Arbeid adelt, maar de adel …

Die zomer van 1905. Radio bestond nog niet, maar ieder had zijn eigen stem. Op elke steiger klonk een lied. Zo was metselaar Jules aan ’t werk op een eerder bescheiden steiger langs de Steenbrugse Wandeling. Zijn broer Fernand een heel eind verderop, vrolijk fluitend op een indrukwekkend hoge stelling waar je die niet zou verwachten, midden de bossen van Sint-Andries.
Er werden in het Brugse ommeland overigens wel meer steigers opgetrokken. Op de werven van de nieuwe zeehaven die stilaan vorm kreeg en waarmee Brugge zich na eeuwen weer op de economische wereldkaart zou zetten. En op de chantier in Sint-Michiels, waar de opbloeiende ijzergieterij van De Jaegher uit de binnenstad, in de buurt van de Gieterijstraat, een heel nieuwe fabriek bouwde.

… een fabriek die zich toelegt
op alles wat met de trein van doen heeft …

NV La Brugeoise, zo heette de onderneming voortaan, zou zich toeleggen op de constructie van spoorwegmateriaal. Ach, de trein! Sinds op het Statieplein, dat ze vroeger ’t Zand noemden, een imposant nieuw station in de plaats kwam van het veel bescheidener eerste, was Brugge omtrent mobiliteit helemaal mee met de gang van de wereld.
En voor een fabriek die zich toelegt op alles wat met de trein van doen heeft, lag een stralende toekomst in het verschiet.
De beloftevolle onderneming permitteerde zich dan ook een toegangspoort met iets van grandeur.
’t Was langs de Steenbrugse Wandeling, waar in de jaren die volgden menig fraai huis zou verrijzen, dat die nieuwe poort werd opgetrokken. Jules en zijn makkers op hun stelling werkten aan een constructie in een ietwat historiserende bouwstijl, een gulle combinatie van baksteen en arduin.

Van de diverse toegangen tot La Brugeoise was dit degene die het imago van het bedrijf hoorde te schragen. Al was de toegangspoort niet bijzonder groots opgevat. Hoefde ook niet, enslotte zou ze doorgang bieden naar de eerder smalle draaibrug die naar de overkant van de vaart, naar de bedrijfssite leidde. Vanuit de fabriek verliep alle toevoer en het wegvoeren van materiaal trouwens langs het kanaal of langs het spoor.
Het bouwwerk zou fungeren als toegang voor personeel en voor wie het bedrijf bezocht als zakelijke connectie. Kwam die klant per auto? Misschien wel, stilaan dook de automobiel her en der op in het straatbeeld. Al bleef hij vooralsnog het vervoermiddel van de bemiddelde klasse. Meneer doktoor had er een en de notaris. En natuurlijk de elite, de rijkelui die zich dat soort fratsen konden veroorloven.

EĂ©n enkele affiche met de toegangspoort.
Van een beweging,
erfgenaam van de slogan
‘Arbeid adelt, maar de adel arbeidt niet’?

Zo zag je ongetwijfeld het jonge, adelijke echtpaar Stanislas en CĂ©cile van Outryve d’Ydewalle met hun automobiel op weg naar de werf van hun nieuwe woonst, je weet wel, in de bossen van Sint-Andries, waar Jules’ broer Fernand in de weer was. Het koppeltje had van grootmoeder AdĂšle Le Bailly-de-Man als trouwcadeau een schoon stuk bosgrond gekregen, ruim genoeg om er een kasteel te bouwen. Ze zouden het Tudor noemen, naar de Engelse bouwstijl waarin het werd opgetrokken.
“Arbeid adelt, maar de adel arbeidt niet!”, zuchtte Jules die avond, toen hij en Fernand hun werkdag wegspoelden in ‘Beter hier dan verder’, ’t cafĂ© dat langs de Steenbrugse Wandeling dichtbij de stedelijke begraafplaats zijn naam alle eer aan deed. Fernand had hem gecorrigeerd, meneer Stanislas was altijd vriendelijk en bijzonder opgezet met hun werk, daar op de werf. “En komt hij zich dan ook in ’t zweet werken, gelijk gij?”, had Jules nog geprobeerd, maar zijn broer bleek niet onder de indruk.

Dat Fernand misschien wel iets van gelijk had, zou later aan het licht komen. Stanislas van Outryve d’ Ydewalle bracht zijn adelijk bestaan niet in ledigheid door. Jurist van opleiding – dat had je dan weer wel, van hogere scholing kon de doorsnee metselaar alleen maar dromen – bleek hij zijn hele leven een bezige meneer. Een geĂ«ngageerde meneer, ook. Werd burgemeester van Sint-Andries Ăšn voorzitter van de kerkfabriek.
Stond aan de wieg van ‘Eigen Heerd is Goud Weerd’, een project omtrent sociale woningen, zette zijn adellijke schouders onder het in die dagen niet onbelangrijke ‘‘ComitĂ© voor Vlaamse Arbeiders in Frankrijk’ dat seizoenarbeiders begeleidde en zette zich in voor de belangen van landgenoten die naar Amerika emigreerden.
Daarnaast vond hij ook nog tijd om de geschiedenis van zijn gemeente uit te pluizen en een paardenfokkerij op te starten, Stanislas had ‘geen zittend gat’ De tien kinderen die hij en zijn CĂ©cile op de wereld zetten, laten we nog buiten beschouwing, zullen maar aannemen dat ze voor het grootbrengen van dat grut enig personeel in dienst hadden.

… weliswaar triestig vervallen.

Anno 2024 
 er vloeide veel water door de Brugse reien sinds we de metselaarsbroers, elk op hun stelling, doende zagen. De toegangspoort naar La Brugeoise staat nog overeind, weliswaar triestig vervallen. Het Open Monumentenweekend dat er aan komt, brengt het bouwsel en de broodnodige restauratie onder de aandacht.
En Tudor? Twee dochters van Stanislas en Cécile woonden hun hele ongehuwde leven op het kasteel. Tot het veertig jaar geleden door de stad werd aangekocht, om later weer in privéhanden te komen als horecazaak. Mocht u een aardig pand zoeken in de Brugse rand, er staat er momenteel eentje te koop. Het heet kasteel Tudor.
En hoe het zit met oude gezegden 
 Of de adel arbeidt? In onze dagen is blauw bloed al lang geen vereiste meer om gefortuneerd te zijn. En beschikken lang niet alle adellijke lieden, ondanks hun ronkende namen, over kluizen vol duiten.
En of arbeid adelt? Dat oordeel laten we graag over aan de Fernands en Jules op de stellingen van vandaag.

This entry was posted in Het Brugge van toen, Van wielen en op weg zijn. Bookmark the permalink.

6 Responses to Arbeid adelt, maar de adel …

  1. Johny RECOUR says:

    Ongetwijfeld zoals zovelen herinneringen aan de Brugeoise.
    Rond 1973 werden er de eerste Amerikaanse Straddle Cariers, ‘Olifanten’, van Clark geassembleerd voor de containerterminals van de ‘SBA des Ferry-Boats’. En ook de vorkheftuigen, ‘forklifts’, die nodig waren voor gebruik in en uit containers.
    Later leerde ik Kasteel Tudor kennen, we vierden er mijn vader zijn 80e, ook al 19 jaar geleden.

  2. dries simoens says:

    De inderdaad iconische toegangspoort – een eeuw oud – van de “Brugeoise” speelt allang geen rol meer als hoofdingang tot de bedrijfssite, maar behoort sinds 1999 tot het architecturaal onroerend erfgoed. Toen een paar jaar geleden een projectontwikkelaar de achtergelegen site aankocht, en opzag tegen dure restauratiekosten voor het poortgebouw, is de poort voor een symbolische euro verkocht aan de stad Brugge.

    • David Serlet says:

      De poort is (nog) niet in handen van de stad Brugge, maar werd verkocht aan de Brugge Foundation, die momenteel met de voorbereidingen van de restauratie bezig is.
      Op Open Monumentdag kan je hierover meer informatie krijgen ter plaatse.

  3. Kristoffel Boudens says:

    De handgetekende letters op de poster ‘Kasteel Tudor’ zijn hoogstwaarschijnlijk van mijn vader Jef Boudens, mocht dit al een detail-informatie zijn die de moeite van het vermelden waard is.

    • Pol Martens says:

      En of je aanvulling voor ondergetekende, als affiche-verzamelaar, van nut is, Kristoffel!
      Tenslotte was de naam Jef Boudens in het verhaal van de Brugse grafische wereld een hoofdstuk op zich.

  4. Johny RECOUR says:

    Ooit leerde ik “Du choc des idĂ©es jaillit la lumiĂšre” en in het geval van erfgoed en heemkunde kan dit niet beter toegepast worden, wat zou er anders al niet verloren gegaan zijn.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *