Voor elk van ons houdt het bestaan een paar zekerheden in petto. Dat is vooreerst, of eigenlijk na alles, het bijltje dat we er vroeg of – maar liever – laat bij neerleggen. En voorafgaand aan dat doorgaans spijtige voorval, onze niet te ontlopen verjaardagen. Zo’n dag viel mij onlangs andermaal te beurt. Ook dit keer kon een enthousiast knallende kurk de nuchtere vaststelling van het verouderingsproces niet overstemmen.
‘Wees content dat ge zover geraakt!’, fluisterde het brave engeltje op mijn rechter schouder. Terwijl in mijn andere oor het duiveltje van dienst kwam aanzetten met een voor zijn doen verrassende boodschap. ‘Soms kan een verjaardag ook opluchtend nieuws zijn!’, wist hij grinnikend te melden. Ik was op mijn hoede, maar liet hem verstaan dat ik geen benul had van wat hij bedoelde. ‘Welaan dan, wend u tot uw advocaat!’, klonk het betweterig en weg was ie.
Uit mijn kelder diepte ik een ontgonnen fles advocaat op en zette mij aan het nadenken. Over het mogelijks ‘opluchtende’ van verjaardagen.
Dat ons concertgebouw dezer dagen zijn twintigste verjaardag viert, da’s alleszins aangenaam nieuws. Al was twintig jaar geleden niet iedereen even enthousiast over het dominante bouwsel, vandaag kunnen we ons die hoek van ’t Zand nog amper voorstellen zonder. We kunnen er ons laven aan culturele fijnproeverij en hoeven we Anima Eterna of Anna Teresa De Keersmaeker even niet, lopen we er binnen voor Bart Peters of Natalia.
Maar begon Duivelmans daarnet over een advocaat? Waar was dat voor nodig? Warempel, na een paar glaasjes begon het mij te dagen. Misdrijven, daarover ging het! Wie ooit iets mispeuterde heeft kan er alle baat bij hebben dat … foute dingen verjaren! Maar wat dan nog, zeuren over misdaad en advocatuur, tegen deze brave ziel die niet eens overweg kan met een vliegenmepper? Het vergde nog een glaasje advocaat om dat uit te klaren.
Geestrijk vocht gunt een mens een weliswaar minder scherpe, maar des te ruimere kijk op het leven. Kortom, het leert hem dat ook hij niet zonder zonde is. Dat gemijmer levert bovendien plezante herinneringen op en niet zelden is het meest plezante hetgeen eigenlijk niet hoort. Zo kent wie ondergetekende kent, ook zijn zwak voor verbodstekens. Verboden toegang na zonsondergang, meer uitnodigend kan een melding amper, toch?
Zo was er ooit in Brugge een nieuw gebouw dat werd opgetrokken. Het was hoog en breed en bloosde als een rijpe appel. Al wie enigszins begaan was met de stad kwam regelmatig langs om de vorderingen van het bouwwerk op te volgen. Rond de ruime bouwwerf kwamen van die hoge dranghekkens. Kwestie van ongenode gasten te weren, alle begrip. Je hoefde ook niet op de werf, vanop afstand kreeg je best wel een idee van wat het worden zou. Een imposant monument van architecten die kozen voor wanden, bedekt met terracotta tegels. En tegen de gevels hoge, slanke zuilen, opgetrokken uit holle stenen van hetzelfde zachtrode aardewerk. Daar was enige commotie rond, toen kort voor de eindafwerking nogal wat van dat tegelwerk tijdens een stormnacht vrolijk naar beneden donderde.
Van dag op dag werd de bouwwerf talk of the town. Meer zelfs, tot ver buiten de stad wist alleman, in Brugge hebben ze een nieuw concertgebouw met vliegende tegels!
De stapel tegels en holle stenen die daar lag, op een dag, naast een opzij geschoven dranghekken bij de uitweg van de werf en waar niemand naar omkeek, was dat afgekeurd materiaal of hadden ze er teveel? We zullen het nimmer weten. Wel weten we van een hoogst merkwaardig fenomeen dat zich voordeed. Na een week of wat bleek hier en daar een stedeling
zo’n steen of een tegel in huis te hebben. Een souvenirtje, meneer, omdat we trots zijn op ons nieuw concertgebouw! Bruggelingen zijn creatieve zielen, bleek toen iemand op het idee kwam om zo’n terracotta tegel te benutten als ‘onderlegger’ om iets warms op de eettafel neer te zetten.
’t Moet zijn dat die stiekem meegenomen tegels en holle stukken aardewerk overbodig waren, want achteraf ontbrak nergens op de gevels ook maar één tegel. Intussen is het concertgebouw twintig jaren jong en nog altijd zit alles op zijn plek.
En de overtolligheden van toen? Misschien vind je ze nog wel thuis bij een paar fervente bewonderaars van Brugge’s meest indrukwekkende eigentijdse monument.
Diefstal, toch? Ach kom, schenk ons nog een borrel advocaat in, van sommige dingen is ’t gewoon geruststellend dat ze al lang verjaarden.
Ik herinner mij dat ik bij mijn eerste bezoek dacht, dit is een kil gebouw! Na al die jaren en al die keren dat ik er binnenkwam ben ik het gaan respecteren. De sobere aankleding zorgt ervoor dat alle aandacht in de eerste plaats gaat naar wat zich op het podium afspeelt.
Wat een contrast met bijvoorbeeld het bombastische interieur van de stadsschouwburg. Al moet je dat natuurlijk in de context van zijn tijd zien.
Niet alles omtrent het concertgebouw is een applaus waard … Jammer dat dezelfde architecten in gingen op het aanbod om de parkingpaviljoenen op het Zand te ontwerpen. Het logge paviljoen vlakbij hun eigen concertgebouw, het kon beter …
Mijn probleem met dat gebouw is dat het mij niet troost. Nochtans was dat de expliciete bedoeling, want architect Paul Robbrecht orakelde destijds in de krant De Morgen dd. 28 december 2001 : “Architectuur moet een ‘genoegendoend’ effect hebben, ‘comfort’ nastreven; ‘comfort in de brede betekenis, en in de Engelse betekenis van ’troost’.” Voor mij werkt het gebouw absoluut niet verbindend. Ik vind het nog steeds spuuglelijk en ervaar het in zijn gesloten vorm als een roodkleurige variant op de Duitse bunkers langs de Atlantic Wall. Geef mij dan maar liever de nieuwe Beurshalle. Dat gebouw staat daar eenvoudig en solide als een stevig blok en het heeft verder geen pretentie. Dat heeft het Concertgebouw dus wel : misplaatste pretentie. Wie mij vraagt wat ik erover denk, antwoord ik steevast hetzelfde : “Dat Concertgebouw staat alleen maar in mijn weg”.
Het kan ook niet anders. De circulatie is gewoon tegendraads. We rijden rechts, we houden rechtsaf op het voetpad (nu zeker met covid) waarom moeten we hier linksaf naar de zaal te gaan? Telkens opnieuw ervaar ik dit als tegen mijn natuur.
Misschien is dit het grootste euvel van het busstation van De Lijn (dat de naaste omgeving van het concertgebouw ontsiert): het feit namelijk dat de ganse systematiek “rechts rijden, links voorbijsteken” er helemaal is ontregeld. Op welk “perron” moet je als voetganger wachten om een bus te nemen richting binnenstad?
Da’s heel simpel, logisch en absoluut niet moeilijk, mr Simoens: op het voetpad kant gebouw waar een haltebord staat met de nummers en bestemmingen. Da’s de bushalte voor alle bussen, die van het station komen richting binnenstad en/of verder bv Sint-Pieters/Sint-Jozef e.a.
De haltes onder de busluifel zijn voor vertrekkende bussen richting station en verder; dat zijn bussen die van de binnenstad of van verder komen. Ook daar zijn halteborden geplaatst met duidelijke vermelding van de nrs en bestemmingen.
In antwoord op meneer Ranson … en om van bij het busstation terug te keren naar het concertgebouw, waarover bovenstaand artikel gaat … Wat die, ‘geslotenheid’ betreft, waar u moeite mee hebt … In de gevel van het gebouw, boven de ingang, gaapt een groots venster met uitstulpende kraag dat bij mij altijd als een toeter voorkomt. Was het aanvankelijk niet de bedoeling om op dat ‘scherm’ beelden te tonen van wat zich binnenin op het podium afspeelde?
