’t Nieuw begijnhof

Het Brugse begijnhof Ten Wijngaerde hult zich in stilzwijgen bij de vraag of het ook in vroeger tijden de charmante ‘flou artistique’ uitstraalde die vandaag van die plek uitgaat. Iets zegt mij dat het zich dat vertederende imago pas ging aanmeten in de late negentiende eeuw. En dat die gang van zaken minder van doen had met romantiek dan met de uitvinding die John Goffe Rand deed in de jaren veertig van die eeuw. Want was het niet de door hem bedachte verftube die het voor schilders mogelijk maakte om hun atelier te verlaten om ‘en plein air’ te gaan werken? En dat zullen ze geweten hebben, de begijntjes die na verloop van tijd almaar meer kunstenaars hun schildersezel zagen neerpoten onder de populieren van hun tuindorp.

Al verliep het leven in de begijnhoven van de Lage Landen niet altijd zo rimpelloos als die schilderijtjes laten uitschijnen.
Was het begin van de begijnenbeweging, ergens in de nevel van de middeleeuwen, op zich dan geen schoon verhaal? Vaag herinner ik mij hoe ons, kleine mannekes op de schoolbanken, werd verteld dat het allemaal begon met de kruistochten. Dat veel mannen die naar ‘t ‘Heilig Land’ trokken, ginder het leven lieten. Met hier bij ons een soort vrouwenoverschot als gevolg. En met de begijnhoven als opvanghuizen voor al die, ocharme, manloze vrouwen. Wat de meester op school vertelde leek ons ongemeen spannend, op de speelplaats triomfeerde die middag menig kruisvaarder. Wisten wij veel wat voor bloeddorstige plunderaars dat destijds waren.
Ach, hoe vaak herschrijft de geschiedenis zichzelf? Een gebrek aan echtgenoten na de kruistochten. Is het verhaal van de mensheid niet een aaneenschakeling van oorlogen waarvan mannen niet terugkeren?

Het verleden is veelal complexer dan wat wij er ons bij voorstellen. Zo ook het ontstaan van het Brugse begijnhof. Of liever, van Brugse begijnhoven, want zoals andere steden kende ook Brugge meer dan één begijnhof. Zo was er lange tijd eentje in de buurt van de Kruispoort. Het Sint-Obrechtsbegijnhof bleef bestaan tot het begin van de zeventiende eeuw.
Er waren niet alleen meerdere begijnhoven, begijnen hadden ook lang niet altijd een gunstige reputatie. Ons vertrouwde begijnhof kreeg dan wel vanouds de bescherming van gravinnen en hertogen, er waren ook tijden waarin begijnen met een scheef oog werden bekeken. ‘Begijntjes en kwezeltjes dansen niet’, leert ons een heel oud lied. Maar in verre, achterdochtige tijden werd over begijnen gefluisterd dat ze er een eigen invulling van de kerkelijke leer op nahielden. En zich daarbij aan mysterieuze liederen en dansen te buiten gingen. Loerden daar soms niet hekserij en ketterij om de hoek?

Er passeerden sinds die bizarre roddeltijden een handvol eeuwen. En ons begijnhof groeide uit tot schilderachtig kroonjuweel van onze binnenstad. Ook zonder begijntjes, al van in de jaren twintig huizen er benedictinessen, terwijl nogal wat huizen worden verhuurd. Al zijn die huurpanden voorbehouden voor alleenstaande vrouwen. Men wil allicht de oorspronkelijke invulling van de site koesteren.
Ligt het aan de zottigheid van onze wereld dat ook de kloostergemeenschap in ’t begijnhof de voorbije jaren is uitgedund tot een handvol zusters?

Dat die bejaarde nonnen het beheer van het domein overlaten aan de stedelijke overheid mag een historisch keerpunt heten. Voor het eerst sinds het ontstaan van Ten Wijngaerde is het reilen en zeilen er niet meer in handen van de vrouwen die er wonen.

