“Memling zijn middeleeuwse leefwereld vind je terug in zijn schilderijen!”
“Ha, onze kunstkenner spreekt! Allez gast, da’s met een korrel zout, toch? Zijn eigen leefwereld? Weet je wat onze Hans bij mekaar borstelde? Dat verheven, hoofse wereldje waarmee zijn exquise klandizie zich graag vereenzelvigde!
De grootmeester kon overweg met verf en penseel, maar zijn panelen verpatsen aan de beau monde van die dagen, daar kwam ook de kunst van het vleien aan te pas, stel ik mij voor. De elite naar de mond praten, hoe Hans en zijn vakgenoten dat aan boord legden, lees je daar iets over in die vuistdikke boeken van jou?
Weet je nog, ‘t Is deze zomer dertig jaar geleden, die memorabele tentoonstelling over Memling hier bij ons. Ik wou alles weten over de grote schilder en schafte mij ook zo’n boekwerk aan. Het zat in een prestigieus foedraal, met op de kaft alleen ‘Hans Memling’ en de naam van de auteur, Dirk De Vos, als wilde het zeggen ‘Voilà, hier ben ik, hèt standaardwerk over de grootmeester!’ Ik doorploegde het tot de laatste bladzijde maar over hoe die schilders zich bekwaamden in vleierij om opdrachtgevers te behagen, ‘k herinner mij niet dat ik daar veel over vernam. Over Memling is nog lang niet alles uitgespit, wed ik.”
“Onze betreurde historicus Dirk De Vos schreef ècht de ultieme Memling-biografie,
mijn waarde! Kom nu nog met nieuwe gegevens over Hans Memling
voor de dag en je zal de kunstwereld verbazen!”
“’t Is al goed, ’t is al goed, ik ken mijn bescheiden plaats! Hier, ons eigen Brugge.
Weet je wat, we gaan op pad, op zoek naar een paar dingen die de ongetwijfeld brave meneer De Vos over ’t hoofd zag!”
“Maak je geen illusies,
veel verder dan het standbeeld van Memling komen we niet!”
“Wacht, we nemen de fiets, op naar Sint-Kruis!
“Pardon?”
“Wel, al is de kans klein dat Hans Memling hier ooit zelf zijn tenten opsloeg, toch vindt kampeervolk dat Brugge bezoekt al van in de jaren vijftig de weg naar de Veltemweg, naar camping Memling. En gij nu!”
“Ha ja, als je de geschiedenis
zo breed interpreteert!”
“Da’s nog maar een begin! We fietsen door de Kruispoort terug ’t stad in en passeren in de Hoogstraat voorbij Charlie Rockets, het jeugdhotel. En weer toegegeven, ook ‘zijn’ bioscoop heeft Hans Memling niet meegemaakt, maar in onze jonge jaren – in de binnenstad kon je nog kiezen uit een handvol filmzalen – kwamen wij hier film kijken in Cinema Memlinc. Tot ze dik twintig jaar geleden de laatste prent vertoonden en het gebouw werd verkocht.”
“Nu gaan we langs het Sint-Janshospitaal,
mag ik hopen, toch één van Memling’s belangrijkste opdrachtgevers?”
“Je doet mij denken aan die historie over hoe onze Hans in het hospitaal belandde. Na één van die veldslagen van zijn tijd klopte een op de dool geraakte, gewonde soldaat hier aan bij de zusters. In ’t Sint-Jan brachten ze hem er helemaal bovenop en uit dankbaarheid borstelde soldaat Memling een paar meesterwerken bij mekaar. Het Ursulaschrijn en het beroemde drieluik en nog een handvol.
Schoon verhaal? Ja, maar zoals wel meer schone verhalen, volstrekt verzonnen.
“Weet je, hiermee kan Brugge prat gaan op de
op één na grootste collectie werken van Memling!”
“Wat ze mij nog een keer moeten uitleggen … je vindt ze allemaal in het middeleeuwse hospitaal, behalve één waarvoor je naar Groeninge moet. Wat heeft dat paneel mispeuterd, dat het niet bij de andere Memlings mag?
Laat ze zich bij Musea Brugge het hoofd breken over mijn wijze vraag, intussen fietsen we naar de Kuipersstraat. Daar kon je tot voor kort logeren in Hotel Hans Memling. Maar dat heet sinds een handvol jaren, weinig verbazend zo vlakbij de schouwburg, Hotel du Théatre. Op camping ging onze schilder niet, dat weten we al. Op hotel?
Hoefde niet, Hans Memling had zijn eigen stek in de stad, al is zijn pand in de Sint-Jorisstraat er al lang niet meer. Het sjieke ‘Memlinghuis’ dat daar later werd gebouwd was jaren de thuis van het Brugsch Handelsblad. Vandaag woont Paul De Grande daar, ge weet wel, den antiquair van ‘Stukken van mensen’.
En kijk, omdat ge er zit op te wachten gaan we nu naar Hans zijn standbeeld op de Woensdagmarkt. Bij de inhuldiging ervan, in 1871, was er commotie omdat de officiële plechtigheid doorging in, wat had je gedacht, de taal van de bourgeoisie, het Frans. Enkele dagen later deed een taalbewuste groep de plechtigheid nog een keer dunnetjes over in ’t Vlaams. Wie zijn wij om hen ongelijk te geven? In de betere kringen hoorde je Frans te praten. En om helemaal mee te tellen, ook neer te kijken op het Nederlands. En op het Brugs dialect al helemaal.
