’t Was een zomers middaguur in Veules-les-Roses, stadje dat zich nestelt in een vallei, uitgeschuurd op de Normandische krijtkust. Zo’n moment, een ogenblik in de echte betekenis van het woord. Wij keken mekaar aan en wisten, dat is het! Wat daar stond, in de smalle vitrine van het rijhuis in de enige hoofdstraat, hoorde bij ons.
De bescheiden kunstgalerij was dicht op het middaguur en dus wandelden we door, onze vrienden en wij, langs de tamelijk pittoreske Rue Victor Hugo die naar zee leidt, waar een betonnen zoutwaterzwembad en een banale parking de verwachtingen van de bezoeker temperen. In de enige brasserie ging van de karaf wijn meer charme uit dan van het visschoteltje dat er werd geserveerd.
Terug naar onze prooi. Die stond er nog. Kon moeilijk anders, de uitbaatster opende pas haar deur. Wat we op het oog hadden was van Vincent Prieur. Een kennis van de galerijhoudster die, zo vertelde zij, spullen assembleerde die hij vond op zijn wandelingen aan de voet van de krijtrotsen. Aangespoeld tuig. Plankjes, resten van een zeildoek, een blikken doos. Vincent, de strandjutter. Kunstwerken van de kust, kustwerken. En zo nu en dan benutte hij wel een keer iets dat hij opraapte in de velden, hoog boven de krijtrotsen. Een roestige rest van een landbouwwerktuig, een eind touw. Vincent verzamelde afval.
Dat zijn creaties niet onbetaalbaar waren, was een opluchting. Niet dat het ons verbaasde, geen van ons had zijn naam ooit gehoord en iets liet vermoeden dat hij eerder regionale bekendheid genoot. Trouwens, hoe zot kunt ge zijn, kunst maken van rommel. Maar ‘Le Bateau‘ was ons ding, had ons hart gestolen. Ons hart en dat van de boekenkast waarop het kunstwerkje, eenmaal bij ons thuis, zou aanmeren.
En hoe gaat dat, van dan af hou je zo’n naam in het oog. Leer je dat Vincent Prieur vrolijk doorgaat met het verzinnen van warme, speelse figuren, ineen gezet met gebruikte materialen. En zo kwam het dat we op een dag nog iets van hem in huis haalden. Sindsdien kijkt, vanop haar sokkel in onze huiskamer, ‘Diva de la Mer’ trots op ons neer. Haar rok een restant van een visnet, een kind of een pop klemt ze wat onhandig in de ene hand, de andere reikt naar de vis boven haar hoofd. Nu nog uitkijken naar een gelegenheid om de kunstenaar zelf naar hier te halen.
Stel dat hij nu in Brugge langs komt, nemen wij hem op sleeptouw. Op sleeptouw, de strandjutter zou zo’n scheepsterm op prijs stellen, hoe vertaal je dat naar ’t Frans? Hoe dan ook, op naar een paar Brugse museumlocaties! Om hem voor te stellen aan Strook.
Noem het stoutmoedig van ondergetekende, om onze stadsgenoot Stefaan De Croock, die als Strook door het leven gaat, als een Brugs equivalent van Vincent Prieur aan te wijzen. Of andersom. Strook, u kent zijn werk ongetwijfeld. Alleen als u nooit over ’t Zand passeert ontging u zijn kunstwerk op de zijgevel van een kroeg bij de Speelmansrei. Een wel heel buitenmaats portret is het. Een man, een vrouw? Maakt niet uit en een blije of zorgelijke blik kan je niet aflezen van het wezenloze silhouet. Maar je kan je niet van de indruk ontdoen dat je wordt aangekeken. Je bent gezien. Da’s iets van Strook, van wie nu een reeks kunstwerken overwinteren in Groeninge, op de zolder van het Sint-Janshospitaal en in de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Die creaties zijn goed voor een paar heel lovende recensies met ronkende omschrijvingen. Voor u gelezen in een heel serieuze krant, hou u vast: ‘Zijn werken zijn gefragmenteerd en kubistisch versplinterd, en tonen zijn zoektocht naar verweerde texturen en het Âvisuele effect van doorleefde materialen.’ Chapeau, Strook!