En dat volstond voor onze plaatselijke pers om één en ander in vraag te stellen, je bent journalist of je bent het niet.
Kan de stad zich permitteren om wooneenheden enkel te verhuren aan alleenstaande vrouwen? Wat met meneren die er hun intrek willen nemen? Gezinnen?
Er is, vertelde mij één van de huurders, hoe dan ook een wachtlijst van mensen die er onderdak willen. En dat zijn, de spelregels indachtig zoals die tot voor kort golden, tot nu toe allemaal vrouwen. Houden zo, luidt het zelfzeker.

Maar, dames begijnhofbewoners, soms ontwaakt in mij weer het ondeugende jongetje dat op de speelplaats van toen enige krijgshaftige tegendraadsheid aan de dag legde. Kruisvaardertje met een heerlijke dosis verbeelding. Genoeg om zich voor de geest te halen wat hij al niet zou aanvangen met die hoek van zijn stad.
Mannen aan de macht in ’t begijnhof? Laat ons beginnen met, bij de hoofdingang, het museumhuisje. Dat smeekt om een droom van een bruine kroeg te worden, toch? Met in de zomer nu en dan een vrolijk concertje, tussen de bomen van het plein. Trouwens, de nieuwjaarsreceptie van ’t stad hoeft toch niet altijd op de Burg? En als straks de Ronde van Vlaanderen hier weer op gang wordt getrokken, zijn over de knokige kasseien van ’t begijnhof hobbelende renners dan geen uitgelezen voer voor televisiemakers? Waar de samenzang op oudejaarsavond doorgaat, daar kunnen we nog een keer nadenken, niet alles hoeft in één keer beslist.
In afwachting blijft het begijnhof zijn eigenste, heerlijk stille zelve. Een paar dagen geleden ging ik er nog een keer een kijkje nemen. De altijd weer adembenemende paaslelies lachten mij

toe en langs het pad naar de kerk had ik een babbel met een zuster die er al twintig jaar woont. We wensten mekaar een aangename zondag en ik vervolgde mijn wandeling. Mijn tomeloze plannen als beheerder van de site heb ik wijselijk verzwegen. Maar de passage van deze voortvarende nieuwlichter was de wijze populieren van het begijnhof niet ontgaan. Het leek hen ’t moment om hem een lesje te leren. Ik vervolgde mijn weg naar de poort en op mijn schouder liet, van hoog in een nog kale kruin, een duif iets achter.

This entry was posted in Het Brugge van nu, Het Brugge van toen, Van schilderen en plaasteren, Van zin, zen en zijn. Bookmark the permalink.

13 Responses to ’t Nieuw begijnhof

  1. Saar Herreweghe says:

    Wat zijn, nu de zusters het domein niet meer beheren, de plannen omtrent de achter het klooster liggende prachtige tuin die zich uitstrekt tot bij de Sebrechtsstraat?

    • Pol Martens says:

      Saar, naar ik uit redelijk betrouwbare bron vernam, speelde iemand binnen het schepencollege heel even het idee om die tuin al op korte termijn open te stellen voor het publiek, maar die piste is gelukkig meteen afgevoerd.

  2. Céline Vank. says:

    Laat ons hopen dat het stadsbestuur erin slaagt om de eigenheid van het begijnhof te behouden. Dat de stad het domein in zijn bezit houdt, vooreerst.
    Hopelijk brengt het voornemen om de Pootersloge te verkopen niemand op ideeën.

  3. David Serlet says:

    Begijnen zijn verketterd geweest, begijnen zijn geliefd geweest. Laat ons hopen dat we een herbestemming vinden die de eeuwenoude ziel van deze plek waardeert. Bovendien geniet het Begijnhof van een aparte groeps-Unescobescherming.
    Een bruine kroeg met lallende mannen kan misschien beter over het Brugje, waar ooit de pastorie was?
    Wel interessant is het idee om eens de sfeer en de evolutie daarvan te proberen achterhalen door de eeuwen heen. Wat is bijvoorbeeld het aandeel van kinderstemmen in het geheel? Welke ambachten vonden er plaats en hoe zat het met die bleekweiden die tot aan het station reikten?
    Een boeiende discussie waar de heel vele partners die met de herbestemming betrokken zijn, best met ruime blik naartoe kijken.
    Ik ben benieuwd …

  4. dries says:

    Inderdaad, ‘de eigenheid van het begijnhof’. Daar moet wel iets van aan zijn, vooral wanneer in lentetijd de paaslelies bloeien.
    Het is bekend dat de Britse oorlogspremier Churchill zijn vakanties gewoonlijk in Cannes doorbracht, maar wanneer het daar te warm werd trok hij naar Brugge. Hij plaatste zijn schilderezel dan aan de Groenerei of in het Begijnhof.
    Als kind herinner ik mij de Middernachtmis op Kerst, waarbij het zaak was niet over de gladde knokige kasseien uit te glijden, toen die met een sneeuwlaag bedekt waren. En voor wat zakgeld – en om enkele woordjes Engels te leren – mocht ik tijdens het hoogseizoen in het winkeltje ‘links bij de ingang’ paternosters en andere prullaria verkopen aan toeristen. Wat leefden we eenvoudig toen …

    • Pol Martens says:

      Nieuw voor mij, Dries, is dat het huisje dat tot voor kort als bescheiden museum was ingericht, ooit als winkeltje diende.
      Momenteel prijkt op de deur van het museumhuisje de wat onvriendelijke duiding ‘permanent gesloten’.

  5. Brigitte says:

    Laat die mannen maar dromen van ridderverhalen, wielertoerisme en zingen met nieuwjaar!
    Het Begijnhof blijft een ‘City of Ladies’, zoals het al bijna achthonderd jaar lang is. Het is daarin een unicum in Europa … een ‘erfgoed-waarde’ om te koesteren, niet? Het is daarenboven niettegenstaande het vele toerisme bij wijlen ook een erg gewaardeerde Stilteplek. Houden zo.
    En er is nog veel geschiedenis op te zoeken en neer te schrijven over ‘ons’ Begijnhof.

  6. Johny RECOUR says:

    Veel begijnhoven in Vlaanderen bezocht en sommige zijn verworden tot een sociale woonwijk met allerlei auto’s en rommel voor de deur. Ik maak mij iedere keer druk als ons begijnhof vol staat met geparkeerde auto’s. Indertijd schreef ik daar Moeder Overste en het Stadsbestuur over aan. Tot op heden geen reactie, integendeel het lijkt mij alleen erger geworden.
    Zoals de Begijnen aan sluitingsuren gebonden waren zouden auto’s er alleen beperkt binnen mogen, om bijvoorbeeld boodschappen te lossen, ambulances en brandweer uitgezonderd. Wie op de exclusieve plek komt wonen weet dat het een uitzonderlijke site is die al eeuwenlang moet gerespecteerd worden.

    • Pol Martens says:

      Johny, soms kijk ik ook wel eens verbaasd op wanneer weer een auto het domein binnen rijdt. Doch ‘vol met geparkeerde auto’s’ heb ik ons begijnhof gelukkig nog niet meegemaakt.
      Bij mijn bezoek, vorige week, waren ’t de mannen van de vuilnisophaling, die zou ik toch liever niet buiten houden.
      Maar een aandachtspunt is het zeker wel, daarin kan ik je helemaal volgen.

  7. hans says:

    Als stadsgids van de Gidsenkring bezoek ik vaak met een groep buitenlandse toeristen het begijnhof. Zelf ben ik, en zijn ook de toeristen steeds weer onder de indruk van de serene sfeer, de oude bebouwing, prachtige natuur en de door de westenwind schuin groeiende bomen. Nu het groen/geel van de lente tuin, en niet te vergeten, in de kerk, de romaanse Madonna, uit hout gesneden, gepolychromeerd, uit ca 1245. Brugge Mariastad, met ca 300 Maria beeltenissen. Uniek.
    Ik dank de toeristen op een ludieke manier voor hun kleine financiële bijdrage die ons via het werelderfgoedfonds via Brussel bereikt.
    Iedere toerist is dankbaar en onder de indruk van dit mooie stukje brugge,
    Laten we hopen dat het Begijnhof een eeuwige parel in Brugge zal blijven.

Een reactie achterlaten op hans Reactie annuleren

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *