Er zijn van die dingen die zich moeilijk laten meten. Tijd kan je meten en hoe ver iets is of hoe dichtbij, hoe warm of koud. Maar hoe fijn is vriendschap en hoe hard schaterlachen? En hoe zit dat met glunderen?
Zoals die keer, een voorjaarsmiddag in Brugge.
Gezwind ment het meisje haar paard langs de terrassen op de Markt, haar eerste koetstocht van de dag zit erop. Wie van de toeristen in haar koets glundert het meest, wij twee of de drie kleuters? Vast staat, na dit rondje ‘toerist in eigen stad’ kan voor het jonge volkje de dag nog amper stuk.

Zo’n etmaal met drie kleine koters in je kielzog, dat hoef je niet vooraf te plannen. Ha neen? Dan ken je ze niet, grote zus die na de vakantie leert lezen en schrijven en haar broertje en zusje, de tweeling van vier. Ze mogen op stap met mama’s lievelingstante en haar wederhelft en dan verwachten ze verrassingen! Een maatstaf waar we niet onderuit kunnen. Al kijken ook wij uit naar zo’n belevingsdag, daar is geen twijfel over.
Twijfelen deden we wel over het dagprogramma. Of het wel een goed opzet was om de drie musketiers mee te nemen op zo’n tochtje door de stad. De zeventig euro die je neertelt voor een half uurtje koetsplezier mag een aardige som heten, maar er was vooral de vraag of ze het avontuur ook zouden ervaren … als een avontuur.

Ja, dus. Jozefien, de jongedame, en haar paard Zeno die ons meetronen langs de platgetreden paden van de binnenstad, bezorgen de gastjes een hoogdagje. Alleen bij de tussenstop aan het begijnhof is er even een schrikmoment. Zij aan zij staan ze verbaasd toe te kijken wanneer het statige beest op zijn gemakjes een emmer leegdrinkt. En zijn ontbijt in gulzigheid nuttigt. Ben je klein en sta je vlakbij, oogt zo’n paardenhoofd reuzegroot. Maar ineens en onverwacht zwiert dat hoofd met een forse ruk omhoog en verandert bewondering plotsklaps in verschrikt terugdeinzen.

Het blijven toch nobele creaturen, hé, die paarden. Dat ook ‘grote’ mensen naar hen opkijken ligt niet enkel aan hun hoge, ranke gestalte. Het heeft, in mensentermen uitgedrukt, ook met lichaamstaal van doen. Er is de vorstelijke allure waarmee paarden zich voortbewegen en hoe die gratie afstraalt op wie vergezeld is van zo’n glimmende schoonheid.
Tot de komst van de auto, begin vorige eeuw, verplaatste de gegoede klasse zich dan ook bij voorkeur in een koets, liefst met koetsier in eigen dienst.
Zoals nog verder in ’t verleden de koene ridder met het nodige dedain neerkeek op het plebs dat zich haastte om niet vertrappeld te worden door het ros van de pretentieuze ruiter.
Weet je waar je deze zomer een glimp opvangt van die middeleeuwse ambiance? In ’t stadsarchief loopt een tentoonstelling over het ‘Groot Tornooi’. ’t Is een kleine expositie maar ze handelt over een groots middeleeuws spektakel dat een halve eeuw geleden onze stad wekenlang in de ban hield. Even dacht ik eraan om met ons jonge gezelschap daarlangs te gaan, maar mijn wederhelft verklaarde mij niet goed wijs. Soms, heel soms, heeft ze het bij het rechte eind.
Want wat in het archief te zien is omtrent die zomer van toen is veeleer voorbehouden voor wie verdrinken wil in nostalgie. Voor lieden op leeftijd, kortom. Zodoende keerde ondergetekende op zijn eentje, en niet met een stel kleuters achter zich aan, vijftig jaar terug in de tijd. In 1974 zette regisseur Toni Willems zijn toen nog jonge schouders onder een ongezien Brugs project. Hoewel, ongezien … Een kleine zeventig jaar eerder, in 1907, kende deze stad al een keer een historische evocatie van een middeleeuws tornooi. Dat was met de opening van de gloednieuwe haven van Zeebrugge.
Maar ditmaal liet Brugge zich betrappen op zo mogelijk nóg ambitieuzer glorie.

Dit keer vertelde het spektakel over een tornooi met alles erop en eraan, zoals het doorging op het einde van de jaren dertienhonderd. Spraakmakend zou het worden! Avond na avond zouden voor de ogen van vele honderden toeschouwers, in het zand van een deels van zijn kasseien bevrijdde Markt, niet alleen Brugse ruiterverenigingen, schuttersgilden en toneelgroepen present tekenen. Maar de absolute helden waren een stel Britse stuntmannen die het gewaagde paardenwerk voor hun rekening namen.
Op de expositie wandel je langs panelen, overladen met foto’s en documenten en je beseft dat onze stad zoiets voorheen of achteraf nooit meer meemaakte. Een korrelig filmpje neemt je helemaal mee, terug naar die jaren zeventig.
En kijk, in deze vitrine vind je zowaar iets over de zwart-wit feuilletons die je zag op de televisie van je kinderjaren. Je leert dat de stoere mannen die in die series instonden voor het stuntwerk dezelfde waren die later het Brugge van de jaren zeventig op stelten zetten met dat tornooi!
In je kindertijd was ‘Ivanhoe’ een epische reeks televisieverhalen voor schooljongens die droomden van heldhaftige belevenissen. Dat in een hoekje van de filmset de onversaagde ridder gezapig van zijn thee nipte, terwijl anonieme stuntmannen het serieuze, risicovolle paardenwerk van hem overnamen, dat hoorde je toen niet te weten.
Thuisgekomen, vertel je over het ‘Groot Tornooi’ dat in Brugge doorging, lang geleden. En over Ivanhoe, de ridder die je zelf wou worden. Die vechters en hun onverschrokken paarden, die maakten wat mee! Je jonkvrouwe kijkt niet eens op, ze is niet zo van zwaarden en helden. Maar wat je vertelt herinnert haar, zegt ze, aan dat open weekend, vorige zomer, in Ons Erf. Weet je nog, die paarden daar?

Ja, je weet het nog. Midden het lommer tussen Sint-Michiels en Loppem was je als buitenstaander welkom in Ons Erf, we benoemen die plek nog altijd makkelijk met haar oorspronkelijke naam, het ‘Pido’. Ze doen daar aan hippotherapie. Mensen met bijzondere zorgvragen maken er kennis met paarden. De waarde van wat ze daar meemaken, hier komt ie weer, is moeilijk meetbaar.
Die zondag was in heel het Pido – pardon, Ons Erf – in geen velden of wegen een Ivanhoe te bespeuren. Beetje jammer eigenlijk, maar dat vindt alleen deze jongen na zijn bezoek aan de expositie in ’t stadsarchief. Al is hem van Ons Erf één beklijvend beeld bijgebleven. Dat van de jongeman die, aarzelend maar raak, vanop de rug van een paard een kleurige ring over een even fleurig paaltje laat vallen.
De ruiter op zijn ros glundert. Zijn begeleider glundert. Wie het meest?
Meer over hippotherapie in Ons Erf verneemt u hier: https://www.uniek.org/nl/hippotherapie
Je bent niet van Brugge als je niet eens met een koets hebt rondgereden of met een bootje rondgevaren in je eigen stad.
Je kan over je stad en over de eventuele problemen maar met kennis van zaken meespreken als je je ook eens als toerist in eigen stad hebt gedragen. Daar is niets mis mee.
En als je dat dan ook met je (klein)kinderen doet, dan heb je daar dubbel plezier van.
Het tornooi van 1974 heb ik niet gemist, maar geef mij maar liever de Gouden Boomstoet of de Processie van Blindekens. Dat is echt Brugs, het tornooi was een geïmporteerd Engels spektakel. Wel mooi dat het Stadsarchief daaraan herinnert en ons terug voert naar dit – politiek geïnspireerd – historisch verleden.
Dirk, ook voor mij liever echt-Brugse evenementen, en aan jouw lijstje zou ik zeker het Heilig Bloedspel toevoegen … de twee eerste opvoeringen kregen eerst geen vervolgstuk door de WO II, en daarna werden de opvoeringen om de vijf jaar hernomen. De – voorlopig – laatste opvoering was dus in 1962, toen de Halletoren in de steigers ging. Wie neemt de draad weer op?
In elk geval zou de organisatie minder omslachtig zijn dan het Groot Tornooi uit 1974, dat noopte tot een omwoeling van de Markt tot een grote zandbak en tot een resem verkeersomleidingen, dat meer een spektakel was van en voor stuntmannen, dat zeer kostelijk is uitgevallen met hoge toegangsprijzen tot gevolg – zodat velen het steekspel liever bekeken vanuit de ramen van horecazaken – en dat slechts een succes werd, zowel toeristisch als budgettair, doordat het een week lang zomerde.
Je bent wel bijzonder kritisch omtrent het tornooi, Dries.
Ook het Heilig Bloedspel zorgde in die jaren keer op keer voor een niet te onderschatten financiële kater.
Trouwens, dat men bij de laatste editie van het Heilig Bloedspel, in 1962, opteerde voor een ingekorte versie van het scenario laat vermoeden dat het publiek stilaan genoeg had van het trage, ellenlange van zo’n project. Las je ooit dat scenario? Dan raad ik je dat aan voor het slapengaan, slaapverwekkend is het alvast.
Dat de belangstelling voor het tornooi alleen te danken was aan het zomerse weer, lijkt mij helemaal naast de kwestie. Dat kan je aanhalen voor zowat elk buiten-initiatief, toch?
Ik was zeven toen ik in 1957 de “volksvertoning speciaal voor de Bruggelingen” bijwoonde aan de prijs van twee frank.
Het was een licht- en klankspel waar de Halletoren centraal stond alsook de typisch religieuze thematiek van het Heilig Bloed, en waarbij ook de figuranten stadsgenoten waren, alles zo Brugs mogelijk.
Wat het kostenplaatje betreft nog dit … met het oog op de vooroorlogse opvoeringen had onze stad subsidies ontvangen, die overbodig bleken te zijn en werden besteed aan de decoratie van de inkom van het station door René De Pauw.
Wie herinnert zich nog het klank en lichtspel op de binnenkoer van Gruuthuuse ?
Een “Nacht op de Kale Berg” van Moesorgski. Kleinschalig destijds maar wellicht
voorloper.