Misschien overwegen nog wel een paar Bruggelingen wat vannacht in mijn slaapgedachten langs kwam. Of ben ik de enige sentimentele ziel die zich voorneemt om een bloem neer te leggen waar archeologen al de hele zomer geduldig speuren op wat ooit het Onze Lieve Vrouw Kerkhof was? Eén bloem, een witte. Een teken van leven aan stadsgenoten die in lang vervlogen dagen het leven lieten en daar werden begraven. Eeuwige rust, althans tot in die eeuw van ons. Die tijd waarin wij, rusteloze zielen, koste wat kost het verleden willen ontraadselen. Een teken van verontschuldiging ook, sorry voor ’t verstoren van jullie rustplaats.
Zo’n opgravingssite aan de voet van een hoofdkerk in een middeleeuwse stad is voor wie archeologie nauw aan het hart ligt, het klinkt bizar, een godsgeschenk. Maandenlang de kans krijgen om de graven met alles errond en erin onder de loep te nemen, de wensdroom van alle archeologen. Al vindt niet iedereen dat vanzelfsprekend. Wij herinneren ons enige wrevel toen jaren geleden bij die andere kerk, de Sint-Salvatorskathedraal, stoffelijke resten werden geborgen. Of daar altijd de nodige eerbied aan te pas kwam, daaromtrent ontstond wat commotie.
Delven op een begraafplaats, voor de hand liggend mag het nooit worden. Of hoe het aloude begrip ‘grafdelver’ ineens een heel andere betekenis krijgt. Maar weten wat was en hoe het was, misschien helpt het om onszelf in een ruimer tijdskader te plaatsen. Om te beseffen dat ook wij ooit verleden zullen zijn. ‘Gedenk, o mens … ‘, weet je nog, Aswoensdag, het askruisje?
Houden we daarom ook vast aan die traditie om tussen de eerste herfstbladeren bloemen neer te leggen bij wie ons dierbaar is? Allerzielen, ‘alle zielen’, een zwijgmoment, één keer in het wentelen van de seizoenen.
Wat iemands plaats-voor-goed op deze aardbol ook mag zijn, een graf, een urne, een strooiweide of de golven van de zee, het blijven plekken waar we hem of haar gedenken. En dat is goed. Maar voor elk van ons verschillend. Voor sommigen in uw en mijn omgeving is het bezoeken van een begraafplaats een regelmatig herhaald ritueel. Maar het terugdenken kan zich aandienen op elke plaats, op elk moment, menen anderen voor wie een graf enkel het oord is waar ooit afscheid werd genomen.
En al rekent ondergetekende zich eerder tot die laatsten, toch staat ook hij dezer dagen, samen met wie hem lief is, stil voor een grafsteen of een urnenzuil. Om zwijgend te zeggen wat hij niet zeggen kan.
En om dan terug te keren naar het leven, naar alledag. Al houdt hij in ’t passeren door de binnenstad misschien toch ook even halt bij een buitenmaats diepe put nabij een kerk. Dat heeft ie zichzelf beloofd, ergens in het sluimeren van de nacht. Toen doorheen zijn dichterlijke nevelgedachten ook wat weke verzen dwaalden …
’t Deed goed dat hij ze weer kon oproepen, bij ’t ontwaken.
“Ik wou dat ze vertelden
van alle liefde die jij gaf,
maar nergens zwijgen bloemen
zoals de bloemen bij jouw graf …”
Pol, zeer zeker mijmeringen die iedereen aanspreken! De Ierse schrijver Oscar Wilde (1854-1900) zei het zo:
” De dood moet zo mooi zijn.
Om in de zachte bruine aarde te liggen,
met de grassen wuivend boven het hoofd,
en te luisteren naar de stilte.
Om geen gisteren en geen morgen te hebben.
Om tijd te vergeten, om het leven te vergeven, om vrede te hebben.”
We herinneren niet alleen ons eigen doden maar binnenkort ook de duizende onvrijwillig gestorven militairen. Rudyard Kypling schreef ooit de zin “Lest we forget” nadat zijn zoon verdwenen was in de poel van WO1 1916 in Frankrijk. En de Engelsen houden nog steeds een parafrasering van Oscar Wilde in ere bij iedere herdenking nav de slag van Kohima in januari 1944 met de zin : “When you go home, tell them of us and say, for your tomorrow we gave our today”. Ook onder de Menenpoort in Ieper wordt die nog bij menige plechtigheid uitgesproken.
De grote vraag blijft: hoe slagen wij, levende, sterfelijke mensen erin, de dood te overstijgen?
Arnold, ge komt hier af met de vraag der vragen! Mijn grootvader zaliger had daar ongetwijfeld enige volkse wijsheid tegenover geplaatst … iets in de aard van ‘Er is er nog nooit één weergekeerd, hé!’
Hierover dit gedicht van Jan Coghe:
“Terwijl jij dood bent gaat het leven door …
Men zegt wel dat “het went”.
Ik vind niet het goede woord ervoor.
Want, ach, je hele leven en je naam zijn nooit uit te wissen.
Ik zal je altijd, elke dag, verwachten en toch missen.
Daarom vraag ik, onhoorbaar zacht, of je mij toch wil geven
een teken, bijna niet te zien, dat je nog bent na dit leven …”
Onze doden herdenken is mooi en zolang zij in onze gedachten zijn leven ze op één of andere manier toch een beetje voort.
Langs de andere kant : onze planeet kan maar een aantal mensen op comfortabele manier “herbergen” en zolang er geen wereldwijde geboortebeperking wordt ingevoerd moeten er jammer genoeg veel mensen overlijden om het voortbestaan van de mensheid en de andere diersoorten in de toekomst te verzekeren.
Dat is het trieste lot van alle leven hier op aarde.
Er is geen planet B …