Brugge neemt een selfie

In de kunstacademie, zomer 1843
– Joseph Buffa –
“Ge kent Joseph Buffa, den duivel-doet-al uit de Philipstockstraat?”
“Ha ja, die heeft van alles in huis! Ik kocht er destijds mijn sterrenkijker en laatst nog een paar gravures.”
“Ewel, nu pakt hij uit met iets héél bijzonders. Hij krijgt permissie om in de Kunstacademie in de Poortersloge een tentoonstelling te houden, iets met portretten.”
“Dat doen ze toch af en toe in de academie?”

“Hola, maar ’t zijn niet zomaar tekeningen of schilderijtjes. Buffa zegt dat het gaat om een heel nieuw procedé, een echte uitvinding. In Parijs, zo beweert hij, bedachten ze een manier om iemand die gewoon voor je staat, af te beelden op een zilveren plaat. Zonder dat er schilderen, tekenen of graveren aan te pas komt. ’t Is iets met scheikunde, met het licht dat een hele tijd op zo’n plaat terecht komt of zo. Geen kunstenaar die het kan, je ziet de persoon alsof hij of zij er echt ís!”
“Best wel bizar. Hoe noemen ze dat?”
“’t Is een raar woord, ik ben ’t vergeten, maar het is ècht ongezien, in meer dan één betekenis. ‘k Ga alleszins een keer langs, zo’n bijzonderheden interesseren mij. En iets zegt mij dat we daar nog van horen. Of zien, zo je wil.”

Ergens in Kortrijk, voorjaar 1891
– Guido Gezelle –
Gezelle heeft het er moeilijk mee, met de vooruitgang. Zoals in elk tijdsgewricht, maakt ook in zijn dagen een ‘nieuwe tijd’ zijn opwachting. En omtrent nieuwerwetse dingen staat ook nu het enthousiasme van de ene in schril contrast met de terughoudendheid van de andere.

Een ‘lichtdrukmaal‘ van Gezelle …

Dat Guido Gezelle geen nieuwlichter is, mag een understatement genoemd worden. Ronduit vooruitstrevend als dichter, blijft Gezelle op maatschappelijk gebied, zoals de meeste geestelijken van zijn tijd, de behoudgezindheid in persoon. Hij heeft het niet begrepen op al die progressie, niet op de fabriek met haar ‘dom, dwaas wiel’. De trein noemt hij ‘dat ijselijkst serpentenhoofd’. Kan fotografie op wat genade rekenen?
Hier in een lade bewaart hij een recent gedicht, ‘Moederken’. Het vers ligt hem na aan het hart, hij mist haar, de bescheiden huisvrouw die in dat huis in de Brugse Rolweg haar kroost grootbracht. Is het gedicht hem zo dierbaar, dat hij er nooit toe komt om het op te nemen in een bundel?
In het sobere vers betreurt hij dat van zijn moeder ‘geen beeltenis, geen beeld’ bewaard bleef. En Guido zou Gezelle niet zijn, mocht hij voor het begrip ‘foto’ niet een eigen woord bedenken. Een foto, voor Gezelle is dat een lichtdrukmaal.

’t En is van u hiernederwaard,
geschilderd of geschreven,
mij, moederken, geen beeltenis,
geen beeld van u gebleven.
Geen teekening, geen lichtdrukmaal,
geen beitelwerk van steene,
’t en zij dat beeld in mij,
dat gij gelaten hebt, alleene.”

In het stadsarchief, najaar 1985
– Jaak A. Rau –
Jaak is in zijn nopjes. Al zijn halve Brugse leven is hij de verwoede verzamelaar van foto’s over zijn geboortestad. Al gaat het hem minder om het tastbare, papieren document dan om het verhaal dat zo’n foto vertelt. Hoe ouder zijn vondst, met hoe meer geestdrift hij op zoek gaat naar het wat en hoe op de foto.

Maar een mens heeft ook nood aan brood op de plank. In de aanvang van zijn loopbaan bracht hem dat als bouwkundig tekenaar in het atelier van architect Wilfried Van Oyen. Later ook bij de Groep Planning in de Sint-Jacobsstraat.

Maar zie hem hier zitten, in de fleur van zijn leven als prille vijftiger, glunderend aan een bureau in ’t stadsarchief. En voor dat glunderen heeft hij zo zijn redenen. Want de ene job is de andere niet. Zeg nu zelf, voortaan kan hij op die nieuwe werkplek van hem, zijn passie als verzamelaar combineren met zijn dagdagelijkse beroepsbezigheden. Komt ervan, als je je immense collectie aan het archief schenkt en in één adem ook kan bekomen dat je dat enorme bestand aan foto’s zelf mag beheren.

Een boek met oude, Brugse foto’s, lang geleden deed Guillaume Michiels hem dat al voor met zijn magnum opus ‘Uit de wereld der Brugse mensen‘. En een paar keer kwam Jaak ook zelf al met een Brugs fotoboek in het nieuws, met ‘Het Brugge van toen’ en ‘Memoires van een stad’. En hier en nu maakt hij zich op om nog veel meer fotomateriaal te boek te stellen. Over de parochies van de binnenstad, over de Brugse rand ook. En keer op keer met een overvloed aan foto’s. En bij elke prent, niet onbelangrijk, zijn eigen, soms wat eigenwijze commentaar.
Het blijft voor altijd een moeilijk te beantwoorden vraag, wie van dit avontuur het meeste geniet, Jaak of zijn stad.

Ergens in Brugge, voorjaar 2020
– Jan Darthet –
Er is niemand op straat, de stad is leeg. Het avondnieuws ging erover, alweer. Over dat virus en hoe het ons allemaal in huis houdt, elk in zijn hoek.
Er is niemand op straat, de stad is leeg. Op een eenzame wandelaar na. Een wandelaar met een fototoestel. De fotograaf die zijn kans grijpt, en die kans is uniek. Jan Darthet beseft dat dit momentum zich maar één keer in zijn leven voordoet. Stilte, het ontbreken van geluid, in beeld vastleggen, is wat hij betracht. Ontelbaar veel roerloos Brugge, dat wil hij bewaren voor later. Op de ene plaats is de stad stil, op een andere zo mogelijk nóg stiller. Stilzwijgend, maar zelden zo veelzeggend.

Hij droomt van een boek, ‘Stilleven’, het stilste dat ooit over Brugge verscheen. Daarin wordt, terloops, verwezen naar ‘Bruges, la morte’ van Georges Rodenbach, dat andere boek over een stad vol stilte. Een boek dat, o tegenspraak, de aanzet was voor een toeloop van bezoekers.
En mocht tussen al die zwijgzame foto’s een gedicht van Peter Verhelst prijken, stel je voor. Hij ziet het al voor zich, sobere letters op sober wit, zoals de sobere stad op de foto’s in zijn boek.
Maar dat is voor later. Want de wandelaar stapt door, houdt halt, hier en daar. Neemt een foto. Want er is niemand op straat. De stad is leeg.

Aan de Rozenhoedkaai, zomer 2022
– een handvol toeristen –
‘Morgenochtend vroeg uit de veren, da’s de boodschap! En kom dan meteen hierlangs, aan de Rozenhoedkaai. Dan wacht hier, in alle rust en het meest broze ochtendlicht, het schoonste kiekje uit jullie vakantiealbum!’

Ze lachen wat onzeker, mijn gasten, wanneer ik hen op het Huidenvetterspleintje vertel over het panorama dat zich zo meteen, hier om de hoek, voor hun ogen zal ontvouwen. Om dan, een paar stappen verder, vast te stellen dat ik geenszins overdrijf. Het uitzicht op ons belfort en hoe het zich verheft boven die middeleeuws ogende, houten gevels. Aan de overkant, de imposante treurbeuk, als een Narcissus en zijn spiegelbeeld in het water van de reie. En voorbij de brug de trotse eigendunk waarmee de toren van de Onze-Lieve-Vrouwekerk zich naar de hemel richt.

En begrijpen ze wat ik zonet bedoelde met dat vroeg opstaan? Want er is geen twijfel mogelijk, de duizenden toeristen in Brugge, die nemen ons te grazen. Ze staan hier met z’n allen op ’t moment waarop wij passeren. En allemaal met camera, gsm of ander beeldmachien in aanslag, klaar voor een foto, een selfie, een groepskiekje. Opzij, opzij, ik wil een foto! Ik ook! Ja maar, ik ook! En ikke! Allez, ’t is goed, maar vlug een beetje!
Brugge, een paradijs voor fotografen? ’t Zal wel zijn, maar een foto van een schone plek en een schone foto, ’t zijn twee verschillende dingen.

Bij de Peerdenbrug, zomer 2023
– Selina De Maeyer –
Ziet een Brugs ‘inboorling’ een ander Brugge dan een ‘aangespoelde’? Niemand kan het natrekken, want je bent altijd één van de twee, nooit ben je Bruggeling èn nieuwkomer.
Maar wat maakt het uit? Geen van ons ziet hetzelfde, al kijken we met dezelfde ogen. Hoewel. Is er ook zoiets als het oog van de fotograaf?
Je zou het gaan geloven, bij het doorbladeren van ‘Beeldschoon Brugge’, het pas verschenen fotoboek van Selina De Maeyer. Voor haar publicatie had Selina – een aangespoelde, trouwens – wat ons betreft, een iets origineler naam mogen verzinnen. Want je kijkt naar foto’s in zo’n boek en wat je overvalt is verbazing. ‘Verbazend Brugge’?
Het is niet eerlijk dat onze straten, pleinen en gevels zich alleen aan Selina presenteren zoals ze dat toont in haar boek. Ik wil ook zo kijken, bedenk je, ook zo zien!
Maar ach, als een boek troost kan bieden, dan zeker ook een goed fotoboek.

‘Beeldschoon Brugge’, het boek van Selina De Maeyer,
is een uitgave van Stichting Kunstboek.

This entry was posted in Het Brugge van nu, Het Brugge van toen, Van boeken en schrijven, Van schilderen en plaasteren. Bookmark the permalink.

5 Responses to Brugge neemt een selfie

  1. Dries says:

    Guido Gezelle – inderdaad vooruitstrevend als dichter maar behoudsgezind tegenover technologische ontwikkelingen – had een prachtig en tegelijk denigrerend woord voor de fiets, toen ‘officieel’ een vélocipède of loopfiets genoemd.
    Het ding kon niets zonder ‘wielman’, die voortdurend met de benen en de voeten zwaaide en zich afzette van de grond. Dus heette het ding voor Gezelle een ‘steekpeerd’ of een ‘schrijwiel’.

  2. Johny RECOUR says:

    Soms komt bij mij de gedachte op, dat je geen volwaardige Bruggeling bent zolang je geen
    gidsboekje hebt geschreven of een fotoboek samengesteld.
    Maar er zijn al zoveel leuke, prachtige, waardevolle bladzijden gevuld dat je een serieuze bibliotheekkast nodig hebt om erin alles in een zelfgekozen classificatie te ordenen.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *