De geboeide blik van mijn jonge neef, wanneer ik hem een foto toon van het Ursulaschrijn. Zijn verwondering om het delicate kunstwerk van Hans Memling. Terwijl het hem en mij evengoed zou kunnen verbazen dat een ogenblik tokkelen op mijn telefoon volstaat om de afbeelding zomaar van het net te plukken. Wanneer ik mijn neef die bedenking voorleg, kijkt hij mij aan als was ik een tijdgenoot van Memling die zopas vanuit de middeleeuwen de wereld van vandaag in tuimelde. Maar laten we daar even op doorgaan, beste neef. De alledaagsheid van wat ik zonet deed, laat ons vergeten vanwaar we komen.

Tot nader order wordt niemand uit vroeger tijden naar vandaag gebracht, maar ook andersom lukt vooralsnog niet. Kon dat wel, hoefde je niet meer dan een paar eeuwen in de tijd terug te keren om vast te stellen dat het bewonderen van het Ursulaschrijn toen veel meer voeten in de aarde vergde. Wou je het zien, ging je ter plaatse kijken. Was je bemiddeld, dan had je misschien een gravure in huis waarop dat meesterwerk stond afgebeeld. Je koesterde het kleinood, al betrof het wellicht een niet-ingekleurde prent. De kleurenrijkdom verzon je erbij.
En vandaag, tja, de tsunami aan informatie die ons vandaag overspoelt, die konden Memling en zijn tijdgenoten zich niet eens inbeelden.
Het kleurenpalet van de schilder kon je dan wel bewonderen in het Sint-Janshospitaal. Maar ook alleen maar daar. Tot de drukkunst zich schoorvoetend op kleurafbeeldingen toelegde en je ook thuis kon kennis maken met plastische kunst in al zijn rijkdom. Ook met die van onze Vlaamse Primitieven, dus. En al even schoorvoetend kwam ook de film over de brug met kleuren.

Wanneer verkende voor het eerst iemand met een filmcamera het museum? Er is de affiche die ‘Ten huuse van Sint-jan’ aankondigt, de film die Erik Weymeersch draaide in de jaren zeventig. Met zijn documentaire belicht Weymeersch de geschiedenis van het hospitaal aan de hand van Memlings schilderijen en enkele geënsceneerde taferelen. Erik Weymeersch was een uitgetreden ‘witte pater’ met een verleden als missionaris in Congo. Later ging hij aan de slag als cineast actief in Duitsland, bij de Beierse Omroep.
Op zoek naar recentere opnamen in Sint-Jan komen we zowaar bij Aspe terecht, de aan Brugge en auteur Pieter Aspe gelinkte tv-serie. In het vijfde seizoen baseerden de verhalen zich niet meer op de boeken van Pieter. In één van de afleveringen krijgt Herbert Flack – inspecteur Van In, weet je nog? – te horen dat in het Sint-Jansmuseum twee panelen van Hans Memling werden gestolen, de portretten van Willem Moreel en Barbara Van Vlaenderberch.
Voorwaar een hoogst merkwaardige verhaallijn. Was er bij de opnamen niemand die de scenarist aan de mouw trok? Zeg, mijn beste, die portretten zijn van Memling, maar dat ze geroofd worden in Sint-Jan? Ze hangen sinds jaar en dag in ’t Museum voor Schone Kunsten in Brussel! Ze zijn ooit wel aan Brugge uitgeleend, de laatste keer bij de grote Memling-tentoonstelling. Maar die ging door in Groeninge, niet in Sint-Jan, en da’s geleden van het verre 1994!
Dwalende scenarioschrijvers, ze bestaan.
Ook op tv, maar veel recenter, zagen we ‘Nacht in het museum’, waarin Thomas Vanderveken in elke aflevering een bekende Vlaming voor een nachtje meetroont naar een kunstwerk ergens te lande. Het concept is markant en doorgaans best genietbaar. Ook die aflevering waarin Herman Brusselmans het Ursulaschrijn van Memling bewondert. De kijker maakt kennis met het schrijn èn een onvermoed eerbiedige Brusselmans.

