Ergens op een stoep in de Langestraat, een doos met langspeelplaten. Nóg zo’n doos. Op elke rommelmarkt vind je wel iemand die ouwe platen kwijt wil. En daar is weer vraag naar. Je gaat erbij zitten, gehurkt graai je doorheen het stapeltje. Nutteloze verzamelplaten, zoals wel vaker. Maar ineens, tussen een paar felgele ‘Alle dertien goed’-hoezen, die ene van Angelo Branduardi. Met dat dromerig portret van de muzikant, de vingers van zijn linkerhand zoeken een akkoord op de hals van zijn gitaar die hij lijkt te koesteren. En onder zijn naam ‘Highdown Fair’, de titel van het album. En ja, in je hoofd hoort de knaap die je toen was weer het meeslepende lied van toen.
Zo’n terugkeer in de tijd, helemaal naar je jongensjaren, dan neem je die plaat mee naar huis, toch? Waarom je ze alsnog laat waar ze is? Vooreerst omdat je heel lang geleden niet alleen je platen, maar ook je platenspeler van de hand deed. En bovenal, deze hoes oogt vlekkeloos. Hoezo, als dat geen argument is om ze wèl aan te schaffen! Niet, dus.
Want die ‘Highdown Fair’ van ons, ergens eind jaren zeventig ligt ze op de salontafel in de krappe mansarde die we huren, drie hoog in de schaduw van Sint-Salvator. Op een keer morst iemand een scheut rode wijn en sindsdien siert een hardnekkige, rode vlek haar hoes. En nu je ze hier in handen houdt, mis je niet alleen de muziek, maar ook die warmrode, zwijgzame getuige van ongetwijfeld late uurtjes van toen. Schone dagen, lange nachten. Zonder dat wijnspoor is ‘Highdown Fair’ gewoon die plaat niet.
Van op de zondagse rommelmarkt fiets je naar het Volkskundemuseum in de Balstraat. ’t Is daar heropening, het huis was een stuk van de zomer gesloten en dit weekend gooit het heringerichte museum zijn deuren weer open.
Er is nagedacht over nieuwe invalshoeken, hier en daar kan de bezoeker zelf de handen uit de mouwen steken. Of de voeten in een paar klompen om zich aan een volksdansje te wagen. Al blijft het totaalplaatje het vertrouwde huis zoals we het sinds lang kennen.
Achter de witgekalkte gevels van de Balstraat is de binnentuin op stille dagen een plek met een verstilde, nostalgische allure. Maar vandaag is ’t hier één en al vrolijke drukte. Alleman laveert welgemutst tussen kraampjes met van alles en nog wat omtrent oude textielambachten. Van boven de daken kijkt de middeleeuwse Jeruzalemkerk goedkeurend toe. Je bent op zo’n jaarmarkt in lang vervlogen tijden … het soort feest waar Branduardi over zingt …
“At Highdown fair for two farthings,
my father bought me a little white mouse …”
En je kan hier ook iets nuttigen, natuurlijk, en je raakt aan de praat met een toevallige drinkgenoot. Over ’t schoon weer en koetjes en kalfjes, over de nieuwe museuminvulling ook, en zo komt jullie gekeuvel uit bij Guillaume Michiels. Was de schilder in een ver Brugs verleden niet de geestelijke vader van dit museum?
Je hebt hem niet persoonlijk gekend, de kunstenaar en gepassioneerd verzamelaar van alles wat volks was. En al babbelend denk je toch weer even terug aan die plaat met de wijnhoes. Je deed ze ooit van de hand, al je platen. Het waren de jonge dagen van de cd, ineens waren grammofoonplaten ouderwets. En die ene was al helemaal waardeloos, wie geeft wat om een plaat met een vuile hoes? Je deed ze weg, voorgoed. En gemis is veelal voor later.
Guillaume Michiels liet zich daar niet aan vangen. Deed niets van de hand, zijn huis langs de Verversdijk vulde hij met al wat oud was en voor anderen nutteloos en achterhaald.
Thuisgekomen ga je in je affichecollectie op zoek naar wat erin steekt over Guillaume Michiels. ‘De wereld van een Brugse mens’, een affiche uit 2009, is het eerste wat je opdiept. Het was de aankondiging van een expositie over zijn rijkgevulde leven. En een bijhorende brochure over de tentoonstelling die doorging in ’t stadsarchief èn in het volkskundemuseum. Dat was in 2009, honderd jaar na zijn geboortedag.
De brochure – las je ze, destijds? – vertelt je verrassend veel over de schilder die het uitzoeken van het verleden van zijn stad als zijn levenswerk zag. Over wat hij publiceerde, dat was heel wat. Over zijn magnum opus, ‘Uit de wereld der Brugse mensen’, vuistdik boek dat vaak ten onrechte als een verzameling foto’s wordt omschreven. Het is waar, het werk bulkt uit van de foto’s uit Guillaume’s unieke verzameling, maar je vindt er veel meer over Brugge dan alleen maar oud beeldmateriaal. Het boek staat nog als een huis. Een oud huis, weliswaar, maar naar Brugse normen is dat een troef.
Maar wat pas echt verrast? In je collectie steken meer affiches dan je zou vermoeden omtrent initiatieven waar Guillaume Michiels zijn schouders onder zette. Als schilder èn als verzamelaar van volkskundige spullen. Maar evenzo als betrokkene bij tentoonstellingen over de geschiedenis van zijn stad, zijn Brugge.
Angelo Branduardi, in je hoofd klinkt zijn fluwelen stem de hele dag na. Jammer van die
plaat, die met de oudrode wijnvlek. En nog meer jammer, eigenlijk, dat je Guillaume Michiels niet persoonlijk heb gekend. Nochtans, toen hij overleed, ’t was in het jaar 1997, had onze stad en zijn affiches je al even in zijn ban. Had je hem opgezocht, vernam je ongetwijfeld, in de marge van veel affiches, veel kostbare verhalen.
Platen van vroeger en mensen van vroeger … en dat je ze soms pas ten volle waardeert als ze weg zijn. “Kere ke were!” … kon het maar …
Highdown Fair … een link naar het lied …
Dag Pol, ik heb Guillaume Michiels nog gekend via onze Gidsenkring.
Je zag hem wel eens op een feest van onze vereniging of een zondagse lezing, samen met zijn vrouw. Ik zie hem nog voor me…hij was een aimabele man. Zijn zoon, Antoine, was secretaris bij de Gidsenkring.
We hebben de collectie van Volkskunde voor een groot deel aan hem te danken en zijn boek met een schat aan foto’s blijft nog altijd waardevol.
Zoals meestal volg ik je en kan me terugvinden in de soort soms vergevorderde verzamelwoede die blijkbaar ook andere lotgenoten niet vreemd is.
Wat mij nog steeds een beetje kregelig maakt is de uitspraak van Angelo Branduardi die ooit een plaat opnam in ‘gebroken’ Nederlands en tijdens een interview verklaarde dat onze taal de meest afschuwelijke was die hij ooit had gehoord, laat staan moeten zingen.
Dat zal dan ook wel een artistiek misverstand geweest zijn mag ik verhopen. Zijn Italiaans is evenwel ook niet van het zuiverste.
Het bestaan van die Nederlandse opname is mij niet bekend, Johny!
En wat zijn oordeel over het Nederlands betreft … gelukkig is er altijd nog ons onovertroffen West-Vlaams!
Hartelijk dank, Pol, om mijn vader in herinnering te brengen. Het lezen van je verhaal is een emotioneel weerzien met de uitzonderlijke figuur van mijn vader – al zeg ik het zelf.
Het is volledig waar dat het boek ‘Uit de wereld der Brugse mensen’ veel meer is dan een fotoboek. Dit is een naslagwerk ‘avant la lettre’ over Brugge in de XIXde eeuw. Hij heeft daar jaren aan gewerkt. Heel veel gegevens komen bovendien uit origineel archiefonderzoek, geen ‘afschrijfsels’ van eerdere publicaties. Bovendien kon hij in die tijd nog geen gebruik maken van internet, van elektronische ontsluiting van collecties en archieven over heel de wereld, zoals dit nu wel het geval is. Alles moest ter plaatse geconsulteerd worden.
Des te meer is dit het geval voor zijn nog altijd onovertroffen ‘Iconografie van Brugge’, in 3 delen ZELF uitgegeven in 1964, 66 en 68.
Dank ook aan de musea en in het bijzonder al diegene die na hem het Museum voor Volkskunde gerund hebben. Zijn geesteskind mag nog altijd gezien worden. Een mooie ster aan het Brugse firmament.