Het leek ons best wel een opwindend vooruitzicht. We waren benieuwd Ăšn vijftien jaar jonger dan vandaag, toen we in dat najaar van 2007 achter het belfort gezwind de steile trap op gingen naar de hallenzalen. Voor het eerst kreeg het oude Brugge daar een bierfestival, een beurs met niks dan variaties op het geliefde gerstenat! En dan nog in dat imposante interieur van zo’n middeleeuws monument, zalig! Het werd de aanzet van een jaarlijkse culinaire traditie. Waarbij ook ondergetekende graag een plekje in zijn agenda vrij houdt voor het bijschaven van zijn bierkunde. Drinken om te leren, hĂ©.
Al is de proeverij na al die jaren de stadshallen ontgroeid, helaas. Omdat almaar meer brouwers opdaagden die iets lekkers aanboden. De tol van het succes, zo je wil, want zo authentiek als daar âonder dâalletorreâ, onder dat stoere gebinte dat eeuwen geschiedenis ademt, wordt het nooit meer. Waren we van slechte wil, dan stuurden wij onze kat. Maar wij hebben geen kat, dus zijn we straks zelf weer van de partij. Nu voor de eerste keer in de nieuwe beurshal, of volgens het boekje het ‘Beurs-, Meeting- en Congrescentrum‘.
Trouwens, sinds die eerste editie kreeg het bierfeest al meer locaties toegewezen, het ging van hot naar her. Een toertje langs de plekken waar de bierslijters jaar na jaar neerstreken heeft iets van een kroegentocht. Die begint, zoals gemeld, in de hallen van ât belfort, het is er aangenaam toeven. Je moet er weliswaar de trappen op, maar eenmaal boven wacht een ambiance van schuimend genot tussen die massieve muren die al eeuwen dat hoge balkenspel dragen, je waant je in de grootste bruine kroeg van ât stad. Het waren de eerste vijf jaargangen die daar doorgingen.
EĂ©n keer werd daar trouwens een kalenderjaar overgeslagen. In zijn eerste levensjaren palmt het bierdrinkfestijn een weekend in ’t najaar in, tot het voorstel komt voor een datum vroeger in het jaar, in de voor Brugge kalme februarimaand. Dat vergt wat gedoe bij het overschakelen, want als zo’n beurs doorgaat in september en ’t jaar daarop al meteen weer in februari, liggen die twee wel hĂ©Ă©l dicht bijeen. Een minder goed idee en dus slaan we na september 2010 even een jaartje over. Om in februari 2012 met evenveel goesting de draad, of liever het glas, weer op te nemen.
En de belangstelling voor het bierweekend groeit, van bescheiden fles tot ferme magnum. Het keurslijf van de nochtans ruime stadshallen wordt te krap en de brouwers verhuizen naar de beurshal, de bunker aan de Hauwerstraat. Het contrast met de charme van het eerste onderkomen? We hoeven het u niet uit te leggen.
Maar kijk, bij zijn tiende verjaardag wordt het bierfeest ook daar de deur gewezen. De
beurshal speelt met zijn omgeving nog even decor voor âDe dagâ, die dramaserie op tv, waarna het lompe gebouw onder de sloophamer gaat.
Noodgedwongen kiest het bierfestijn dan maar vanaf 2017 voor een feesttent, jawel, op de Markt. Met, als was het een voetnoot, ook een paar brouwers in ’t Provinciaal Hof. En zowaar ook een handvol proefstanden, je gelooft het amper, in de bovenzalen van ’t belfort. Het volgende jaar komt een tent op de Markt Ăšn een tweede op de Burg.
En dan, bij editie 2020, komt het nieuw aangelegde Zand vrij en wordt daar een kanjer van een tentencomplex opgetrokken. In februari, zoals gebruikelijk, en een paar weekends later komt een virusje langs en valt het doek over al wat leutig is. En ja, de winter daarna, vorig jaar, trekt datzelfde euvel gewoon een streep door het Bierfestival.
Maar dit jaar, dit weekend, is het feest terug van weggeweest! Ons bierfestival, in de vers gebouwde beurshal, dit keer. En of we content zijn! Al zal het wellicht altijd wat blijven smeulen, dat heimwee naar het geboortehuis van het bierfeest, het belfort en zijn hallen.
Doch niet getreurd, bierliefhebber, laat dat het ‘leren over bieren‘ niet in de weg staan. Want, lezer, laat daar geen twijfel over bestaan, ’t zijn altijd weer leerrijke dagen!
En vooral, onderschat zo’n leerproces niet! Wie er nooit bij was stelt zich amper voor hoe je na zoân biercursus huiswaarts keert met een hoofd vol gewichtige bierwijsheid! Het komt voor, dat een cursist moeite heeft om zich met al die verworven kennis staande te houden.
We herinneren ons, uit de belfort-jaren, bij het buitenkomen van de beurs, die steile trap die je afdaalt, beladen met zoveel bierkunde. Dat vergde, toegegeven, soms enige voorzichtigheid.
Ze heeft alvast haar gelijkvloers mee, die nieuwe beurshal.
Mochten wij mekaar daar tegenkomen, waarde lezer, dan klinken we daarop!
