De ogen van Lara

Elke ochtend lag een krant in onze brievenbus. Zo’n kwaliteitskrant die haar lezers de geruststellende gedachte biedt dat ze mee zijn met hun tijd. Maar dag na dag zo’n stapeltje papier, dat zadelt je ook op met een ietwat ander gevoel. Want zo’n ernstig blad neemt niet alleen zichzelf, maar ook de wereld serieus. En veronderstelt van zijn lezers hetzelfde. En dat vergde net iets meer tijd dan we bereid waren aan krantenlezen te besteden. Zo kwam het voor dat, nog voor wij alles doornamen dat ons het lezen waard leek, op de ontbijttafel alweer een nieuwe gazet op ons wachtte.
En dan was er nog dat vage ongenoegen waar we onszelf zo nu en dan op betrapten. Ongenoegen om het stiefmoederlijke waarmee die krant ons eigenste West-Vlaanderen benaderde. Het soms amper verholen neerkijken vanuit Antwerpen, Brussel en andere ‘wereldsteden’. Een enkele keer las ik over een journalist die ‘zich naar het verre West-Vlaanderen begaf’. Klonk net niet als een vertelling uit onze kindertijd, over onze missionarissen, die koene avonturiers die het ‘primitieve’ Congolese binnenland in trokken.

We zegden De Morgen op en trakteerden onszelf op een weekblad en meteen ook op zeven dagen soepele leesruimte. Al mogen ook bij Knack de ‘grote steden’ niet klagen over een tekort aan aandacht.
Zo las ik er laatst de brief die journalist Stijn Bosmans schreef aan de burgemeester van een stad aan de Schelde. Over een plein, daar in die stad, waar ze een charmante, vertrouwde kiosk slopen. Schrijver van het luchtig neergepende artikel maakt zowaar van de gelegenheid gebruik om het grote verhaal van kiosken en hun plaats in de wereld te duiden. Het woord ‘kiosk’ blijkt warempel van Perzische oorsprong.
Daarover mijmerend kom ik tot een verrassende vaststelling … Bedenk maar een keer een woord dat rijmt op ‘kiosk’. Zelfs Van Dale kent er niet één.
En dat mijmeren leidt mijn gedachten uiteraard af naar die ene kiosk die we hier in onze eigen binnenstad koesteren, in ons Koningin Astridpark. Nog geen tien jaar geleden onderging de muziektempel in den Botanieken Hof een hoognodige maar geslaagde restauratie, dus dat charmante bouwsel blijft nog wel even.

En al wordt de botanische reputatie van het park tegenwoordig wel héél geestverruimend ingevuld – naast een zomerfleurig aroma ontwaar je er niet zelden een mild vleugje cannabis – het blijft een schilderachtig oord. En die kiosk, die is in zo’n Engelse landschapstuin net zo onmisbaar als de vijver met zijn Neptunusfontein.
Trouwens, dat onderdak voor musici, kon het praten dan zou dat vast een boeket aan boeiende weetjes opleveren.

… naast een zomerfleurig aroma – foto Benny Proot

Dat laatst op een snikhete middag ondergetekende met een groepje zielsverwanten de schaduwkoelte in de kiosk opzocht voor een riante picknick telt niet mee, daar kijkt niemand van op. Maar Brugge keek wel op toen op een dag, ergens midden de jaren zeventig, een Hollandse filmploeg het park èn de kiosk inpalmde. En vooral de reden daartoe ging in Brugge over de tong. Regisseur Paul Verhoeven was namelijk druk in de weer met het verfilmen van ‘Keetje Tippel’. Voor wie toen nog in de bloemkolen zat, even duiden.

Eenmaal in de cinema zou ‘Keetje Tippel’ uitgroeien tot één van de meest succesvolle Nederlandstalige films ooit. En naam maken als één van de eerste ‘erotische’ prenten van onze Noorderburen, die op dat vlak al enige reputatie hadden. Vandaag – de film vind je na enig zoeken integraal op Youtube – maakt niemand zich nog druk om een film met blote boezems of billen. Maar toen was bloot nog synoniem voor stout en gedurfd.
Het verhaal ‘Keetje Tippel’ is dat van een arm meisje dat in de prostitutie belandt, maar uiteindelijk kent de historie een relatief schoon einde. Het avontuur speelt zich af in Amsterdam, maar in het Vondelpark vond regisseur Verhoeven nergens een hoek die voldeed aan zijn verwachtingen zoals het Brugse Koningin Astridpark met zijn fontein en kiosk dat deed. Zo komt het dat de toen immens populaire actrice Moniek van de Ven, parasol over de frêle schouder, in ’t gezelschap van een jongeling paradeert langs een kiosk in het Amsterdamse Vondelpark … een kiosk die verdacht veel lijkt op die in onze Botanieken Hof.

