… een boekbespreking?
Hoe zal ik je aanspreken, als Pierre of als Pieter? ‘k Wou je hoe dan ook melden dat ik, bladerend door de honderden bladzijden van het dikke boek, die ene alinea terugvond. Ik wou je erover vertellen. Het is geen sleutelmoment in ‘De ontdekking van de hemel’, het grootse verhaal van Harry Mulisch, maar toch zijn die paar woorden me bijgebleven. ’t Is wanneer het hoofdpersonage voor het eerst langs komt op de flat van een vriend …
‘Het was er eerder vol, met boeken en mappen, ook op de grond en op de kleine vleugelpiano. Maar nooit lag een groter boek op een kleiner, of een map op een boek, niets leek ergens anders te kunnen liggen – als op een schilderij.’
‘Nooit lag een groter boek op een kleiner’ … dat één zo’n detail uit een lijvige roman me bijblijft. Omdat het, in dit ene geval, iets zegt over de lezer. Iets waarin hij zichzelf herkent.
’t Schijnt dat in elk van ons iets autistisch schuilt. Dat is, wat mij betreft, de amper te weerstane drang om, waar pakweg op een salontafel een klein boekje onder een groter ligt, dat op te lossen. Door, jawel, volstrekt belachelijk, de twee boeken van plaats te wisselen. Boeken, daar sol je niet mee. O ja, ze bestaan ook digitaal en da’s handig, ik weet het. Maar in mij denken roept ‘boek’ toch het beeld op van wat op papier is gedrukt. Je zal me bijtreden, Pieter, we zijn generatiegenoten. Dat wà ren we, want jij bent er niet meer.
Wij hebben elkaar nooit gesproken. Al kwamen we mekaar wel een keer tegen op straat of ergens in de nabijheid van een toog. In het boek-en-koffiehuis in de Sint-Jacobsstraat, dat je een tijdlang deelde met Marec, kwam ik één keer langs, maar je was er niet. Misschien hadden we ’t anders wel over de eerste keer dat onze paden mekaar kruisten. ’t Waren de laatste maanden die ik doorbracht in de Brugse school waar ik aan ’t worden was wie ik ben. Op de speelplaats stapte een jongeman het bordes op naar één van de oude gebouwen. ‘Da’s dien Aspeslag, die nieuwen van ’t secretariaat!’
Er gingen jaren voorbij, tot ‘Het vierkant van de wraak’. Het boek ging over de tong in Brugge, het speelde zich hier af. En de auteur was van hier. Hij begon te schrijven na twaalf stielen en zo. Was zelfs ooit even ‘studiemeester’. Ha, diè Aspeslag dus!
Er zijn veel boeken geschreven en gelezen, sindsdien. Dat doe ik hier niet uit de doeken, dat doen anderen wel op andere plekken. Maar in de toekomst breng ik je nog wel ter sprake, wanneer ik weer met bezoekers door Brugge wandel. In de winkelpassage tussen de Burg en de Wollestraat wijs ik dan op de achtergevel van de Heiligbloedkapel. Waar de jonge Pierre Aspeslag zich als conciërge verveelde en dan maar begon te schrijven.
Je stad zorgt verder voor zichzelf, wees maar gerust, Pieter. En de manier waarop hij dat doet, daar zal jij je verder blijven aan ergeren. Ergens ginder, wie weet waar. Misschien, Harry Mulisch indachtig, ontdek je de hemel. Je was geen heilige, maar als hij bestaat, die hemel, dan hoop ik toch dat je er komt. Omdat ik in dat geval ook nog een kansje maak. We vinden mekaar dan wel.
In afwachting lees ik vast nog wel een keer een boek van jou, beloofd.
We mogen ons Pieter Aspe herinneren als begenadigd schrijver, maar misschien nog meer als ‘mens zonder masker’, die het niet moest hebben van schone schijn.
Een mooie groet aan Pieter Aspe van ‘Brugge in affiches’.