En zo zijn we intussen vrolijk de eenentwintigste eeuw in geduikeld en komt het hospitaalmusuem niet enkel op het scherm, er komen ook schermen in het museum. ‘Closer to Memling’ brengt je naar de ongeëvenaard grootse zolder van het museum. Daar gingen al meermaals imposante exposities door, maar dit keer steek je er zelf de handen uit de mouwen. Vind je die ouwe olieverfpanelen veel te eenduidig, kan je met interactieve toestanden de zotste details van Hans Memlings schilderkunst naar je hand zetten. En er is een nieuwe stadswandeling en zo’n zoektocht waarbij je smartphone je op weg helpt.
Van het ongetwijfeld voorbeeldig brave verslag van een filmende pater naar een speurtocht met je slimme telefoon bij de hand … Voila, beste neef, dat is waar je Memling zoal visueel kan treffen. Een vogelvluchtig overzicht, bijeengezocht door je ouwe oom. Niet slecht, hé, voor een naar vandaag gekatapulteerde middeleeuwer?
Wie was Memling eigenlijk ? Naast de verhalen van een aaangespoelde huurling die onderdak kreeg bij de nonnekes en er uit dankbaarheid zijn Ursula Schrijn gaf, om wat later huizen te kopen in Sint Gillis, wat klopt er van het verhaal ?
Johny, het schilderij ‘Memling schildert de rijve van de Heilige Ursula’, is van de hand van Bruggeling Edward Wallays. Het zit opgeborgen in het depot van Groeninge. Je ziet de nog zichtbaar verzwakte schilder bij zijn onafgewerkte kunstwerk.
Uiteraard betreft het een negentiende-eeuwse interpretatie van de ‘gekwetste soldaat die hier bij ons op krachten mag komen en uit dankbaarheid zijn oeuvre opdraagt aan het hospitaal’. Zo’n verhalen zijn wel vaker schoner dan waar.
Johny, om te antwoorden op jouw vraag “wat er klopt van de band van Memling met Sint-Gillis” vond ik de volgende elementen.
Memling bezat inderdaad twee stenen huizen in de Sint-Jorisstraat – groot genoeg om er met zijn gezin én met twee leerlingen te wonen. Het blijkt echter niet te gaan om het zogenaamde Memlinghuis in die straat.
Aan de parochiekerk van Sint-Gillis is in 1994 – bij de vijfhonderdste verjaardag van zijn sterfdatum – een gedenksteen aangebracht, met de vermelding dat Memling in die kerk werd begraven. Dat blijkt niet te kloppen: bij zijn overlijden had Memling wel voldoende geld om in de parochie Sint-Gillis te worden begraven, maar niet in de parochiekerk zelf.
De reden van zijn geldtekort lag juist in zijn huizenbezit: Hans behoorde daardoor tot de 10% rijkste burgers van Brugge, en moest dus belastingen betalen ter bekostiging van de oorlog tussen Frankrijk en Maximiliaan van Oostenrijk. Daarbij kwam, dat deze oorlog niet naar wens verliep, en Memling leed onder een economische recessie die daarvan het vervolg was.
Een band met Sint-Gillis is er steeds geweest, in die zin dat zijn standbeeld staat op het plein waar lang geleden de woensdagmarkt plaatsvond – een plein dat in de loop der tijden afwisselend de Woensdagmarkt of het Memlingplein heette.
Mirsie voe de toelichtienge. wat mien ook ientegreert is de kerke van Sint Gillis ivm het
vrijkopen van ‘blanke’ slaven. Ooit iets over gelezen.
Johny, in de Sint Gilliskerk bevindt zich inderdaad een doek – uit het penseel van Jan Garemyn (Brugge 1712 – 1799) – over het vrijkopen van blanke slaven. In de 17de eeuw verdienden veel Vlamingen de kost in de bloeiende scheepvaart. Ze hadden echter af te rekenen met piraterij, vooral ter hoogte van Noord Afrika. De kapers hadden vlug door, dat naast de lading ook de bemanning van de handelsschepen tot de buit kon worden gerekend. Gevangen scheepslui werden als dan ook slaven verkocht op de markten van (vooral) Tunis en Algiers – tenzij ze over voldoende middelen beschikten om zichzelf vrij te kopen.
Niet te verwonderen dat precies de Bruggeling Garemyn deze slaven in beeld bracht: deze schilder en tekenaar staat bekend om zijn kleurrijke weergave van het volkse dagelijkse leven. Niet gehinderd door familiezorgen was deze vrijgezel een zeer productieve kunstenaar, met als motto “nulla dies sine linea”.