De vrouwen van Brugge

Wie is die vrouw, wou het Hollandse meisje weten, en ze wees naar het standbeeld, iets verderop op het pleintje bij de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Onverwachte vragen zijn het zout op de patatten van elke stadsgids, maar deze kwam pas echt als een verrassing.
De soutane die de bronzen versie van Guido Gezelle als priester draagt, had de jongedame zowaar op een dwaalspoor gebracht. Een kleed, toch? Neen, corrigeerde ik voorzichtig, dat is Gezelle, zowat de grootste dichter die wij hier in Brugge ooit hebben gekend. Er rinkelde een belletje doorheen het jonge Amsterdamse gezelschap, de naam van de schrijver klonk hen niet helemaal vreemd.
En dan mocht ik uitleggen dat de dichter ook priester was en dat pastoors vroeger allemaal zo’n lang gewaad droegen. Om zich te onderscheiden van gewone zondaars, permitteerde ik mij een gelegenheidsgrapje. Terwijl we verder wandelden langs de Dijver, bedacht ik ineens dat de best wel plezante vraag van daarnet eigenlijk de vinger op een oude wonde legt. Dat beschamend weinig standbeelden en gedenkplekken in onze stad verwijzen naar vrouwen. Brugge staat daarin niet alleen, het is een tekort waarop zowat alle steden en dorpen zich laten betrappen.

Versteende mannen bij de vleet, van Gezelle tot Maurice Sabbe en van Hans Memling tot koning Albert en nog een boel andere. Maar dames? Ja, Maria’s in ontelbare nissen, maar wereldse madammen in steen of brons tel je op één hand.
André Vanhoutryve maakte ooit in een paar boeken een inventaris op van standbeelden in onze stad. Wat vrouwelijke beelden betrof, vernoemt hij het borstbeeld van koningin Astrid, in de Botanieken Hof. En op het stille Muntpleintje dat forse ruiterbeeld, een amazone. Vanhoutryve omschrijft haar als Maria van Bourgondië, maar ze stelt op allegorische wijze Vlaanderen voor. Ook historici kunnen zich vergissen.
De bronzen bruid en haar gemaal die onder de bomen van de Burg werden neergepoot door Canestraro en Depuydt staan niet in zijn boek, die beeldengroep kwam er pas enkele jaren later. Net als de schriele vrouwen van Joz De Loose in de Kuipersstraat bij de stadsschouwburg. Maar, hoogst markant, ook de bronzen madammen van de fontein die toen wèl al het Zand domineerde gunde hij geen blik.
En het Marieke van Jacques Brel bij de Coupure, dat werd ingehuldigd een jaar voor ’t verschijnen van zijn boek, waarom liet Vanhoutryve dat achterwege? Toch niet omdat hij het jonge wicht te wulps dansen vond om tot de status van standbeeld op te klimmen? Mochten alleen voorbeeldige dames in zijn boek? Dat dateert nochtans van eind jaren tachtig, toch niet echt ‘den ouden tijd’?

In het Brugge van Gezelle, ja, daar kende de vrouw haar ondergeschikte plaats. Intussen staat zij een aardig stuk verder op de tijdslijn van emancipatie. Al was die lijn lang. Dat blijkt uit veel verhalen, sommige uit onverwachte hoek. Uit een afficheverzameling, bijvoorbeeld, waarin na enig zoeken een paar tot de verbeelding sprekende exemplaren aan het licht komen.
Ze brengen ons terug naar de sixties en dat mag niet verbazen. ’t Zijn niet voor niets de jaren die zich graag laten omschrijven als kolken van verandering. De affiche ‘Dynamiek in de man-vrouw verhouding‘ kondigt in de zomer van 1966 een lezing aan van Catherina Halkes. In het toenmalige Concertgebouw in de Sint-Jacobsstraat wordt het woord gevoerd door een Nederlandse met een reputatie. Op het vlak van vrouwenrechten neemt Halkes geen blad voor de mond. Ze staat, als theologe, op de barricaden als ’t gaat over de ondergeschikte plaats van de vrouw in de hiërarchie van de katholieke kerk. Al laat zij zich op de affiche aankondigen als ‘mevrouw Govaart-Halkes’, toch nog volgens de braaf traditionele etiquette van die dagen. Later zou ze de naam van haar man achterwege laten. En tenslotte ook van hem scheiden.
Twee jaar later gaat het in de Zuidzandstraat in de Concordia, thuis van de christelijke zuil, over ‘de plaats van de vrouw in de moderne maatschappij’. De avond wordt in geruststellende banen geleid door Manu Ruys, de latere hoofdredacteur van De Standaard. U leest het goed, een man.
Maar hoera, amper een paar jaar verder wordt Marie-Louise Vanrobaeys de eerste vrouw in het Brugse schepencollege. En al presenteert ook zij zich voorbeeldig met dubbele familienaam als ‘Maes-Vanrobaeys’, Marie-Louise verzet een Brugs baken.
Want de tijd en de plaats van de vrouw in onze westerse wereld staan niet stil. Waardoor, jaren later, Brugge heel even wordt opgeschrikt door enige onverwachte heisa. We schrijven december 1993. In de winkelstraten verschijnt een affiche. Waarop een jongedame die haar autootje probleemloos parkeert in de schaduw van het belfort, in die tijden kon dat zelfs nog op de Markt. Maar met parkeren heeft de opschudding niets van doen.

