Ik ga op reis en ik neem mee … ‘De canon van Vlaanderen’
Laatst stuurden vrienden ons hun vakantiegroeten vanuit Argentinië. Anderen vertelden over een geplande trip naar Bali. Dus trokken wij er ook een weekje op uit, kwestie van niet uit de toon te vallen in die vriendenkring van ons. Holland is een schone reisbestemming en gegarandeerd jetlag-vrij.
En omdat de nabijheid van een boek een mens ’t gevoel geeft dat hij ook op vakantie zijn tijd zinnig besteedt, stopte ik ‘De canon van Vlaanderen’ in mijn reiskoffer. Dat boek ligt al een tijdje te pronken op onze salontafel, ongelezen weliswaar. Tot nu, dus.
Onderweg naar onze vakantiebestemming hielden we halt in Bergen op Zoom. Ze zagen ons daar al vaker voorbij komen, maar dit keer besloten we om de stad met een bezoek te plezieren. Al hielden we het bij een soort ‘snelbezoek’. Zoals ook in onze eigen stede nogal wat toeristen ons voor de voeten lopen? Niets menselijks is ons vreemd.
Wat was er gaande, die ochtend in het redelijk charmante Bergen op Zoom? Had het groepje verklede kinderen dat passeerde langs het terras waar we een koffie dronken, net een toneeltje opgevoerd op school? Toen later op de dag weer zo’n middeleeuws uitgedost jong volkje opdaagde, werden we nieuwsgierig.
Navraag bij hun ook al historisch uitgedoste lerares leerde ons dat alle basisscholen van de stad een middeleeuwse dag beleefden. Met een jaarmarkt, een wagenspel en zelfs een processie, proefde het jonge volkje het verleden van zijn eigen stad. Terwijl de babbelgrage lerares ons dat plan uit de doeken deed, kwam mij een affiche uit mijn verzameling voor ogen.
Was er niet, al redelijk wat jaren geleden, bij ons in Brugge een historisch spektakel dat toen ook in Bergen op Zoom werd opgevoerd?
Ja hoor, ik had het bij het rechte eind, bevestigde de vriendelijke dame die goede herinneringen koesterde aan ‘Baselius’, zo heette de evocatie.
Destijds – we spreken over de zomer van 2006 – werd in Brugge de hele Burg ingepalmd door een soort musical. Met een boel volk op het podium, acteurs, zangers, dansers, acrobaten. En een verhaallijn die zich situeerde op het eind van de zestiende eeuw.
De protagonist in het spektakel, ene Jacob Baselius, had ooit echt in Brugge geleefd, hij was er geboren. Jan D’hondt, die zomer wel al in de weer in ’t stadsarchief maar nog lang geen hoofdarchivaris, had dat uitgevist.
Baselius was in Brugge één van de roergangers van de protestantse revolutie die in de Lage Landen woedde. Maar toen het ernaar uit zag dat de Spaanse katholieke troepen Brugge zouden heroveren, koos de predikant het zekere voor het onzekere … het hazenpad. En waar kwam hij terecht? In Bergen op Zoom.
Op de Burg werd het wedervaren van Baselius weliswaar avontuurlijk aangedikt, maar de sfeer waarin het verhaal zich situeerde, steden die gebukt gingen onder de donderwolken van pest en religieuze spanningen, die klopte helemaal.
Het ‘Baselius’-project was een samenwerking tussen een gezelschap dat in Bergen op Zoom wel vaker zo’n spektakels verzint, en ons eigen Comité voor Initiatief. Ergens las ik dat het bedoeld was als aanzet van een langdurende samenwerking tussen de twee steden. Zou ’t kunnen dat we daar achteraf nog weinig over vernamen?
Na de middag lieten we het Brabantse Bergen op Zoom achter ons en trokken verder, op naar het èchte Holland. Waar op een avondlijk terras een koel wijntje wonderwel bleek samen te gaan met enig leesvoer. In ‘De canon van Vlaanderen’ vond ik niets over Baselius maar wel over zijn tijd, de geuzenjaren van de beeldenstorm, het soort waanzin waar religieuze onverdraagzaamheid toe leiden kan.
En over onze eigen Simon Stevin las ik ook. Onze Simon? We hebben dat standbeeld op het plein dat zijn naam draagt. En we bouwden wel eens een paar tentoonstellingen over de briljante wetenschapper. Maar dat is het zo’n beetje, want Simon Stevin was dan wel van bij ons, net als Basilius versaste hij naar het protestantse Noorden. Kwam in dienst van de Oranjes, dat wilde wat zeggen in die dagen.
Trouwens, er trokken toentertijd echt heel veel protestanten vanuit Vlaanderen naar het protestantse noorden. Veelal ging dat om geschoold en bemiddeld volk. Of hoe het verschijnsel ‘braindrain’ er al was, lang voor iemand dat woord verzon. Migranten met centen en verstand, onze noorderburen zagen ze graag komen. Dat de eeuw die volgde voor d’ Ollanders hun voorspoedige ‘Gouden Eeuw’ zou worden, dat hadden ze voor een aardig deel aan al die kundige, Vlaamse inwijkelingen te danken.
Dat weten die van Holland maar al te goed, maar of ze ’t ook zomaar zullen toegeven? Misschien lees ik dat in ‘De canon van Nederland’, een boek dat ze al publiceerden in 2006, het jaar van het Baselius-spektakel. Dat was lang voor ons canon. Ja, het gaat vooruit bij Nederlanders. Of hebben ze dat ook van die ondernemende Vlaamse migranten van toen?
Zeer recent verwees de Nederlandse koning Willem Alexander toch in zijn toespraak tijdens het staatsbanket ten huize koning Filip naar de inbreng van de “Zuidelijke Nederlanden”.
Momenteel loopt in het Catharijne Convent in Utrecht, nog tot september, een oogverblindende tentoonstelling ‘Ode aan Antwerpen – Het geheim van de Hollandse meesters’. De website omschrijft dit initiatief als volgt:
“Hierin zie je aan de hand van ruim tachtig Vlaamse en Hollandse topstukken uit de zestiende en zeventiende eeuw de grote invloed van Vlaamse schilders op de Hollandse schilderkunst. Het is de hoogste tijd voor een ode, want zonder de religieuze en economische vluchtelingen uit Antwerpen was de bloei van de Hollandse schilderkunst er zelfs niet geweest.”
Die Hollanders, zoals Pol schrijft, beseffen het dus maar al te goed.
De canon van Vlaanderen evenwel is een ander paar mouwen. Zoals algemeen bekend, saboteren overtuigde Vlamingen alles wat Belgisch is, teneinde te kunnen aantonen dat het Belgisch model niet functioneert. Zo mocht bijvoorbeeld de typisch Vlaamse ‘Frietkotcultuur’ niet in de Vlaamse canon worden opgenomen, omdat deze luidens N-VA te… Belgisch is.
Bedankt voor je tip omtrent de tentoonstelling in Utrecht, Richard.
Wat ‘onze’ canon betreft, wil ik van je aanmerking gebruik maken om de lezer te vragen, de hele discussie rond dat project hier niet nog een keer dunnetjes over te doen.
Naar mijn bescheiden mening zijn inmiddels via andere kanalen alle mogelijke denkpistes aan bod gekomen.
Als ‘beheerder’ van deze blog ga ik mij dan ook veroorloven om commentaren over de canon stilletjes naar de prullenmand te verwijzen.
Met dank voor jullie begrip …
Los van ‘voor of tegen de canon’ … Het gaat over het creëren van een sociale identiteit om ‘samen’ ‘sterker’ te staan. Dit al dan niet met bijbedoelingen. Let ook op de aanhalingstekens. Net als bij alles is het hier ook niet zwart-wit.
Waarom de ‘geuzen’ zichzelf zo genoemd hebben is ook zo’n voorbeeld. Ook ‘woke’, ‘lgbtiq+’ …
In ‘De Kale Aap’ geeft Desmond Morris daar een interessante insteek aan, biologisch gezien dan. Over de nood om ergens bij te horen en een een gevoel van comfort en thuis te hebben.
…
Heel leuk om te lezen trouwens… Ongelooflijk dat je er toevallig was bij die evocatie in Bergen-Op-Zoom en dat je zo de link tussen beide steden weer oprakelde!
Het was een van Simon Stevin’s grote verdiensten, te bewijzen dat een “perpetuum mobile” niet bestaat. Hij leverde het zogenaamde clootcransbewijs, dat zo belangrijk werd geacht, dat het schema ervan prijkt op Stevin’s standbeeld te Brugge. Steeds heeft de mensheid gedroomd van apparaten die, eenmaal in beweging, uit zichzelf zouden blijven voortbewegen. Stevin rekende bijvoorbeeld af met het “altijddurend rad” van zijn tijdgenoot Fludds: water uit een bovenste tank dreef een waterrad aan, dat daarna een waterschroef doet draaien, en deze schroef moest de hoogste tank weer bijvullen. Niets van, zei onze Stevin: door de wrijving gaat energie verloren, zodat het toestel na enige tijd fataal stilvalt. Vlaams vernuft of Hollandse nuchterheid? Waarschijnlijk een combinatie van beide?
Wie zijn ‘Vaderlandsche Geschiedenis’ nog een beetje kent weet dat wij al lang geen autochtone Morinen, Menapiërs, Eburonen, Nerviërs, enz, meer zijn. Alhoewel Julius Caesar noteerde “Horum omnium fortissimi sunt Belgae”, wat tijdens WO2 in aangepaste versie, “Belgae Gallorum Fortissimi”, de leuze werd van het Belgische 350e
RAF-squadron waar Vlamingen en Walen thuishoorden.
Wij zijn dus geen Ollanders maar hebben wel bijgedragen tot hun natie zoals we ook deden voor Engeland, Frankrijk, Spanje, Rusland en nog zoveel meer.
Akkoord Johny, met uw laatste zin. Maar aan buitenlandse “bezettingen” danken wij onze vaak geroemde meertaligheid.
Ja, die meertaligheid… Onlangs hoorde ik uitspreken: “De ba–er lag te tu–en”. Versta: “De bakker lag te tukken”, te slapen dus. In het plat Brugs wordt de letter ‘k’ niet uitgesproken. Wie dringend naar het toilet moet, moet in het Brugs ook dringend ‘ka–en’. Hetzelfde verschijnsel hoor je terug in de Engelse dialecten. Of neem de uitspraak in Zuidwestvlaanderen: “Die mensen zijn ‘nauwers’ te zien”. Het woord nauwers als Vlaamse verbastering van het Engelse ‘nowhere’: nergens te zien. Zo kan je oeverloos doorgaan… Meertaligheid kruipt in de haarvaten van de taal.
Altijd aangenaam verrast als mijn naam ergens opduikt. Dat jij dit nog weet! Ik bewaar nog heel wat mooie herinneringen aan de samenwerking met de mensen uit Bergen op Zoom, ook echte Bourgondiërs 😉