Een winteravond bij ons thuis. Mijn huisgenote en ik, braaf schouder aan schouder voor de buis, in ‘t salon. Wij hebben een salon, u wellicht ook? Zo’n nest waar u op adem komt na weer een te snel geleefde dag. Met een paar spullen waar u aan gehecht ben. Misschien met een kachel die ronkend vertelt dat het leven bij momenten best draaglijk kan wezen. En ook een tv, neem ik aan, die doet wat u hem afstandsbedieningsgewijs opdraagt.
Het was onze Brugse punkvoorman, Peter ‘can’t live in a living room’ Slabbynck, die zich lang geleden ergerde aan zo’n salon, de materie geworden burgerlijkheid. Iets zegt mij dat niet-meer-zo-jonge en allicht niet-meer-zo-boze Peter intussen ook wel een keer onderuit zakt, een handvol chips en de afstandsbediening binnen handbereik. Nu en dan een dosis avondluiheid in de divan, ’t is hem gegund.
Hela, haal ik hier het woord ‘divan’ van onder het stof? Voelt dat woord zich in ons dagdagelijks taalgebruik nog wel zo thuis als vroeger? Vroeger, toen de divan deel uitmaakte van ‘de salon’. En ‘de salon’ waren, eerder dan de plek in huis waar je de dag op zijn einde laat lopen, de zitmeubels in die ruimte. Toch?
Maar zoals wij de meubels in ons huis wel een keer een andere plaats toewijzen, zo worden in ons taalgebruik woorden soms naar een andere hoek verschoven. Komen onze noorderburen in beeld, die het over een bank hebben wanneer wij onze oude divan aanwijzen? En over een bankstel wanneer wij ons neervlijen in ’t salon?
Maar u treft ons dus in ons salon, waar Goedele Wachters in het avondnieuws het autosalon ter sprake brengt. Het ene salon is het andere niet. Zij heeft het over Chinese auto’s die u daar op de Heizel kunt bewonderen. Tenminste als auto’s bewonderen uw ding is. In de reportage die volgt vlijen een paar van die bewonderaars zich behaaglijk neer in zo’n glimmende bolide. Zo’n beetje zoals ik mij hier nestel voor de tv. Ze gaan almaar meer op mekaar lijken, de auto en het salon. De auto en het bankstel, zo u wil.
En wij, we vragen ons af wat onze keuze wordt, wanneer ooit het niet meer zo jonge bakje in onze garage ons in de steek laat. Een elektrisch speeltje of toch nog iets met ‘nafte’? Misschien een hybride, meent mijn huisgenote. Een hybride? Ineens zie ik in mijn verre herinnering een heel oud, zwartwit televisiebeeld. Ergens bij een waterloop laat kapitein Zeppos zijn cabrio gezapig de oever af rijden. En wij, jonge kijkertjes, zien stomverbaasd hoe het autootje de rivier op vaart … Een bootauto, o ja, zo’n hybride wil ik wel!
Grapjas, meent mijn divangenote, ga dan voor de tekenfilmauto van Fred Flintstone, destijds! Ze heeft gelijk, zo’n auto die op dreef komt door met je voeten over het wegdek te trappelen, het ultieme ecologisch verantwoorde rijtuig!
Het autosalon laten we aan ons voorbij gaan, stilletjes hopend dat onze vierwieler nog even baan houdt, de centen die je voor een nieuwe ophoest zijn niet van de poes. Onlangs koos iemand in onze vriendenkring voor een deelauto. Dat is, zoals u weet, geen halve maar een hele auto die gebruikers met mekaar delen. De toekomst? Of valt er toch iets te zeggen omtrent een fijnmazig openbaar vervoer?
In afwachting blijven meneer en mevrouw De Consument nog wel een tijdje gehecht aan eigen voertuig in eigen garage. En mocht enige twijfel ons kwellen, is er altijd nog de sirenenzang van de reclame. Waarin u zich langs een adembenemend landschap laat meevoeren door uw droomvoertuig, door een bedwelmende soundtrack in, nou ja, vervoering gebracht. In een universum zonder tegenliggers, laat staan files.
Maar misschien gaat u langs op de Heizel en komt u thuis met zo’n gloednieuwe glimmerd.
‘Mijn auto mijn vrijheid’, tenslotte. Het was ooit een aardige slogan. In de dagen toen Brugge onder ’t Zilverpand zijn eerste ondergrondse parking kreeg. We waren mee met onze tijd! Andere parkeerputten zouden volgen. Op de ring werd bij het station een hoge brug opgetrokken om koning auto te plezieren. Een brug die ze twee keer bouwden, de eerste poging liep aardig mis. Straks komen u en ik mekaar daar ongetwijfeld tegen, u in uw pronkstuk en ik in mijn overjaars modelletje. Bumper aan bumper tussen andere roerloze aanschuivers, spitsuur spelend. En mijmerend over dat betoverende landschap van in de reclame.
Laatst stelde iemand een boeiende vraag. Wat onze voorkeur wegdraagt, mobiliteit of elk onze eigen auto.
Het nieuws zit erop, Goedele wenst ons een fijne avond. Dat wordt het vast wel, zo’n avond in ’t salon. Met een goeie film of een boek. En aan onze voeten, in haar mand bij de boekenkast, een zalig snurkende hond. En bij de hand een fles die lonkt naar twee glanzende glazen. Zijn dat wat ze noemen saloncondities?
Alweer heerlijk genoten, Pol. En alles passeerde vrolijk voor mijn geestesoog … Goedele Wachters in het avondnieuws, elektrische wagens , een zalig snurkende hond … de onze iedere avond op haar dekentje, die lonkende fles…
En dat allemaal vanuit onze divan of mag ik canapé zeggen? Dat woord werd vroeger door mijn ouders gebezigd… In elk geval zullen wij vanavond weer van de saloncondities genieten !
Jaren na één trok ik met een vriend naar Retro Auto, de toenmalige oldtimers beurs in de Beurshalle. Hij kocht er postkaarten en schaalmodellen ter verkoop in zijn winkeltje ‘The Old Curiosity Shop’. Ik kocht er tijdschriften en boeken over Amerikaanse auto’s, 40’s-50’s-60’s. Het werd een jaarlijkse ‘bedevaart’.
Het autosalon in Brussel heeft mij nooit aangesproken. En ik ben ook nog van de stickergeneratie ‘Mijn auto mijn vrijheid’. Nu is het eerder mijn fiets … en wanneer ik naar Gent, Antwerpen, Brussel, Namur of Liège ga, is de NMBS steeds mijn beste optie.
Fijne tekst. En wat de ‘parkeerputten’ betreft, heb ik het goed, dat de eerste edities van ‘Auto Retro’ doorgingen in de ‘parkeerput’ onder ’t Zand, vooraleer de beurs verhuisde naar de beurshal?
In mijn verste geheugen vonden de eerste edities van ‘Auto Retro’ plaats in het Boudewijnpark. Misschien toen nog onder een andere naam?
… en heb ik het op mijn beurt goed, dat Auto Retro naar Roeselare verhuisde bij de afbraak van de oude beurshal?
Goed geschreven, Pol!
Vergeten we ook professor Gobelijn niet… Al in 1974 had hij dé oplossing voor het energieprobleem: de grasmobiel! Hadden we toch maar zijn uitvinding ernstig genomen…
Leuke aanvulling, Marc. Eerder reeds toerden Suske en Wiske rond met ‘Het Vitamintje’,een wagentje dat reed op voedselwaren … in album “De Sprietatoom”uit 1948.