Hoe het begon, dat verzamelen, dat vertelde ik u enkele verhalen geleden. Ergens diep in de jaren negentig, met affiches die mij van her en der werden toebedeeld. Wat ooit ‘Brugge in affiches’ zou worden, ging van start met een stapeltje. En dat stapeltje groeide.
In het begin lijkt dat groeien snel te gaan. Met pakweg dertig affiches heb je er maar dertig van doen om je collectie te verdubbelen. Dat vandaag, met enkele duizenden exemplaren in huis, dat verdubbelen iets langer duurt mag weinig verbazen. Maar in den beginne maakt de vlotte aangroei van zo’n reeks affiches een mens dan ook overmoedig.
Eenmaal een handvol maanden bezig, waant de verzamelaar zich expert ter zake, volleerd kenner van de materie. Hij heeft immers affiches over tentoonstellingen en processies, over concerten en feesten en wat nog al. Wie doet hem wat?
Maar dan, op een dag, wacht de onvermijdelijke les in bescheidenheid. Op een rommelmarkt ligt een oude affiche. Je neemt ze voorzichtig ter hand, keurt ze. Voor het oog der goegemeente doe je dat met je meest secure kennersblik, je kan maar beter zeker spelen. Want stel dat iemand door heeft dat je amper kan inschatten wat je in handen hebt!
En ja, je koopt ze. Voor een heel redelijk bedrag, dat valt mee. Een aanwinst is het hoe dan ook, voor je al bij al nog belachelijk bescheiden collectie. Omdat ze oud is, 1907 staat erop. Maar meer nog, omdat ze vragen oproept. Vragen waarop je het antwoord schuldig blijft. Want al laat je de meneer bij wie je ze aanschaft in de waan dat je het kleinood niet echt hoog inschat, eigenlijk heb je er geen idee van wat je in huis haalt.
De affiche heeft het over een ‘cortège historique’ en over een ‘tournoi de l’arbre d’or’. Een stoet? De Gouden Boomstoet? En hoe zit dat met dat tornooi? En waarom gaat dat allemaal door, twee keer na mekaar, in de zomer van 1907? En die ridder, is ‘Antoine de Bourgogne’, de naam die erboven staat, de zijne? En onderaan, onder de staart van het paard, is een soort signatuur amper leesbaar. Allemaal moeilijk op te lossen raadsels in die nog internetloze tijden. Of hoe zo’n affiche de verzamelaar weer met zijn stoutmoedige voetjes op de grond zet. Er valt nog veel te leren.
Maar veel tijd en nog veel meer affiches verder kan één en ander worden gemeld. Onder meer dat Antoine van Bourgondië een erkende bastaardzoon was van Filips de Goede. Filips was goed in een aantal dingen, hij had een twintigtal bastaardkinderen. Daar werd in hoge kringen blijkbaar minder moeilijk over gedaan dan vandaag. Als was het een soort geuzennaam, liet Antoine zich ‘le Grand Bâtard de Bourgogne‘ noemen. Hij zou overigens één van de bevoorrechte kinderen van Filips geweest zijn. En Antoine was van het sportieve type, stond aardig zijn mannetje in tornooien, dè topsport van de vijftiende eeuw.
En die historische evocatie in 1907? Wel, die kaderde, samen met andere feestelijkheden, in de inhuldiging van de haven van Zeebrugge. En die krabbel onderaan de affiche is van
Flori Van Acker, Brugs schilder en zowat de vader van de Brugse affiche. Pas later zou ondergetekende leren dat Flori Van Acker veel imposanter afficheontwerpen tekende dan dit sobere ontwerp.
Maar wie die ochtend op de rommelmarkt de knaap met zijn pretentieuze kennersblik gadesloeg, was er ongetwijfeld van overtuigd dat die dat allemaal al wist.
Stoeten laat ik aan mij voorbijgaan, figuurlijk dan toch. Voor de editie-1973 had ik kaarten besteld, maar drie keer passeerde een politiewagen met een luidspreker, meldende dat de stoet een halfuur later zou vertrekken en, eens vertrokken, onderweg een halfuur bijkomende tijd had verloren. Ik hield het dan maar voor bekeken. Een ketting is zo sterk als haar zwakste schakel, een stoet avanceert zo vlug als haar traagste praalwagen.
Jarenlang was het ook voor de H. Bloedprocessie een prangende vraag of het koppige ezeltje van de Meetkerkse pastoor Geldof, de brug aan de Predikherenrei zou willen oversteken, en na hoeveel pogingen. De stok of de wortel hanteren, is nu soms een hamvraag in de politiek.
Wat de Gouden Boomstoet betreft, zijn de stoetenbouwers met het oog op de editie-2024 er gelukkig maar vanuit gegaan dat er best wat werd gesnoeid en ingekort. Tot mogen de liefhebbers van het genre zich opmaken voor 53 groepen, 11 praalwagens, 5 reuzen en een draak, en 1700 figuranten.
En het is wachten tot het einde, de apotheose, namelijk het huwelijk van Margaretha Van York met Karel de Stoute. Het verhaal gaat dat Margaretha zo enthousiast was over de Blijde Intrede die haar te Brugge te beurt viel, dat ze uitriep: ik dacht de enige vorstin te zijn, maar ik werd door de Bruggelingen zo feestelijk onthaald dat het allemaal vorstinnen leken.’De vorstinnen van Brugge’, zo heette in de jaren 1970 overigens het gezinsfeuilleton dat de razend populaire ‘De Heren van Zichem’ moest opvolgen, maar jammerlijk faalde. Of er een verband is, weet ik niet.
Dries, sta mij toe even bij te sturen. Je verwart de blijde intrede van Margaretha Van York met Karel de Stoute met het bezoek dat de Franse koning Philippe in 1301 aan Brugge bracht in het gezelschap van zijn eega Johanna van Navarra. Zij zou het geweest zijn die de fameuze, maar allicht later verzonnen, uitspraak deed omtrent de ‘Brugse vorstinnen’.
‘Mooi, tout court’, om het met de taal van de Bourgondiërs te zeggen. En ‘bâtard’ in ’t Frans kan ook een brood betekenen. Een brood dat te klein is om groot te worden genoemd en te groot om voor een klein broodje door te gaan. Noch mossel, noch vis dus. Ik denk niet dat dit opgaat voor onze Antoine.
In notarisjargon betekent een bastaard maken ‘iemand onterven’. Enigszins in dezelfde zin gebruikte wijlen mijn vader, in 1923 geboren te Staden, de uitdrukking “we gaan geen bastaard maken” in de volgende context: als er onvoldoende brood op tafel was om iedereen te voldoen, moest het brood in gelijke delen onder de tafelgenoten worden verdeeld. Niet voldoende om ieders honger te stillen, maar wel een poging om iedereen in dezelfde mate te verzadigen.
Ik zie dat er op Pols affiche niet alleen sprake is van “un cortège historique”, maar ook van een “tournoi de l’ arbre d’or”. Een foto van 1907, eveneens in Pols verzameling, toont een Grote Markt, met edellieden te paard. Ik herinner me vaag, dat ergens in de jaren 1960 of 1970 steekspelen werden gehouden op de Grote Markt, waarvoor toen zowat een kwart van de kasseien werd opengebroken om een “zandarena” te creeren, omgeven door tribunes, waar mannen te paard inderdaad steekspelen hielden. De realiteit haalde de fantasie in: van één van de ridders werd effectief een vinger afgehouwen. Het publiek applaudisseerde, en pas toen er een ambulance arriveerde drong de werkelijkheid door, en sloeg gejuich over in afschuw. Heeft iemand onder de bloggers nog weet van deze – meer dan levensechte – steekspelen, waarvoor de Markt meer dan een maand werd opgeofferd?
Dries, binnenkort krijgen de lezers een blogverhaal omtrent dat tornooi in 1974. Mèt de betreffende affiche, wat dacht je.
Ik was 17 wanneer ik mocht deelnemen aan de steekspelen op de markt van Brugge in 1974. Ik was er tornooiknecht, ik had amper eens op een paard gezeten en kreeg daar toch wel 2 paarden in mijn handen geduwd tijdens een van de repetities. Niet loslaten en je brengt ze samen met de andere paarden terug naar de Burg. De eerste gasten begonnen te lopen en ik kon bijna niet meer volgen, ik hing tussen die 2 paarden, er zat wel niemand meer op, maar van loslaten was geen sprake. In de Philipstockstraat stonden aan beide kanten auto’s geparkeerd, dus opletten om er geen schade aan te brengen. Eenmaal onder de bomen op de Burg, vertraagden de paarden en kon ik ze veilig afgeven.
Dit is één van de vele verhalen die ik heb meegemaakt tijdens de voorbereidingen en de vele voorstellingen. Alles zit nog ZO GOED in me genesteld van die weken op en rond de markt.
Pol, nog eens bedankt voor je verzameling affiches die zowel bij mij als bij heel veel mensen zoveel verhalen terug boven halen. Misschien staat wat ik nu zal schrijven niet op de juiste plaats, maar ik ben er zeker van dat het wel zijn juiste plaats zal krijgen. De affiches die NU in de foyer van de schouwburg hangen en kunnen bekeken worden tijdens de zomereditie van ‘DE SCHOUWBURG VERTELT’ hebben elk een verhaal, zowel voor de toeschouwers, de artiesten, maar ook voor diegene die betrokken zijn bij de voorstellingen en die we niet zien of waarover we bitter weinig weten.