Trouwens, wat dat Brugs betreft. De Woensdagmarkt werd, toen het standbeeld er kwam, officieel Memlingplaats. De Bruggeling in de straat dacht er het zijne van. Van de weeromstuit kreeg het standbeeld een strofe toebedeeld in een leutig volksdeuntje …
De dubbele benaming hield het precies honderd jaar vol, tot Groot Brugge in 1971 ineens met een probleempje zat. Sint-Andries kwam erbij en daar hadden ze al een Hans Memlinglaan.
En zo werd het plein terug wat het in de volksmond altijd was gebleven … Woensdagmarkt.
Wat denk je, waarde kunstkenner, had historicus De Vos dan toch niet een paar voetnoten kunnen besteden aan één en ander in de marge?”
“We kunnen het de man jammer genoeg niet meer vragen …”
“We begonnen buiten de Kruispoort en we rijden de stad weer uit langs de Smedenpoort. Daar lees je, op een boogscheut buiten de vesten, op een straatnaambordje ‘Hans Memlinglaan, Vlaamse schilder 1494’.
Met zijn naam en overlijdensdatum zitten ze goed. Maar ‘Vlaamse schilder’? In 1871 werd Memling in de redevoeringen van die Vlaamsgezinde alternatievelingen ook nadrukkelijk ‘Vlaams’ genoemd. Maar Hans kwam uit de buurt van het Duitse Frankfurt, redelijk wat dagreizen buiten ons graafschap. Zo gaat dat, hé. Komt iemand ‘uit den vreemde’ en hij doet iets doms, dan is ’t “were ne vremden!”. Komt hij hierheen en schudt hij meesterwerken uit zijn mouw, dan jubelt de goegemeente in koor “Ziet, onze grote Vlaamse schilder!”. De waarheid en hoe die naar je hand te zetten.
Zo, waarde kunstkenner, nu pas staat echt àlles op een rijtje over Hans Memling. We hebben gans Memling, zo je wil. Of niet?
“Wel euh … een paar onvermoede dingen enne … je weet ook ’t één en ander over Memling.”
“’Tja, ‘k heb thuis een boekske over hem. Van een zekere Dirk De Vos of zo.”
De dialoogvorm is een originele benadering en maakt de tekst nog aantrekkelijker.
Ik heb dat boek van Dirk De Vos in mijn bibliotheek staan. Gekocht 19/10/1994. Dus tijdens de tentoonstelling. En het is geen boekske maar een zwaar exemplaar.
Naast de schilder Hans Memling is er nog zoveel volks dat Brugge zijn naam eert.
De legenden en vertelsens niet te na gelaten, blijft de naam ook verbonden aan Jacqueline, uitbaatster van cinema Memlinc, partner van Jo Röpcke, waar ze in lange rij avondenlang stonden aan te schuiven om naar ‘Mazurka der Liebe’ te gaan kijken.
Met enige valse bescheidenheid kan ik toch wel zeggen dat ik na het boek van Dirk De Vos toch nog wel enkele nieuwe zaken over Memling heb gepubliceerd, en ook historicus Albert Janssens en kunsthistoricus Till-Holger Borchert hebben nog hun steentje bijgedragen…
Bedankt voor je terechte bijsturing, Noël. Uiteraard blijft de wereld van onze Vlaamse Primitieven het doorgronden waard en hebben jullie ook na Dirk De Vos nog boeiende elementen uitgelicht. Hopelijk komen ook in de toekomst vorsers nog aanzetten met een weer andere kijk op dat formidabele hoofdstuk uit onze geschiedenis.
Bij zijn ‘te-kort-door-de-bocht-verhaal’ liet de verteller – ondergetekende – zich eens temeer leiden door het aloude ‘Laat de waarheid je verhaal niet in de weg staan’ … En met belerende wijsvinger omhoog gniffelt hij dat jullie, historici, de camping in Sint-Kruis en de cinema in de Hoogstraat onvermeld laten …
De Hans Memlingplaats komt ook voor in het oeuvre van Fernand Khnopff. Of maak misschien even kennis via Wikipedia:
“Een verlaten stad is een pasteltekening van de Belgische symbolistische kunstschilder Fernand Khnopff uit 1904. Het is een onheilspellende weergave van een hoek van de toenmalige Hans Memlingplaats te Brugge, die bijna onder water staat. Het werk bevindt zich in de collectie van het Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in Brussel.”
Einde citaat.
Los van Wikipedia, ook dit.
Aan de gevel van Hotel Ter Reien, het hoekhuis aan de Molenbrug, hing lange tijd een plakkaat met deze tekst: Fernand Khnopff 1858-1921. Deze symbolische kunstenaar woonde in dit huis van 1860 tot 1866. Als kind observeerde hij hier voor het eerst de wondere wereld van weerspiegeling en mystiek.
Van symbolistische kunst naar symbolische kunst, het is maar een lettergreep ver.
Tot in de jaren 60 was er ook het prestigieuse Memlinc Palace Hotel op de Markt.
Mijn vader was er maitre d’Hotel onder de familie Van Robaeys die ook de Civière d’Or uitbaatten. Het gebouw werd verkocht aan de Bank van Brussel en huisvest nu de Fnac.
En zo lees je dat er naast historisch onderbouwde stukken ook volkse herinneringen zijn.
Zou Hans zich daar ooit bewust van kunnen geweest zijn en nu na zoveel eeuwen?
God hebbe zijn ziel, zoals men toenmalig placht te zeggen. Niettemin blijft zijn impact op Brugge onmiskenbaar als een afgetekende kattepoot.