Trouwens, meneer Ranson, ooit liet ik mij vertellen dat het idee van zo’n projectiescherm werd geopperd door een zekere Alex Calmeyn … Is daar iets van aan?
Wel, Pol, waarom stel je die vraag niet eens aan Alex Calmeyn zelf ? Ik heb mijn eigen documentatie nagekeken, en je hebt gelijk : Calmeyn was degene die ‘Grote Beeldschermen voor Concertgebouw’ bepleitte, luidens een artikel van Eric Van Hove in Het Nieuwsblad dd. 13 maart 1998. Het voorstel was kennelijk gebaseerd op de voorgevel van het ‘Cybertheatre’ in Brussel, dat in die tijd een centrum was voor nieuwe media. Van Hove schreef : ‘Het idee is om de buitenkant van het nieuwe Concertgebouw op ’t Zand te bekleden met beeldfaciliteiten die inspelen op de nieuwe media.’ Als dat de bedoeling was, allez dan, men heeft er veel van terecht gebracht.
Uw archief bewijst alweer zijn niet te onderschatten waarde, meneer Ranson. En stelt mij gerust omtrent mijn geheugen, waarin naast almaar meer gaten blijkbaar ook nog enige inhoud overblijft. Intussen houdt de heer Calmeyn houdt zich, tegen zijn gewoonte in, stil.
Vreemde reacties n.a.v. het twintig jarig bestaan van het concertgebouw. Mijn man en ikzelf hebben vanaf de start de bouwwerken opgevolgd. Onze wandelingen begonnen en eindigden bij het in opbouw zijnde concertgebouw. Wij keken ernaar uit en genoten van elke verandering. Toen het klaar was hebben we er al menig uur genoten van mooie muziek/ In tegenstelling tot anderen zijn wij trots op het concertgebouw. Het is een mijlpaal in Brugge en ik geniet elke keer weer van het rode geweld buiten en de soberheid binnen.
Wij zijn fan.
Als ik me goed herinner hadden de aanvankelijke bezwaren vooral te maken met het feit dat ’t Zand, wanneer het aan de vier zijden zou worden bebouwd, te sterk de indruk zou bieden van een “afgesloten plein”. Men wou het “open” karakter bewaren, richting groene promenade (gras en aanplantingen), “blik op oneindig”, met aan de horizon het standbeeld van Koning Albert I, het Unesco-plein met zijn kleurige vlaggen, het station… Deze open visie wordt thans getrancheerd door het opvallende (qua kleur en lijnenspel) concertgebouw- en het dient gezegd: op een esthetisch verantwoorde wijze. Akkoord dat de dichte omgeving van het concertgebouw niet bepaald smaakvol is ingericht. En dan alludeer ik niet enkel op de parkingpaviljoentjes, maar ook op het busstation van De Lijn: rommelig, en met onduidelijke verkeerssignalisatie. Ook nog dit in verband met verdwenen materialen: waren een paar jaar geleden ook de vijf beelden van dansende vrouwen niet plots onvindbaar? (wat wellicht de reden is van het schrappen van de centrale fontein, die voorheen ’t Zand sierde)
Als u omtrent de verdwenen beelden doelt op de bronzen sculpturen van de fontein, dan kan ik wel aanvullen dat dit ‘monument’ hoe dan ook geen plaats meer zou krijgen op het nieuw aangelegde zand.
Maar dat verhaal is inmiddels genoegzaam bekend, het lijkt mij niet opportuun om er hier verder op in te gaan …
Om terug te keren naar het thema van de “verjaring”. De verjaringstermijn is gemakkelijk te berekenen bij diefstal, dat een “onmiddellijk” misdrijf is. Heling is echter een “duurmisdrijf”, dat zich niet in één ogenblik voltrekt: wanneer begint de verjaringstermijn te lopen?. En er is heling wanneer een persoon een zaak behoudt, waarvan hij weet dat die zaak onrechtmatig is verkregen. Dit schrijf ik, zonder specifiek te weten wat er met de verdwenen bronzen meisjes (destijds rond de fontein op ’t Zand) is gebeurd.
Wie destijds zo’n tegel van ’t concertgebouw meenam naar huis mag inderdaad gerust zijn … er is sprake van verjaring van dit zware misdrijf. Overigens, zo’n tegel is best wel zwaar, dat kan ik u verzekeren. En de bronzen beelden van de fontein zijn wellicht nog brons, maar al lang geen beelden meer, Dries. De knapen die ermee aan de haal gingen, zijn inmiddels bij een andere uitoefening van hun job tegen de lamp gelopen.
Ik blijf bij mijn standpunt van twee decennia geleden. Het Concertgebouw is te klein om groot te zijn en te groot om als een kleine zaal door te gaan. En dan heb ik uiteraard over het aantal zitplaatsen. En dat heeft gevolgen voor de prijs, de kost van de uitbating, de orkesten die je aantrekt of kan aantrekken, enz.
Voor kleine evenementen is er in Brugge centrum de Joseph Ryelantzaal (op het Achiel Van Ackerplein). Het betreft de herbestemming (anno 1985) van de Anglicaanse kerk. Het is een verwarmde concertzaal met 200 stoelen, een orgel en een piano – geschikt voor culturele activiteiten: niet alleen muziek, maar ook lezingen en voordrachten. De auto raakt men kwijt in de ondergrondse parking “Ezelstraat”, met inrit via de Hugo Losschaartstraat (waar zich vroeger het Theresianenklooster en de Weylerkazerne bevonden, dus naast de huidige Middenschool).
De Joseph Ryelandtzaal kreeg als voormalig gebedshuis op die manier weliswaar een gepaste invulling, ook als lesruimte voor de orgellessen van ’t conservatorium. Maar ben ik de enige die, wanneer hij er binnen komt, de indruk krijgt dat het interieur wacht op een grondige opfrissing en aanpassing aan de noden van een treffelijk concertzaaltje?
Nog een geluk dat men het plein voor de zaal niet het “Joseph Ryelantsplein” noemde, want “Ryelant” kan op tien manieren worden gespeld (stel je voor in onze gps-tijden !). Gelukkig moet iemand plots aan Achiel Van Acker hebben gedacht. Overigens: wat is de correcte versie van ’s mans voornaam? Naar blijkt: “Achille”. Zo staat vermeld op het titelblad van zijn postume publicatie “De duivel in spreekwoord en gezegde”. In het woord vooraf wordt de grote staatsman een “geniale folklorist genoemd”, waarvoor de inleider evenwel “een diepe bewondering koestert”. Toen Achille aan zijn boek begon, dacht hij dat 75 spreuken een mooi resultaat zou zijn. Toen hij de eerste maal de aantekeningen onderbrak, had hij er meer dan duizend. Ten slotte werden het er meer dan drieduizend. Achille kende ook de Bijbel, en wist dat duivels in feite “gevallen engelen” zijn. Vandaar het opgenomen gezegde: “men is beter bij God dan bij zijn heiligen”.
Vergelijkingen met de stadsschouwburg gaan niet op. Het “theater” (vroeger de comédie genoemd) is een van de best bewaarde en oudste 1869) stadstheaters in Europa. Waar het concertgebouw in 2002 werd gebouwd om een leemte te vullen, werd in 1869 voor het “theater” een leemte gecreeerd: 45 huizen werden gesloopt en 150 inwoners moesten op zoek naar een nieuw onderkomen. Het theater is qua uiterlijk een lelijk gedrocht, zeker toen men in 1980 de vlakke gedeeltes liet schilderen in het knalgeel (het moderne beeldje van Papageno voor het gebouw, maakte veel goed). Binnen krijgt men echter een magisch gevoel van vervlogen tijden. Bekend zijn wel, en terecht, de monumentale centrale luchter en de stijlvolle vestiaires op elk van de verdiepingen. Een van de grootste happenings was wel (in 2005) de Spencer Tunick “performance”: de zaal was gevuld met 350 naakte mannen en 350 naakte vrouwen. Inderdaad “kunst”, als men het “verrassingseffect” beschouwt als een essentieel onderdeel van “kunst”. Na de vertoning vormde zich een stoet van 2.000 naakte personen, die via de Vlamingstraat optrok naar de Grote Markt. De beelden werden wereldwijd verspreid (als “goedkope” publiciteit kon dat gelden!). Wel stel ik mij de vraag: hoe hebben die 2.000 deelnemers na afloop hun klederen teruggevonden in de stapel broeken, vesten, jurken, mantels … (om van het ondergoed niet te spreken). Heb dan een theater met indrukwekkende vestiaires…
De dag van de “ontblote” stoet was het ijskoud, stond er een ijzige wind en regende het pijpestelen. Toch moesten ook de schoenen uit, wat (op de glibberige kasseien) tot (soms hilarische) valpartijen leidde. En hoe moest elke deelnemer uit een stapel van 4.000 schoenen het paar vinden dat zijn eigendom was?
