“Hoor, ’t gaat over Piet Allegaert!” Felle oproep door ons huis, midden een lome, wat miezerige zomermiddag. Aan de Middellandse Zee bedachten ze voor dit uur hun siësta, maar in dit landje is het op zo’n druilerige zomerdag gewoon tijd voor koffie. Mijn huisgenote zet de tv aan en van ver in Frankrijk waait een met zon en groen overgoten landschap de kamer in, gelardeerd met het gezapig keuvelen van Renaat Schotte en José De Cauwer. Zelfs in de Tour de France lijkt de middag zijn tijd te nemen. En ik ga op zoek naar wat zoets in de keukenkast.
En dan ineens, vanuit het salon, die tijding, “Ze hebben het over Piet!” Ben niet echt een koersliefhebber, maar haastig op mijn stappen terugkeren is de boodschap. Om niks te missen omtrent ‘onze’ West-Vlaming.
Piet Allegaert is in het wielerwereldje dan wel geen beginner meer, hij rijdt deze zomer wel zijn eerste Ronde van Frankrijk. Maar Piet is Wout of Remco niet en kopman in zijn ploeg is hij evenmin. Mag het verbazen dat hij in de verslaggeving maar heel af en toe wordt vernoemd? Maar kijk, daar heb je hem, nadrukkelijk in beeld in de flank van het peloton, ergens in een Franse vallei.
’t Is niet het meest spannende moment van de rit, presentatoren José en Renaat paaien de kijker met weetjes over de koers. En nu Piet Allegaert in beeld komt, vertellen ze zowaar over zijn huwelijksdag van een tijd geleden. Het stadhuis van Roeselare stond in de stellingen en zo kwam het dat coureur Piet mocht trouwen in Koers, het wielermuseum in zijn stad. Met zijn Céleste, zeggen ze er nadrukkelijk bij.
Naast mij zoekt iemand naarstig haar gsm. Om Céleste een berichtje te sturen. Céleste was een jonge collega van haar en het klikte tussen die twee. En kijk, sindsdien heeft mijn huisgenote een sportboontje voor Céleste’s Piet.
Ach, de wereld van de koers! De verbazing waarmee ik erop toekijk. Het kluwen van ploegen en favorieten, het klauwende klimmen en duivelse dalen tussen supporters in soms onnozele euforie, je vreest elk moment dat een renner onderuit gaat. Al is er ook de twijfel, soms, om wie zuiver rijdt. Maar bewondering ook. Voor de grote namen èn de kleine. Vooral de kleine, die zich niet minder uit de naad rijden dan de podiumsterren.
Neem nu onze Piet Allegaert. Elke maaltijd afgewogen tot op de gram? Check! Nachten lang slapen in zo’n zuurstoftent? Check! Voor de stiel wekenlang weg van zijn Céleste? Check! En trainen, trainen, trainen! En komt hij ter sprake op tv, hebben ze het over zijn trouwdag. Aardig om horen, maar ’t is niet daarvoor dat ge gaat koersen. Koersen doet ge om te winnen.
Al trapt ook de anonieme knecht in het peloton zich de benen vanonder het lijf. Omdat hij zot is van dat koersen, het zoemen van de wielen. Omdat hij het, naast lastig, eigenlijk ook best ‘leutig’ vindt. Koersen ‘vo de leute’, verdorie! Omdat deelnemen belangrijker is dan …
… belangrijker dan winnen? Zou het? De Olympische gedachte, u kent ze, ik ken ze. De wereld haalt ze weer van stal, daar in Parijs. Om dan snel weer over te gaan tot de orde van de dag. Want kom mensen, vergeet dat ‘vo de leute’! Medailles binnenhalen, daar draait het om!
Tja, maar waarom hebben we het dan over handbal ‘spelen’, over een hockey’speler’ of een gelijk’spel’? Omdat sport spelen is? Of hoort te zijn? In het dorp van onze kinderjaren koersten we om het snelst met de velo naar school. Niets prijzenpot! En daar aangekomen speelden we voetbal op – het woord! – de speelplaats. Tot de schoolbel een eind maakte aan … ons spel. Dat was het tenslotte, kinderspel. ‘Sjotten vo de leute’. Al hoor je vandaag wel eens over papa’s en mama’s aan de zijlijn die het spel van hun kleine gasten verwarren met hun eigen ambities … Zucht.
Aan ondergetekende ging hoe dan ook geen voetbaltalent verloren. Misschien verklaart die sportieve onkunde zijn mededogen voor de niet-winnaar. Zijn onvermogen om ècht uit de bol te gaan voor een doelpunt, een zege, een eerste over de eindmeet. Schudt hij daarom het hoofd wanneer bij aanvang van het avondnieuws tussen de hoofdpunten toch weer een volstrekt irrelevant sport-item zijn plek opeist?