Terwijl Vincent Prieur bij zijn vertrouwde sculpturen blijft is Strook van meerdere markten thuis, maar zijn meest herkenbare werk is opgebouwd uit planken. Gebruikt en weggegooid hout waarover hij zich graag ontfermt. Het onbestemde portret bij het Zand is zo eentje en u vindt er een op een platenhoes van ’t Zesde Metaal. En ook de hoog geprezen tentoonstelling in Brugse kunsthuizen toont vooral figuren, gemaakt van afgedankt hout. En al kan Vincent Prieur niet, zoals Strook, uitpakken met tentoonstellingen van Stockholm tot helemaal in Montreal, allebei zijn ze onvervalste restverwerkers.
Kan kunst de wereld redden? Dat blijft de vraag. Maar als daar iets van aan is, zijn alvast twee kunstenaars goed op weg om die aardbol van ons te redden met … afval. Ze klaren die klus elk op hun manier en kunstenaars tegen mekaar afwegen houdt geen steek. Maar al acht ik Strook hoogst authentiek, ik heb een boontje voor Vincent Prieur. Als kenner vind ik zijn werken gefragmenteerd en kubistisch versplinterd, ze tonen zijn zoektocht naar verweerde texturen en het Âvisuele effect van doorleefde materialen. Ik kan het toch wel schoon uitleggen, hé!
Brugge Plus, een vzw met decretale roeping, zal dit niet graag lezen hoor ! Want hoe kon onze “Brugsche Walvis” ontsnappen aan de gedachten van Brugge In Affiches !? “Skyscraper of the Bruges Whale” is een kunstwerk dat is ontworpen door het New Yorkse architectenbureau StudioKCA. Het is een installatie van elf meter hoog en beeldt een walvis uit, die uit het water springt. Het is gemaakt van op Hawaii aangespoeld plastic afval en heeft als doel de discussie over plastic soep aan te wakkeren. Het kunstwerk werd gemaakt voor de Triënnale Brugge van 2018 en verhuisde daarna naar Utrecht, waar het naast TivoliVredenburg in de Catharijnesingel werd opgesteld. Daarna gaat het kunstwerk naar onder andere Parijs. Ben nu wel benieuwd in hoeverre de “Brugsche Walvis”, sedert zijn exit uit het geboortewater van de Spiegel- & Spinolarei, intussen inderdaad (onder meer) in Parijs is aangespoeld !? Kunnen we hier in Brugge niet ook de toekomst van dat beest recycleren ? Strook mag er een walvisvaarder bij verzinnen !
Bijblijvend en beklijvend, de walvis tijdens de Triënnale van 2018 en waren de olifanten op het strand in De Panne (Beaufort 2006) niet uit (vers?) hout gekapt, maar van sprokkel allerlei, dan mochten ze zeker aanschuiven in het rijtje.
Hoe je door recyclage tot fraaie kunst komt, is ook nog te zien in brouwerij Halve Maan in Brugge.
Voor ‘NOIRdeNOIR’ van Daniël Dehulster kan je er tot eind dit jaar elke zondag terecht van 14.00 uur to 18.00 uur.
Ik heb daarnet weer bijzonder genoten van je tekst over Prieur en Strook. Pol, jij had talen moeten studeren, want je schrijft echt goed. Ik vind die Strook ook heel origineel, maar Prieur heeft verrassend charmante kunst gemaakt met niemendalletjes van materiaal. Beiden zijn ze bijzonder vindingrijk!
Tijdens de wandeling zaterdagnamiddag, voorafgaand aan het ledenfeest van de Gidsenbond, heb ik voor het eerst kennis gemaakt met de prachtige houten figuur op de zijmuur van de Speelmansrei. Fantastisch mooi gedaan met dit gerecycleerd afvalhout!! Het nodigt uit om de andere kunstwerken van Strook te gaan bewonderen in de Brugse musea en kerken. Hopelijk blijft dit kunstwerk hangen en kan het een aanvulling zijn op de vele street art creaties die Brugge nu al telt!
Het werk van op de gevel is inderdaad bedoeld om daar te blijven, Christiane.
Strook voegt, naar mijn bescheiden mening, met zijn materiaalkeuze een verrassende aanvulling toe aan de muurschilderingen, elders in de stad.