Het belfort, altijd opnieuw het belfort. Al moet dat vermaledijde belfort in de toren van de Onze-Lieve-Vrouwkerk zijn meerdere – zijn hogere – erkennen, toch eist dat ene monument keer op keer zijn plaats op als icoon van onze stad. Waarom komt wie het over Brugge heeft almaar opnieuw aanzetten met datzelfde bouwsel? Waarom liet ondergetekende onlangs het vorige logo voor zijn affichecollectie, met het belfort als uitgangspunt, vervangen door een nieuw logo met een knipoog naar … het belfort?

Veel ligt natuurlijk aan de herkenbaarheid van zijn silhouet. De drieledigheid van die toren met het kenmerkende kroontje op zijn oude hoofd, dit kan alleen Brugge wezen! Maar droegen andere blikvangers, het stadhuis, de poortersloge, het concertgebouw, ook niet hun picturale steentje bij aan het imago van deze stad?
En je raadt nooit hoe ik onlangs, op een plaats waar ik al ontelbare keren langs kwam, met verbazing om mij heen stond te kijken. Ineens realiseerde ik mij de doorslaggevende rol, lang geleden, van die ene plek in wat Brugge als toeristische bestemming zou worden. Dat ik daar nooit eerder over nadacht! Daar stond ik, lichtjes van mijn slag … midden de Hof van het Arentshuis bij de Dijver.

Was deze stad een brief aan de wereld, dan was de tuin van het Arentshuis zijn postzegel. Bescheiden in zijn onmisbaarheid, zoals het postzegels betaamt. Een postzegel, voorzien van een duidelijk leesbare afstempeldatum, het jaar 1911.
In de recente geschiedenis van onze stad mag het jaar 1911 zich niet beroepen op de status van meest genoemde jaartal. Maar er voltrokken zich in en om die tijd een handvol markante feiten en verbazend vaak was de tuin van het Arentshuis daarbij het decor van dienst.
Al was de aanzet tot die gebeurtenissen al wat eerder gegeven. Op zaterdag 11 juli 1908, toen een stel prominente kameraden de koppen bijeen stak om ‘Die Roya’ te stichten
Met in de naam van hun vereniging een verwijzing naar de Brugse reien, luidde de omschrijving – die leest vandaag ietwat bevreemdend – ‘Maatschappij ter bevordering van het vreemdelingenverkeer’. Het promoten van Brugge als toeristische bestemming, dus.
De stedelijke overheid lag nog niet wakker van toerisme, maar ‘Die Roya’ meende dat Brugge best wat meer bezoekers mocht verwelkomen. En maakte meteen werk van zijn voornemens.

Er werden een paar boekjes gepubliceerd die je onder meer kon kopen in een charmante kiosk aan de Sint-Salvatorskathedraal, een eerste aanzet tot toeristisch infokantoor. Later zou hun ‘chalet’ verhuizen naar ’t ‘statieplein’, het Zand, bij de ingang van het station.
En dan kwam Die Roya ook nog aanzetten met een spraakmakende affiche, ‘Brugge kunststad’, een creatie van Flori Van Acker. En wanneer liet Die Roya die tot de verbeelding sprekende affiche op de wereld los?

In het daarnet al gekoesterde jaar 1911! Wat ons terugleidt naar ons uitgangspunt, de Hof van het Arentshuis.

– foto Beeldbank Brugge –
Kort daarvoor kwam het Arentshuis in handen van de stad en in ‘ons’ 1911 werd de tuin opengesteld voor het publiek. Wat blijk geeft van enige toekomstvisie, want toen al had men de Hof in gedachten als verbinding tussen het recent als museum ingerichte Gruuthuse en … het pas jaren later te bouwen Groeningemuseum!

Om dat plan te vervolledigen werd ook het fameuze brugje gebouwd. De ‘eeuwenoude’ Bonifaciusbrug dateert van het jaar … ja hoor, 1911.
Dat de bootsmannen die er onderdoor varen niet vertellen dat hun ‘bridge of love’ amper een goeie eeuw oud is, we kunnen ’t verstaan.