Ach, laat hem. Laat hem het zijne denken over de intergalactische bedragen die horen bij het ‘verkopen’ van voetballers. Over sportlui die zich administratief ‘thuis voelen’ in fiscale paradijzen à la Monaco. Maar ook over het gebrek aan waardering omtrent de courage van de niet-winnaars, de Piet Allegaerts van deze wereld.
En toch zal u hem straks betrappen voor zijn tv. Want daar in Parijs, op de Spelen, komt Alida aan zet. Alida woont een eind hier vandaan, in Rotterdam. Maar zij is in de eerste plaats een nichtje van ons. Weliswaar een héél ver nichtje, maar toch. Alida doet aan discuswerpen. Net als haar ma, die lang geleden ook aantrad op de Olympische Spelen, die van Atlanta.
De Spelen laten, dat begrijpt u, uw dienaar geen keuze. Tv kijken zàl hij! In oprechte spanning zal hij toekijken wanneer Alida, jonge discuswerpster, die schijf de Parijse hemel in keilt. En blij zijn mocht ze, stel je voor, in de prijzen vallen. Trots zijn in haar plaats, ook als die belevenis anders verloopt. Trots om wat ze allemaal deed en naliet om te staan waar ze stond, daar in dat stadion in Parijs. Deze jongen zal haar feliciteren.
En weet je wat? Misschien kunnen we ze achteraf een keer samen uitnodigen, de West-Vlaamse Piet Allegaert en de Rotterdamse Alida van Daalen. Kunnen ze mekaar over hun Franse belevenissen vertellen. Alida over de Spelen, Piet over zijn Ronde. En kijkt onze Hollandse atlete ons onbegrijpend aan als we vragen of ze ’t ook een beetje doen vo de leute, dan leggen we dat graag uit.
Dag pol, is Celeste de ergotherapeute in Spermalie die mijn job heeft overgenomen?
Groeten,
Yves
Ja hoor, je hebt het bij ’t juiste eind, Yves!
Pol
Beste Paul, en toch weerklinkt er telkens geen Olympisch lied en toch lopen overwinnaars fier met nationale vlaggen bij elke overwinning en bij elke uitreiking van een gouden medaille…
Vo de leute?
Mvg
Arnold
Arnold, de Olympische Spelen hebben bijna steeds een nationale en politieke stempel gekregen – hoe betreurenswaardig ook. Bekijken we de edities van 1976, 1980 en 1984: de eerste werden geboycot door de Afrikaanse landen, de editie 1980 vond plaats in Moskou maar zonder deelnemers uit de VS, en bij de editie 1984 in Los Angeles was het net andersom: we zagen dan een door de Sovjet Unie geleide boycot.
In 1972 was Munchen de gaststad, met de uitdrukkelijke bedoeling de herinneringen aan de Berlijnse Spelen uit 1936 weg te wissen – die destijds waren uitgegroeid tot een nazistische propaganda. En toch gaven juist die Beierse Olympische Spelen aanleiding tot de gijzeling waarbij alle Israelische atleten het leven verloren, ook al bij een gestuntel op het vliegveld.
Van de Mexicaanse editie uit 1968 blijft het beeld bestaan van de twee zwarte atleten, op het podium met een opgeheven vuist.
Trouwens, anders dan men denkt staan de vijf ringen van verschillende kleur op de Olympische vlag niet voor de vijf werelddelen: volgens Pierre de Coubertin vertoont elke vlag van de deelnemende landen minstens één van deze zes kleuren, het witte veld inbegrepen. Doordat de vijf ringen van verschillende kleuren in elkaar grijpen, wordt dan weer de olympische gedachte van een gemeenschappelijke verbinding gesuggereerd.
Heerlijk cursiefje rond twee sport-vedetten!
Niet de grootste of degene van de eerste rij…
Een volgeling, zoals zo velen in het zog van anderen…
Dat maakt de sport subliem om naar te kijken of om er over te lezen….
Prima!!!!!
Sommige sportbeoefenaars gaan de geschiedenis in als ‘eeuwige tweede’.
Wellicht heeft dat imago Raymond Poulidor meer roem en geld opgeleverd dan had hij éénmaal de Tour had gewonnen.
Laurent Fignon was het moe de wielergeschiedenis te zullen ingaan als degene die in 1989 de Tour verloor met slechts 8 seconden achterstand op Greg Lemond. De Fransman Fignon wees er dan telkens op, dat hij ook twee keer de Tour had gewonnen, in 1983 en 1984.
En wat met het drama dat onze Roger Moens overkwam in de finale van de 800 meter bij de O.S. te Rome in 1960. Op kop in de laatste 15 meter had hij het ongeluk het hoofd even naar rechts te draaien – niet ziende dat hij op links op de valreep ingehaald werd door de Nieuw Zeelander Peter Snell. Nu Moens 95 jaar is, antwoordt hij op de vraag ‘Of hij nog steeds achtervolgd wordt door Rome 1960?’ met een flegmatieke boutade ‘Ach, het heeft geen zin om achterom te kijken’…