Des te meer met de wel heel nadrukkelijke belangstelling die de fotograaf aan de dag legt voor de welgevormde benen van het meisje. Werd zo’n frivoliteit in de jaren zestig wellicht nog als lekker jeugdig beoordeeld, dan oordelen de tijdsgeest en nogal wat zelfbewuste vrouwen in Brugge daar inmiddels anders over. Lezersbrieven laten er geen twijfel over bestaan, hier is sprake van een stoute, foute mannenblik.
De commotie is goed voor een interview in ’t Brugsch Handelsblad, met de zaakvoerder van het grafisch bureau dat de affiche bedacht. Het artikel leest als een lacherige mannen-onder-mekaar-babbel en het hek is helemaal van de dam. Ook krantenredacties hebben in die dagen nog een weg af te leggen.

Woensdag 8 maart is ‘Internationale Vrouwendag’, of dacht u dat we dit artikel zomaar schrijven? Ook in die eenentwintigste eeuw van ons staat het sleutelen aan de positie van de vrouw nog altijd op de to-do lijst van onze intussen multiculturele samenleving. Ja, wie vervelende vragen alleen maar vervelend vindt, haalt de schouders op. Doet alsof alles in kannen en kruiken is. Als was vrouwendiscriminatie alleen iets van ‘vreemde culturen’. Alsof er niet zoiets bestaat als een glazen plafond of erger.

Vrouwenemancipatie, werk van alle tijden? Ging daarom vorig najaar op de Burg die wel heel bijzondere reuzenparade door? De reuzin Calle Bezems werd er gedoopt. Calle Bezems heeft echt bestaan. Vier eeuwen geleden werd zij in Koolkerke als heks aangewezen. Het bracht haar op de brandstapel. Dat zij als reuzin in ere hersteld wordt is schoon. Jammer dan ook, van die affiche met twee schreeuwlelijkerds als campagnebeeld en niet met de betreurde vrouw zelf.
Wie over heksenvervolging en Calle Bezems meer wil vernemen kan een avond meemaken, komende vrijdag, de 10de, in de Hauwerstraat bij de nieuwe beurshal. In ‘De Brug’ brengen vertellers daar haar noodlotsverhaal weer tot leven.

Vrouwendag, straks, en deze meneer zit er hier over te schrijven als was het zijn verdienste. Zal hij dit tekstje maar best voorleggen aan wie, zoals elke week, dit schrijfsel als eerste onder ogen krijgt? Ze leest het met kritische blik. Wijst hem op een te lang uitgesponnen zin of een vergezochte vergelijking. Een spellingsfout, soms? Omtrent dit cursiefje geef ik haar het laatste woord, maar wellicht houdt zij het bij een zucht. Want zij en ik wonen sinds jaar en dag onder hetzelfde dak. En die zucht zegt, vrees ik, dat ook onder dat dak nog aardig wat werk aan de winkel is omtrent rolverdeling. Zou het?

Naast de vertelavond over Calle Bezems vindt u hier meer activiteiten rond International Vrouwendag in Brugge: https://www.brugge.be/internationale-vrouwendag

This entry was posted in Het Brugge van nu, Het Brugge van toen, Over welzijn en gezondheid, Van stoeten en processies, Van zin, zen en zijn. Bookmark the permalink.

9 Responses to De vrouwen van Brugge

  1. Daan V. says:

    Pol, er is ook nog ‘Niobe’, Permeke’s interpretatie van de vrouw die volgens de Griekse mythologie van puur verdriet in steen veranderde, aan de overkant van de Steenhouwersdijk aan de Vismarkt. Nog een vrouwenfiguur in het Brugse straatbeeld. Al kan je natuurlijk aanmerken dat je dit beeld eigenlijk niet in de openbare ruimte aantreft.

    • Pol Martens says:

      Daan, even dacht ik eraan om ook dat beeld ter sprake te brengen, maar zoals je opmerkt ga ik ervan uit dat het ‘Niobe’-beeld niet op een straat of plein staat – of liever ‘ligt’.

      • David Serlet says:

        Inderdaad privédomein. Idem met de Brugse ‘Dikke Matilde’ – van G. Grard – op de parking van de – nu nog – Regie der Gebouwen langs de oude Gentweg.

  2. Céline Vank. says:

    Oef, terwijl de schrijver van deze blog zelf eerder al bekende dat weinig vrouwen aan bod komen in zijn verhalen, nu een echt ‘vrouwenverhaal’!

  3. dries says:

    Prachtig hoe Pol met affiches en passende bindteksten een inderdaad fundamentele evolutie weet te schetsen. Mooi ook dat op het einde de ‘rolverdeling’ binnen het gezin aan bod komt.
    Over de vooral zorgende ingesteldheid van vrouwen las ik deze week de ’top 40′ van Vlaamse vrouwelijke werkgevers. Van de eerste vijf betrokken bedrijven is de gedelegeerde bestuurder een vrouw. Het gaat om Familiehulp, Broeders van Liefde (jawel), Emmaus en i-Mens.

  4. Rr says:

    Er is nog veel dat we van Brugge niet weten.

  5. dries says:

    Pol gaat naar mijn aanvoelen wat vlug over het beeld ‘De Verliefden’, dat op de Burg tussen de bomenrijen een toch wel betere invulling is dan eertijds de geparkeerde bussen, het paviljoen van Toyo Ito en de parking waarop het stadsbestuur zichzelf trakteerde… Dit bronzen beeld stelt twee verliefden voor, in mekaar verstrengeld. Als de lichamelijke uiting van de liefde inderdaad een ‘worsteling’ is, dan wordt die door dat bronzen beeld treffend gevisualiseerd. Menig toerist en verliefd koppeltje liet zich fotograferen voor dit beeld, en op de sokkel wordt in wel tien talen de liefde bezongen…

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *