De mensheid kan je, neem dat van mij aan, onderverdelen in twee groepen. Er zijn diegenen die mensen nooit onderverdelen in groepen en er zijn er die dat wel doen. Dat ik mij zelf nooit aan dat soort gemakzucht zou bezondigen, daar hoef ik de lezer niet van te overtuigen. Toch?
Hoe gaan ze te werk, die groependelers? Neem nu de spraakmakende tentoonstelling die momenteel loopt in de Sint-Pietersabdij in Gent. Op die expositie, ‘Judith, een Karolingische prinses in Gent?’, verneem je dat een archeologische zoektocht op het plein voor de abdij heel wat stoffelijke resten aan het licht bracht van mensen die er lang geleden werden begraven. En omtrent één daarvan rijst de vraag of het niet Judith kan wezen, de echtgenote van Boudewijn, eerste graaf van Vlaanderen.
Echt uitsluitsel is er evenwel niet. Nog niet. In de abdij worden allerlei argumenten, ook materiële, aangedragen maar conclusies laat de tentoonstelling over aan de toeschouwer. Voorwaar een eerbaar uitgangspunt.
De mensenverdeler komt in de verleiding om de bezoekers, afgaande op hun reacties, te gaan onderverdelen in … twee groepen. De ene groep zijn de goedgelovigen, het is onze middeleeuwse gravin! De andere groep zijn de sceptici, ze fronzen de wenkbrauwen.
Maar wie vanuit Brugge de trein neemt om de expositie te zien, kan op de terugweg zijn tijd benutten met het overpeinzen van een heel andere vraag. Ze vertellen daar in Gent veel boeiends over Judith en haar hoofse, maar voor de rest behoorlijk barbaarse leefwereld. Barbaars? Wel, Judith is de dochter van Karel de Kale, koning van het West-Frankische rijk, met veel goede wil is dat min of meer het Frankrijk in ons dagen. ’t Zal je maar overkomen, door je pa op je twaalfde uitgehuwelijkt worden aan een Engelse koning op leeftijd. En als die er kort daarna het koninklijke bijltje bij neerlegt, doen ze je trouwen met zijn zoon. Barbaars?
Doch niet getreurd, of toch niet voor altijd, op een dag is er de ommekeer in Judith’s leven. Want ook die troonopvolger gaat algauw het hoekje om en zij keert terug naar haar vader. Die haar in een klooster parkeert in afwachting van een volgend strategisch huwelijksplan.
Komt in beeld, ene Boudewijn, een weliswaar eerbaar ridderfiguur maar Judiths ouwe legt de lat hoger, véél hoger. Niet getreurd, meent Boudewijn en naar men zegt ook Judith. Ze gaan er stiekem samen vandoor, zwerven van hot naar her, gaan en passant langs bij de paus die hen gelijk geeft, en vestigen zich in Vlaanderen.
Want vadertje Karel kan weinig anders dan zijn schoonzoon-tegen-wil-en-dank aan een treffelijke stiel helpen. En dus promoveert hij Boudewijn tot eerste graaf in deze uithoek van het West-Frankische rijk.
Er zou hier weinig te beleven zijn, ware het niet dat elke zomer de Vikings vanuit Scandinavië langs onze kust passeren met hun snekken, die schepen met zo’n drakenkop als boegbeeld. Die Noormannen zijn dan wel onze eerste cruisetoeristen maar ze betalen niet voor de souvenirs die ze meenemen en dat hoort niet.
De jonge graaf bouwt om die reden versterkingen. Enfin, hij laat ze bouwen, zelf heeft hij zijn handen vol met graafje spelen. En spelen met Judith, ze maken een paar kinderen, wat de opvolging verzekert.
Passeer je vandaag over de Burg, dan wandel je eigenlijk door zo’n versterking van Boudewijn I waarrond stilaan een nederzetting zou groeien, Brugge. De graaf en zijn eega stichten ook kerken, dat staat altijd goed in adellijke middens. In Brugge is dat Sint-Donaas, dat veel later, op de funderingen na, de Franse revolutie niet overleeft.
Toch komt op de tentoonstelling in Gent onze stad amper ter sprake. Onwil? Ach neen, in de dagen van Judith is Brugge nog lang niet de wereldhaven die het later zou worden.
Maar is daar ook niet die historie met die beer? U kent het tot in den treure vertelde verhaal. Boudewijn waagt zich voor het eerst op verkenning in het Brugse en wordt belaagd door een immense beer. Die zaait hier al lang terreur maar wie slaagt erin hem uit te schakelen? Onze onverschrokken Bo, die er de bijnaam ‘met de IJzeren Arm’ aan overhoudt.
Maar laten we Judith ook een rol spelen in de vertelling! Haar stoere macho werpt zich natuurlijk alleen maar in de strijd tegen zo’n monster om haar te beschermen! Held redt jonge deerne, je ziet het zo voor je, een prentje in een album van de Rode Ridder.
Woonden Judith en Boudewijn ooit in Brugge? Op de Burg, zou het kunnen? We kunnen alvast één en ander benoemen dat naar hen verwijst. Het beertje van de Poortersloge, natuurlijk, dat ook samen met een leeuw het stadswapen vasthoudt in de gevel van de Civiele Griffie op de Burg. En in ’t Kemelstraatje baat die beer een café uit.
Maar ook Boudewijn en Judith zelf kregen in Brugge hun plek. De graaf als beeld in de stadhuisgevel. En in ’t Groot Seminarie aan de Potterierei vind je het koppel op één van de middeleeuwse panelen die ze daar bewaren.
En hoe zit dat met de affiche die ze in Gent aanmaakten voor hun tentoonstelling? Wel, de Judith die erop prijkt, hoort thuis in Brugge! Allez, ’t is te zeggen, het is een schilderijtje dat ze in bruikleen kregen van het Antwerpse KMSKA, maar dat is een voorstudie van de befaamde neogotische muurschildering in ons stadhuis! In de
gotische zaal ontwaar je daar het koppel hoog boven de hoofden van de raadsleden. Wie had het daar over de Rode Ridder? Met zijn wel heel krijgshaftige flair reduceert graaf Boudewijn de stripheld tot schooljongetje. Naast hem, Judith. Haar maak je niks wijs, ze denkt het hare van al die vechtlust. In haar handen houdt zij een maquette van de Sint-Donaaskerk. Een Gentse tentoonstelling, ja, maar een Brugse affiche!
Of Judith en Boudewijn thuis waren in Brugge? We ontwaren twee kampen. Sommigen zijn van goede wil en menen van wel. Anderen, minder meegaand, van niet.
Mensen opdelen in groepen, wij? We zouden niet durven!
De geschiedenis van Boudewijn en Judith, de gevaarlijke beer … ik kende het al. Maar ik vond het leuk het verhaal te lezen in je ludieke stijl!
Dag Pol,
inderdaad een heel interessante tentoonstelling.
Prachtig geschreven.
Die rivaliteit tussen Brugge en Gent blijft toch actueel. Denk ook maar aan de voetbalklassieker ‘De Slag om Vlaanderen’ …
Mooi artikel Pol. Een van de reden dat onze Boudewijn meer dan waarschijnlijk niet gedomicilieerd geweest is in Gent, is het feit dat hij de relieken van Sint-Donaas niet naar Gent maar naar Brugge – voorlopig naar Torhout – gebracht heeft.
Hij zou ook wel eens verbleven kunnen hebben in het kasteel van zijn vader Engelram in Harelbeke.
De geschiedenis van de Graven van Vlaanderen heeft mij altijd geboeid, zeker als je bedenkt dat één van onze graven de preceptor was van een toekomstige koning van Frankrijk.
Blijkbaar groeide het bij aanvang nietige graafschapje uit tot een wereldspeler in de toenmalige geopolitiek van West Europa.
Inderdaad een interessante tentoonstelling in Gent, Sint-Pietersabdij.
Enig minpunt … de minimale aandacht voor Brugge in hun Judith-verhaal
Spijtig, het had verbindend kunnen werken.
Mooi geschreven. ik ontdek de blog nu pas. Zal zeker blijven volgen.