Achterin de tuin werd meteen ook de zuidelijke poort voorzien, waarlangs sindsdien de koetsiers hun paard en rijtuig richting begijnhof loodsen.
En de doorgang in een zijmuur leidt de argeloze bezoeker vanzelf naar … Groeninge, het museum.
Dat de twee zuilen in Doornikse steen, eenzame restanten van de op de Markt verdwenen waterhalle, ook rond datzelfde jaar in de tuin werden opgesteld, dat kon u al vermoeden. De uiteraard veel jongere ‘Ruiters van de Apocalyps’ van Rik Poot markeren op hun eigen manier de Hof als toeristisch knooppunt.
Want dat is de Hof van Arents vandaag, een draaischijf waaromheen het bezoekerslegioen zich wentelt dat dag in, dag uit ons Brugge doorkruist.
De Bruggeling, die komt er amper maar fietst vrolijk langs de Dijver, slaat geen acht op de onschatbaar cruciale betekenis van de Hof van Arents in het toeristenverhaal van ons stad. En vraagt zich misschien zuchtend af of Brugge niet stilaan … genoeg toeristen over de vloer krijgt.
Je had in die tijd meerdere verenigingen die voor de bevordering van het toerisme in Brugge gingen, zowel in België zelf als in het buitenland.
Vanaf 1882 had je al de kring ‘Brugge-Nurenberg, op initiatief van het Willemsfonds. Na verloop van tijd begon het liberale imago van deze kring haar echter parten te spelen in de context van een katholiek bestuur.
In 1900 werd ze opgevolgd door ‘Brugge-Voorwaarts’ met onder andere een secretariaat en een toerismekantoortje in ‘La Civière d’Or op de Markt.
Systematisch geboycot door het katholieke bestuur werd het liberale ‘Brugge-Voorwaarts’ in 1912 ontbonden en de katholiek geïnspireerde vereniging ‘Die Roya’ nam haar taak over en kreeg wel de volledige steun van de stad.
Op de Markt verenigden de caféhouders zich ook in een vereniging om het toerisme te promoten etc etc.
In navolging van ‘Brugge Voorwaarts’ werd uiteindelijk in 1957 het ‘Comité voor Initiatief’ opgericht.
Toeristische promotie verteld in een ‘nutshell’.
Mijn grootvader, geboren in 1900, die in de buurt woonde, heeft als kind dat fameuze Bonifacius-bruggetje weten bouwen. Altijd geweten dat het nep was.
Toen ik zelf nog kind was en school liep bij de Frères, stond ik dikwijls verwonderd te kijken naar die rare koetsen, die uitgestald stonden in het koetsenhuis. Ik begreep er niet zoveel van, mijn vader reed in een Ford stationwagon.
Ook het Groeninge museum, waar ik als jongentje zomaar kon binnenlopen, had van die rare dingen in huis. Die dingen prikkelden mijn verbeelding.
De ‘Hof van Arents’ van tegenwoordig doet mij alleen maar denken aan decadentie. Heeft iemand al eens op een ernstige manier gekeken naar de beschamende toeristische merchandising die wordt aangeboden in de museumwinkel, wat het voormalige koetsenhuis is?
En dan dat glorieuze label ‘Handmade in Brugge’. Als we in onze stad één boegbeeld hadden van historisch vakmanschap om ‘Handmade in Brugge’ mee te promoten, dan wel Frank Brangwyn. Dus wat bedachten de Brugse culturele intellectuelen? In de Hof van Arents doekte men gewoon zijn bijzondere Brangwyn-museum op, tot hedendaagse spijt van menig toerist én Bruggeling. Naar verluidt huizen daar nu kantoren. Kantoren op een toeristische A-locatie nota bene, il faut le faire!