Dit weekend (9 en 10/04/2022) vindt inderdaad het Brugs Bierfestival plaats in, jawel, de beurshal (op de affiche zedig afgekort als het BMCC). Organisator is de vzw BAB. Deze afkorting staat niet langer meer voor “Bieren Aigle Belgica”. Neen, sinds deze Brugse brouwerij omstreeks 1970 de boeken dicht deed, stond het acroniem BAB voor de vzw ” Brugse Autonome Bierproevers”. Deze nieuwe BAB is een confederatielid van de nationale bierproeversvereniging Zythos. BAB is er Ă©Ă©n lid onder wel 30 andere leden, uit zowat alle Belgische provincies. Met het oog op het bierfestival van dit weekend heeft Zythos echt aan alles gedacht: zo kan je er tegen 20 EUR inchecken, wat dan bijvoorbeeld recht geeft op Ă©Ă©n toiletbezoek. Men heeft er dan voorrang op andere aanschuivenden die aan een plasbeurt toe zijn. Waar is de tijd van ambachtelijke Brugse brouwerijen uit onze jeugd, zoals ’t Hamerke, langs de Langestraat. En de enige, echte en authentieke Aigle…
Destijds, bij ons op school, kon je bij het middagmaal tafelbier drinken. De kleur van het drankje was even flets als de smaak. In groene flesjes, ât Was van ât Hamerken, meen ik mij te herinneren, zou dat kunnen?
Daan, ja dat kan. Blauw was de favoriete kleur van ’t Hamerken, tot men er begin van de jaren 1960 een donkerkleurig licht “tafelbier” begon te leveren, met een densiteit van 5 graden, in fletse groen-gele flesjes. Uiteindelijk werd in 1976 de mouterij stilgelegd, en een zakelijke overeenkomst met Brouwerij Haacht – die het “handelsfonds” overnam – verbood in 1982 de handelsnaam ’t Hamerken. Bij mijn weten zijn de gebouwen aan de Langestraat nog steeds eigendom van de familie Vanneste.
Bij ons thuis was in de jaren 1950 Aigle de grootste leverancier, omdat (lang voor bol.com) de Aigle-chauffeur wekelijks de lege bierbak kwam vervangen door een volle bak.
Aanvulling: Ă©Ă©n der gebouwen ter Langestraat werd door de familie Vanneste omgebouwd tot een woning voor gepensioneerden, met op de gevel de woorden: âOost West thuis best â ieder vogel prijst zijn nestâ (verwijzen naar Vanneste).
Dag Dries, leuk de nostalgie te lezen tussen de regels van je reactie.
Ivm de gebouwen van de brouwerij. Die zijn al heel lang niet meer in de handen van de familie Vanneste en werden iets meer dan 10 jaar geleden gesloopt en vervangen door een nieuwe residentie (30-tal appartementen). Enkel een deel van de oude mouterij staat er nog, werd in 2006 beschermd en wordt momenteel ingericht tot woningen waarbij de aanwezige cultuurgoederen maximaal bewaard worden.
Veel plezier en bierwijsheid het komende weekend!
Dag David: nostalgie is echt wel het juiste woord. In mijn kinderjaren was de Sint-Gillis-wijk (’t Zilletje) echt een “dorp in de stad”. Is het daarom dat ik hou van het lied ” Het dorp”, gezongen door Wim Sonneveld, en meer nog van de Franse oorspronkelijke versie “La montagne”, gezongen door Jean Ferrat?
Heb mij ooit eens verdiept in onze Brugse biergeschiedenis. Meer dan de moeite bleek het en niet alleen ondergrondse archeologie dus.
Er ligt een link van anderhalve eeuw tussen de stichting (in 1856) van de brouwerij Henri Maes en de introductie (in 2008) van de Straffe Hendrik (Henri is Hendrik geworden) en de lancering (in 2005) van de Brugse Zot. Een anderhalve eeuw van zes generaties bierbrouwers, zeg maar een dynastie met Hendrik I, II, III en IV. Een anderhalve eeuw ook van innovaties, met als wereldprimeur (in 2016) van bierpijpleiding van bijna 4 km lang tussen de brouwerij in het stadscentrum en de bottelarij in de Lieven Bauwensstraat 41. De stadsverankering situeert zich nog steeds in de Halve Maan (Walplein 26). Men organiseert daar rondleidingen (met 220 treden – dus liefst met aangepaste schoenen). En gelukkig is er een “omkadering” van deze rondleidingen: men kan er bv. een lunch Ă la carte nuttigen, op een terras uitblazen, er is een webshop en – voor de kinderen – een gamma leuke gadgets, onder meer met aangepaste shirts (ze kunnen dus pronken met de geuzennaam Brugse Zot op hun lijf).
Ik zei: “gelukkig” is er een “omkadering”. Dat was er niet, toen ik destijds als tiener in Dublin de Guinness fabriek bezocht: de walm was er zo indringend, dat ik decennialang geen bier meer kon zien, laat staan drinken. Noch van het merk Guinness, noch van andere merken (qua promotie was het vanuit het Guinness-standpunt dus een kif kif operatie: ook de concurrentie leed eronder).
De Halve Maan wil Ierse Guinness-toestanden vermijden: mocht men ziek worden na een brouwerijbezoek (tot 14 dagen na het bezoek – preciseert hun reglement), dan kan men de verantwoordelijke contacteren.
Blijft nog de vraag waarom hĂ©t bier bij uitstek “Brugse Zot” heet. Uiteraard omdat de geuzennaam van alle Bruggelingen “de zotten” luidt. Hiermee wordt de vraag verlegd: vanwaar die geuzennaam? Volgens de legende moeten we daarvoor teruggaan naar Maximiliaan van Oostenrijk (1459 – 1519). De Bruggelingen waren met deze Habsburger in onmin gekomen, en die had een verbod uitgevaardigd op het houden van jaarmarkten en andere festiviteiten. Om Maximiliaan te sussen, hield Brugge voor hem een groot feest, en vroeg hem om opnieuw jaarmarkten te mogen houden, om belastingen te mogen innen en om … een zothuis te mogen bouwen. Waarop Maximiliaan zou geantwoord hebben: “Sluit alle poorten van Brugge, en je hebt zo’n zothuis”.