet langer met opgestoken bordje met het nummer zes of elf erop door de Katelijnestraat passeren. Omdat geen van hen in de goot wil belanden door de venijnige tussenkomst van tweewielende stadsgenoten. Ik zeg u, in dat spijtige geval verdient de fietsende onverlaat enige bijsturing om tot inkeer te komen. Laat deze vertelling daar een poging toe wezen. Een poging ook, om de kritische Bruggeling wat nuance aan te reiken.
Het is het verhaal van deze jongen, een erkende, op een kwarteeuw ervaring terugblikkende stadsgids. Dat wil zeggen dat hij één en ander, maar bijlange niet alles, weet over zijn stad. En dat het hem doorgaans vlotjes lukt om die kennis aan de man en vrouw te brengen. Naast wat centen – waarom zou dat onvermeld blijven? – houdt hij aan zo’n rondleiding vooral voldoening over. Zoals vorige week, met die groep van een riviercruise.
Klopt het, wat hierboven staat, dat de ene cruise de andere niet is? Wel, sinds een paar seizoenen laat ik de kans om cruisevaarders vanuit Zeebrugge met de bus naar de stad te vergezellen aan collega-gidsen. Soms nopen omstandigheden een mens tot keuzes.
Maar de bezoekers die ik enkele dagen geleden begeleidde van aan de busparking bij ’t Minnewaterpark waren dus op toer met een riviercruise. En zo’n bezoek krijgt doorgaans een andere invulling dan het haastige van veel dagjestoeristen. De rivierboten varen op de kanalen en rivieren van de Lage Landen en doen daarbij de geijkte bestemmingen aan. U kan ze raden, Amsterdam, Utrecht, de tulpenvelden en de molens bij Kinderdijk. Waarna wordt aangelegd in Antwerpen en Gent. En van daaruit is ‘t met de bus maar een boogscheut naar Brugge en voor dat bezoek wordt redelijk wat tijd uitgetrokken.
Als beslagen gids zoek je vooraf online één en ander over de reis die je gasten ondernemen. Kan van pas komen. En kijk, wat lees je op de site van de toeroperator omtrent ‘day five’ van de excursie?
‘Today we will have a full day excursion to the fantastic village of Bruges.’
Het fantastische dorp Brugge, is dat niet enig? Veel schoner wordt het niet, toch?
Al meteen bij het begin van de wandeling ontwaar ik bij mijn gezelschap oprechte belangstelling omtrent geschiedenis en cultuur. Van het begijnhof willen ze het fijne weten en over de restauratie van de godshuizen in de Nieuwe Gentweg. En in de Onze-Lieve-Vrouwekerk roepen de praalgraven en de Madonna van Michelangelo bewondering èn vragen op. Da’s geestig gidsen.
Vriendelijke lui, trouwens, en na enige tijd trekt één dame op leeftijd mijn aandacht. Ze houdt zich wat afzijdig maar is des te meer in de weer met het nemen van foto’s en dat doet ze niet met een nieuwerwetse smartphone. Ik ken weinig van fotografie maar ‘k vraag mij af wie de oudste is, de gedreven fotografe of haar imposante, analoge camera. Ze neemt zich onmiskenbaar voor om een schone reportage te maken.
Mijn opdracht zit erop wanneer ik mijn gasten tot bij een aanlegsteiger van de bootjes breng. Ik trakteer mezelf nog een koffie op het terras van de Hollandse Vismijn en wandel terug naar mijn fiets, maar bij het standbeeld van Gezelle wordt ik aangeklampt door mijn fotografe van daarnet. Ze bevestigt wat ik tijdens de rondleiding al kon vermoeden. Haar teleurstelling omdat de zotte drukte bij de Rozenhoedkaai haar verhindert, een rustig opgebouwde foto te nemen. En bij het Bonifaciusbrugje is ’t ook van dat.
Tja, mevrouw, ’t is soms gezellig druk in het dorp Brugge.
Of ik haar als ‘local’ misschien nog bij een verborgen plekje brengen kan dat een verrassende foto oplevert? Even nadenken. Ja, natuurlijk wel. Komt u mee, mevrouw, ’t is hier vlakbij.
Aan de Onze-Lieve-Vrouwekerk, bij het Sint-Janshospitaal, leidt de overwelfde doorsteek ons naar de achterzijde van het middeleeuwse gebouw.
In de rust van die hoek, niet verder dan een gevel van het straatrumoer vandaan, wacht ons naar mijn sobere mening iets van amper opgemerkte schoonheid. Het dakenspel van de oude apotheek en zijn buren.
Het kleurenpalet dat zich daar ontvouwt in een polyfonie van bakstenen, dakpannen, hellende daken, het speelse zadeldak van een torentje tegenover de aanzet van de struise kerktoren. Niet mis, hé, voor een dorp?
Mijn fotovriendin is in de wolken, haar reportage is een onverhoopt sterke foto rijker. Op de terugweg waait mij een aangename gedachte tegemoet …
‘Brugge fotograferen voor beginners’, hoofdstuk elfendertig:
‘Op vergeten plekken neem je onvergetelijke fotos’.
Gidsen kan inderdaad soms verrijkend zijn, Pol, maar die drukte in het dorp toch…
Groeten en doe verder met je leuke verhalen,
Christian
Het is verfrissend om een positieve visie over toeristen te lezen. Er wordt al te vaak neerbuigend over hen gedaan. Een probleem zijn wel sommige fietsers die aan onverantwoorde snelheid tussen de voetgangers rijden. Er zijn nu eenmaal enkele stukken straat waar toeristen en Bruggelingen zich concentreren : Breidelstraat, Blinde Ezelstraat en Mariastraat. Een bordje “Fietsers afstappen” zou daar meteen het probleem verhelpen.
Ik ben zelf een gezapige fietser en pas mij aan op drukke momenten, en ik kan me zeer ergeren aan fietsers die met verbeten blik en hard bellend door de Wollestraat en de Katelijnestraat vlammen. Ik erger me eerlijk gezegd in de binnenstad heel dikwijls meer aan fietsers dan aan toeristen. Laat de mensen toch genieten van hun bezoek.
Die verrassende plek aan het oude St. Jan heb ik ook zeer vaak met bewondering bekeken.
En … wegens het te drukke toerisme bezoek ik nog zeer weinig dat drukke ‘dorpje’!
Misschien is Sint-Gillis, waar ik geboren werd en opgroeide, nog steeds ‘een dorp in de stad’ gebleven, samen met Sint-Anna … Destijds kende ’t Zilletje nog als laatste een ‘wijkburgemeester’. Deze werkte bijvoorbeeld samen met de parochiepriester om de grootste noden te lenigen, toen twaalf gezinnen door een brand in de Raamstraat plots dakloos werden …
Dat is ondertussen van in 1990 geleden.
Ze hebben veel met mekaar van doen, Dries, de stille wijken in onze binnenstad en de keuze die Brugge maakt om de toeristenstroom binnen zijn ‘gouden driehoek’ te houden.
Dat je in die toeristenbuurt soms moeizaam vooruit komt met de fiets is de prijs die we daarvoor betalen.
Waarom legt men voetpaden aan als men ze toch niet gebruikt…?
Misschien een “fietsstrook” aanleggen…tgv gemeenteraadsverkiezingen?
in de binnenstad verdwijnen de voetpaden, terecht.
Er zijn nu eenmaal straten waar de Bruggelingen weggedrumd worden door de massa’s bezoekers en ik zie er ook geen echte oplossing voor. De agressiviteit van fietsers is de voorbije jaren duidelijk toegenomen (dat merk ik ook bij mezelf), maar niet alleen tegenover voetgangers maar ook tussen de gewone fietsers en de elektrische (bak)fietsers.
Maar toch: hier en daar zijn oplossingen mogelijk die de druk een klein beetje zouden verminderen.
Ik denk aan de vroegere verbindingsweg tussen Sint-Jan en Minnewaterkliniek. In combinatie met de verkommerde parking van Oud Sint-Jan zou dat een alternatief kunnen vormen. Bij de heraanleg van het Minnewaterpark had men het hellende brugje aan de ingang kunnen vervangen door een comfortabele toegang; in combinatie met een breed wandelpad (met harde ondergrond, geen dolomiet!). Had men een bijkomende verbinding naar het Begijnhof kunnen realiseren, iets waar fietsers die over het smalle Minnewaterbrugje willen blij zouden mee zijn.
De enige ingreep van het stadsbestuur die ik mij kan herinneren is het voorstel – straks verplichting, in navolging van het openbaar vervoer? – om de fietsers flinke omwegen te laten maken.