Terugblikkend op zijn Brugse performance heeft de Amerikaan Spencer Tunick gezegd, dat hij “de anonimiteit van de mens in het openbaar leven” wilde visualiseren.
Kom dat tegen: ge bezit de mooiste vestiaires ter wereld, en dan worden die op die dag in 2005 straal genegeerd.
Je bewondering voor de vestiaires van de schouwbrug verbaast mij behoorlijk, Dries … doel je nu echt op de krappe kotjes waar je je jas kwijt kan?
Akkoord: tegen de achtergrond van de paleisachtige foyer, lijken alle kapstokken wel recht uit het stedelijk zwembad Jan Guilini te komen.
Mooi verhaal!
Bedankt, en groet,
Jeroen
‘Ons concertgebouw’ is eigenlijk bij mijn weten het tweede van onze stad. Er was er ooit één in de Sint-Jacobsstraat, echter al heel lang niet meer in gebruik als concertzaal.
Aanvankelijk vond ik het concertgebouw op ’t Zand maar een lelijk ding. Maar eerlijk waar: gaandeweg begon ik het gebouw toch mooi te vinden. Te vergelijken met moderne, abstracte kunst: je moet er de tijd voor nemen, er in groeien en gaandeweg kan je ’t beginnen waarderen of zelfs bewonderen.
En wat de binnenkant betreft: De betonstructuur heeft natuurlijk niet die ‘grandeur’ van oudere concertgebouwen. Maar geef toe de kunstwerken die er hangen komen er zeer mooi op uit en krijgen daardoor alle aandacht die ze verdienen.
En nu het belangrijkste : Als vooral klassieke muziekliefhebber en waar het repertoire voor groot orkest met de werken van Wagner, Bruckner, Mahler en ook Sjostakovitsj voor mij tot de top in de muziek behoren moest ik in het verleden om deze in goede omstandigheden te kunnen horen rijden naar Brussel, Amsterdam, … Nu op nog geen 5 km. van mijn woonst kan ik deze muziek beluisteren en dit in een zaal met een fantastische akoestiek. Je zou voor minder lyrisch worden. Hierbij wil ik even van de gelegenheid gebruik maken een dikke pluim te geven voor de diversiteit van de programmatie.
Kortom ik ben zeer blij met ‘ons concertgebouw’ en hoop dan ook dat het nog vele pagina’s kan toevoegen aan het succesverhaal die we de afgelopen 20 jaar hebben mogen lezen … en horen.
Jawel, Luc, het pand waarin vandaag de Republiek en Lumière huizen, in de Sint-Jacobsstraat, kenden we vroeger als ‘het concertgebouw’.
Tot in de jaren tachtig was het als dusdanig in gebruik, ik herinner mij onder meer een concert van een strijkorkestje en een avond met Dimitri van Toren.
Een tijd lang was er ook een nogal omstreden poppentheater actief. Daarover schrijf ik misschien nog wel een keer een stukje op deze blog.
In mijn collectie steken overigens affiches van concerten en dergelijke uit die jaren, met als locatie ‘concertgebouw’.
En voorts kan ik je bedenkingen omtrent het ‘huidige’ concertgebouw grotendeels bijtreden.