De keukenradio babbelt zich gezapig een weg doorheen de ochtend, maar wat hij vertelt maakt weinig uit voor je nog slaperige hoofd. Tot hij je ineens, tussen twee deuntjes door, toch laat luisteren. Ze hebben aan jonge gasten gevraagd naar de betekenis van kerstmis. Voor de meesten lukt het om daar een zinnig antwoord op te verzinnen. Tot eentje zich afvraagt … “Kerstmis, is dat niet iets van de geboortedag van de kerstman of zo?”
De kerstman, dus. Zoals je daarnet amper aandacht had voor hetgeen gaande was op de radio, zo had je destijds als kind weinig oog voor de kerstman. En je was lang niet de enige. De kerstman, om Ă©Ă©n of andere vage reden was die niet van ons. Dat hij geschenken uitdeelt? Sinterklaas was nog maar net gepasseerd, aan speeltuig was geen gebrek.
Maar met de nieuwe wind die met de jaren onze kant op waaide, kwam ook de Kerstman. Voor onze aloude weldoener Sinterklaas is ’t geen sinecure, zo’n indringer die met een min of meer gelijkaardig aanbod een bijna identiek parcours aflegt. Ocharme, die Sint.
Al zijn intussen in de ruime omgeving van Brugge ook een paar plekken waar ze meewarig het hoofd schudden om wat Nikolaas overkomt. In Sijsele, bijvoorbeeld, en in Loppem. En ik begrijp het, ze ondervonden in de loop van de tijd zelf behoorlijk wat tegenwind … van Sinterklaas!
In die dorpen en stadjes hebben ze namelijk hun heel eigen patroonheilige en die knaap is net zo gul als de Sint uit Spanje. Zijn naam is Sint-Martinus, Maarten voor de vrienden. In lang voorbije tijden was Sint-Maarten een Romeins soldaat die zich tot het Christendom had bekeerd. Op een dag kwam hij langs de portiek van een kerk waar een dakloze versteven van de kou beschutting zocht. Om de arme drommel iets warms te geven, sneed Sint-Martinus zijn kostbare mantel met zijn zwaard in twee. Wat blijkbaar volstaat om heilig verklaard te worden. Hoe dan ook, Maarten was geen knaap van blablabla, wel een vent die van aanpakken wist. Daar houden ze van in Sijsele, in Ardooie en Koekelare en nog een resem parochies hier te lande.
En dus vieren die parochies op 11 november hun “Sinte Maarten”. Met schoolkinderen die komen aanbellen met een liedje in ruil voor iets lekkers. Of met een heuse stoet. Niet zelden met Sint-Maarten op een paard. Soldaat, tenslotte.
Maar Sint-Maarten-dorpen moeten zich weren om hun heilige de aandacht te geven die hij verdient. Als we ’t over De Sint hebben, denkt amper iemand aan Sint-Maarten. De Sint, da’s de man van 6 december. Die, elke keer iets vroeger dan het jaar ervoor, komt aandraven met te veel en te duur speelgoed. Sint-Maarten? Is dat niet iets uit opa’s kindertijd?
Dus ja, we kunnen erin komen dat ze in Loppem en Sijsele met heimelijk leedvermaak staan te kijken naar de opkomst van de Kerstman. Een concurrent die op je territorium aast, nu zal die Spanjaard ook een keer weten hoe dat voelt, zie!
En zowaar, ziehier nog een reden waarom het niet klikt tussen de Kerstman en Sinterklaas. Die reden heet identiteitscrisis.
U weet dat lang geleden veel gelukszoekers uit de Lage Landen naar het toen jonge Amerika emigreerden. Daar vertelden ze over hun Sinterklaas. Geen mens die wist waarover ze ’t hadden. Maar dan herinnerden weer andere kolonisten uit Scandinavië of Duitsland zich vaag een heidense legende uit hun thuisland. Over de Vriezeman, een vent die rond nieuwjaar met geschenken kwam aanzetten.
En zo evolueerde ginder over de oceaan onze Sinterklaas tot de winterse … Santa Claus. Sinds een tijd vraagt die Kerstman bij ons asiel. En kijk, hij is meer welkom dan veel andere nieuwkomers. Zou ’t kunnen dat commercie daar voor iets tussen zit?
Alleen Sinterklaas kan er niet om lachen. Sint-Maarten wel. In zijn vuistje.
Afkomstig van het Veurnsche Ambacht met dito voor- en grootouders had ik het privilegie, ze alle drie thuis te zien passeren.
Sint Maarten was snoep en mandarijnen, Sinterklaas speelgoed en Santa Claus iets dagelijks nuttigs, een trui, namaak ‘baskets’, een ‘spijkerbroek’, al was het een Belgische nep versie want een originele Levi’s was te duur. Het waren andere tijden.
Ik wel enkel even de aandacht trekken op de indrukwekkende schrijfstijl en woordkeuze in deze passages van de tekst:
*”Maar met de nieuwe wind die met de jaren onze kant op waaide, kwam ook de Kerstman. Voor onze aloude weldoener Sinterklaas is ’t geen sinecure, zo’n indringer die met een min of meer gelijkaardig aanbod een bijna identiek parcours aflegt. Ocharme, die Sint.”
*”Een concurrent die op je territorium aast, nu zal die Spanjaard ook een keer weten hoe dat voelt, zie!”
Ook in Mechelen komen de kinderen op 11 november Sint-Maarten zingen.
Trouwens ook in Ieper en in Dendermonde.
En dan hebben we het nog niet over den engel gehad. Ik dacht in het heuvelland. Maar ja, met die bergen is het wel makkelijker als je nog wat kan vliegen.
Onze kindertijd … de jaren vijftig. Om de wachttijd naar 6 december dragelijker te maken, kregen we van de Sint nu en dan wat snoepgoed toegestopt, vooral pick-nicks. Dat heette dan: “Sinterklaas roert zijn staartje”. Enig verband met de maand maart, die een overgangsmaand pleegt te zijn naar de lente; vandaar het gezegde “maart roert zijn staart”?