Na dit weekend nestelt de affiche van de veertiende Gouden Boomstoet zich tussen haar soortgenoten in de collectie. In een map ‘Praalstoet van de Gouden Boom’, zo luidt de officiële benaming van het spektakel dat in 1958 een eerste keer door Brugge trok. Eigenlijk een tweede maal, want bij de inhuldiging van de haven van Zeebrugge, in 1907, werd het begrip ‘Gouden Boom’ ook al een keer van stal gehaald, als terugblik op het huwelijk van Karel de Stoute met Margaretha van York in 1468.
Die middeleeuwse edele lui trouwden in Damme, maar voor het aansluitende feest moest je de dagen daarop in Brugge zijn. Met op de Markt, als afsluiter, het tornooi van de Gouden Boom. Met zijn naam verwees dat Bourgondisch feestgedruis op zijn beurt naar een oude legende.
Maar de evocatie van dat festijn bij de opening van de haven in 1907 was een eenmalig project. Tot in 1958, dus. In dat jaar blaast op de affiche van de herboren stoet een jongeman, getooid in een wat vreemd versierd debardeurke, op een soort carnavaltoeter.
Lach niet, hij is een heraut uit vroeger dagen en met herauten werd in vroeger dagen niet gelachen. Boodschappers met een veelal gewichtige melding! De gotische “b” op zijn tabberd verwijst naar Brugge en het blaasinstrument is een bazuin, met Brugs vaandel. Het heugelijke nieuws dat hij brengt is dus dat huwelijk van hertog Karel met zijn Margaretha.
Die zomer van 1958 sluit de Gouden Boomstoet schoon aan bij de in Brussel lopende wereldtentoonstelling. Profiterend van de internationale weerklank van dat gebeuren laten ook andere Belgische steden van zich horen en de Bruggelingen doen waar ze goed in zijn, ze bouwen een stoet.
Hoogst merkwaardig, op de affiche van Hubert Van Den Berghe is nergens sprake van het begrip ‘Gouden Boom’. De stoet, die vanaf dan zowat vijfjaarlijks door Brugge trekt, kreeg nochtans meteen al die naam.
’t Waren hoogdagen voor Brugge, de halve stad stapte bij wijze van spreken mee op, met z’n allen in plechtige feeststemming.
Of althans, de meesten onder hen. Walther Vanhecke? Als ridder in verguld harnas leidt hij zijn schimmel over de Markt langs de gevel van het Provinciaal Hof. De trots waarmee hij zijn blanke vaandel torst.
Kort na de drie optochten van de stoet in 1958 wordt besloten dat het feest twee jaar later opnieuw zou doorgaan. In 1960 is het dus weer van dat. De nieuwe affiche krijgt een kleurenfoto als campagnebeeld. Een foto genomen tijdens de vorige editie, in 1958 dus. De ridder is, jawel, Walther Vanhecke.
Zijn naam zou ons ontgaan, mocht enkele jaren geleden niet een buurvrouw over Walther vertellen. De fiere ruiter, namelijk, was haar vader. Walther Vanhecke had zijn slagerij in de Langestraat, op een paar huizen van de hoek van de Predikherenstraat.
Vanonder zijn helm kijkt Walther in volle ernst voor zich uit. Dat hoort zo bij ridders in stoeten. Maar soms helpen de dingen van het leven een mens om zich in zo’n omstandigheden serieus te houden. Dat gold des te meer voor onze beenhouwer. Vaderverdriet.
De Gouden Boomstoet van ’58, waarop de foto werd genomen, ging uit op zondag 6 juli. De dag ervoor, zaterdag 5 juli, was in Antwerpen een Congoboot uitgevaren. Met aan boord … Walther’s dochter. Onze buurvrouw, met haar man en hun eerste peuter. Kinderen van hun tijd, veertien dagen op zee, een toekomst in Leopoldstad tegemoet.
Amper twee zomers later zou de storm die door Congo raast dochterlief weer naar Brugge brengen. Maar daarvan had de ridder op zijn ranke ros nog niet het minste vermoeden.
Weer eens een zeer interessant verhaal. Ik leer steeds wat meer over de Brugse geschiedenis.
Niet met de Congoboot maar met het vliegtuig zijn ook wij met twee kinderen naar Congo vertrokken. Wij hebben er twee jaar gewoond. 1969-1971. Leopoldstad was toen Kinshasa. Het avontuur was niet vlekkeloos. Maar dat is een lang verhaal.
Er bestaan onvermoede banden tussen de Gouden Boomstoet van 1958, de expo van hetzelfde jaar en de onafhankelijkheid van Congo in 1960. Ik zou zeggen: tussen de fiere Walther in de Brugse stoet enerzijds, en het wedervaren van Walther’s eigenste dochter in 1960 anderzijds, bestaan er meer dan toevallige “personele” banden.
De twee wereldtentoonstellingen die vorige eeuw te Brussel plaatsvonden – respectievelijk in 1935 en 1958 – besteedden veel aandacht aan onze Congolese kolonie.
Het koloniale beeld dat in 1935 nog overheerste, had in 1958 een sterke correctie nodig. Vandaar, in 1958, op de Heyselvlakte maar liefst zeven grote en prestigieuze paleizen, als volwaardige Congolese paviljoenen.
Maar daarnaast ook een ‘inheems’ dorp met overgevlogen ‘inboorlingen’ – tussen enkele hutten, een meertje en wat prauwen. Dra voelden deze “dorpelingen” zich bekeken, ja zelfs uitgebuit – ook al omdat hun huisvesting onaangepast was aan het Belgische klimaat, wat ook gold voor hun ongewone voeding. Tientallen Congoleze deelnemers leden aan ziektes en andere vormen van ontbering.
Duurde de expo 58 zeven maanden, dan hielden de meeste ‘inboorlingen’ het halverwege voor bekeken. Kwam daarbij, dat België naar aanleiding van de expo honderden ‘évolués’ had uitgenodigd, die in ons land kennis maakten met andere ‘ontwikkelde’ Congolezen – wat in het uitgestrekte Congo moeilijk was, én zelfs moeilijk werd gemaakt.
Wat meer is: de zogenaamde intellectuelen ontmoetten hier vrije bezoekers uit andere kolonies, die plannen maakten om zich te bevrijden van de Europese landen die hen koloniseerden. In plaats van volkeren te verbinden, heeft de expo 58 de tegenstellingen aangescherpt tussen blanken en zwarten, tussen vrijen en minder vrijen, tussen kolonisatoren en mensen die gekoloniseerd werden. In de jaren 1960 kende heel Afrika een de-kolonisatiegolf. En dat Belgie een van de eerste was om Congo zijn onafhankelijkheid te ‘schenken’ had voor een groot deel te maken met de expo 58 – naar aanleiding waarvan Brugge zijn Gouden Boomstoet organiseerde.
Beste Pol,
ik was getuige van de Gouden Boomstoet in 1958. Samen met het gezin – vader, moeder , mijn jongere broer en twee zussen – reden we met de Citroën vanuit Knesselare naar Brugge.
Ik weet niet meer waar we onze auto achterlieten, maar ik herinner me heel goed dat ik achter mijn moeder lopend tussen een rij wachtende auto’s een brede autoweg wilden oversteken. Noch mijn moeder, noch ik hadden in de gaten dat er op een tweede rijvak auto’s in volle vaart voorbijreden.
Ik zal nooit het moment vergeten waarop mijn moeder het geluk van haar leven beleefde doordat ze god zij dank niet door een voorbij zoevende auto gegrepen werd, maar enkel haar vooruitgestoken sacoche uit haar hand weggerukt zag worden.
Zowel zij als ik beseften pas achteraf hoeveel geluk ze toen had want één stap verder en haar en mijn leven hadden een heel andere wending genomen.
De voorbijrijdende auto was verdwenen en haar sacoche vonden we vele meter verder terug tussen de wachtende rij auto’s.
Van de Gouden Boomstoet achteraf herinner ik me niets meer, maar ter gelegenheid van de vijfjaarlijkse stoet herinner ik me telkens die ‘Sternstunde meiner Mutter’.
Dag Pol, altijd mooie verhalen om te lezen.
Een weetje … In de stoet waren de eerste draak van Constantinopel en de eenmansreuzen Finaert, Grimminck, Grauwelinck, Schaarlippe en Spijkeroen gemaakt in Ieper, door mijn leerkracht Adhemar Vandromme in het jaar 1957.
Demonstratie op de speelplaats door de leerlingen.
In dat jaar was de lagere school St. Michiels Ieper begonnen met twee extra schooljaren, 7de en 8ste, waar we leerden werken met metaal, hout en elektriciteit. De voorloper van het huidige middelbaar richting Houtbewerking, Elektrieker enz.
Groetjes,
John
Als aangespoelde Bruggeling sinds 1969 heeft onze ‘Vaderlandsche Brugsche’ geschiedenis mij altijd geboeid, des te meer de Bourgondische periode, Brugge wellicht destijds op zijn hoogtepunt.
Reden te meer om de bindingen van onze Stoute Karel met het huwelijk met Margaretha van York nader te bekijken.
Zij was immers de zus van Edward IV die noodgedwongen, zoals menig Engelse troonpretendent, de vlucht naar Brugge koos.
‘Hence’ de opnames van de tv-reeks ‘The White Queen’, gedurende maanden in Brugge.
De Gouden Boomstoet, een ultiem eerbetoon en ‘gedachteniszantje’.