… Moniek van de Ven, parasol over de frêle schouder, in ’t gezelschap van een jongeling.

En terwijl in het stuk in mijn weekblad de kiosken van allerlei steden worden genoemd, vrees ik verder lezend dat de kiosk in ‘het verre Brugge’ over ’t hoofd gezien wordt. ’t Zal toch niet weer van dat zijn?
Maar neen hoor, tenslotte komt ze ter sprake, dat zit goed. En omtrent onze kiosk geeft de schrijver terloops een weetje mee dat ik nog niet kende. Hij vernam het uit eerste hand, dus ’t is echt gebeurd. Al wat jaren geleden, maar schoon genoeg om het hier te vertellen.
Stel u voor, een zonnige zomerdag. Een jongen en een meisje hebben een afspraakje, zoals dat gaat met meisjes en jongens. Hoe de knaap heet, dat vernemen we niet. Van het meisje weten we dat wel, ze heet Lara. De jongen, neem ik aan, droomt van datgene waar jongens van dromen. En zij? Zij is een specialleke, droomt van boeken en van verhalen verzinnen.
Waar ze mekaar ontmoeten? De kiosk in den Botanieken Hof, dat lijkt het meisje een romantische plaats om af te spreken! Geen coole plek, meent de knaap, maar hij is op post. Hoe zou je zelf zijn, zo’n schoon meiske dat hem een blik waardig acht. En bovendien, die kameraden van hem zijn stik jaloers. Gelijk hebben ze, tenslotte is hij de knul die mag verdrinken in de vijverdonkere ogen … van Lara Taveirne.

Vanaf dit najaar is Lara Taveirne, samen met Marieke De Marè, Brugs stadsschrijver.
Benieuwd hoe ze die uitdaging aangaan …

This entry was posted in Het Brugge van toen, Van boeken en schrijven, Van film. Bookmark the permalink.

13 Responses to De ogen van Lara

  1. Thomas says:

    Kiosk van Brugge is een kopie van de nu nagelwitte kiosk in Verviers. Vandaag ook te bezoeken met Google.
    Verviers, een nu een arme stad, vroeger steenrijk … een beetje omgekeerd voor Brugge.
    Ons moeder was ‘niet echt gelukkig’ toen we een gouden ring en munt, als schat in de balusters van de kiosk en in de holle boom ernaast verstopt hadden.
    De schat werd toch deels gerecupereerd, met de hulp van een slanke dame die met haar lange armen tot aan de bodem van de balusters kon geraken.

  2. Lydia a Campo says:

    Ik zal u over een nog schoner romance in den Botanieke Hof vertellen, één die niet heeft mogen zijn.
    ’t Was zondag en ’t was oorlog. Den Eérste. De mooie Angèle, werkzaam in het ‘Maison de Haute Couture Kruuk-Degryse’ van haar tante Elodie Kruuk – née Degryse, ging samen met haar jongere zuster Jeanne en de naaistertjes van het atelier ter kerke.
    Na de dienst begonnen de naaistertjes te fluisteren: “Hebben jullie dien Duuts gezien? Die zat gedurig naar Angèle te kijken. Een officier nog wel!”
    Ja, Angèle was mooi en gedistingeerd.
    Volgende zondag … wéér ter kerke en wéér dien officier die, half verscholen vanachter een pilaar, naar Angèle loert, de naaistertjes ferm aan het commeren achteraf, niet geheel vrij van jaloezie of wat dacht u, een officier!
    Angèle en Jeanne maken, zoals elke zondag na de dienst, nog een wandelingetje door het park. Komt daar plots een straatbengel aangelopen die Angèle een briefje toestopt.
    Ze leest: “Mademoiselle , l’impossibilité dans laquelle je me trouve de vous adresser directement, m’oblige à vous écrire…” Maar verder geraakt ze niet, want Jeanneke heeft ondertussen de straatbengel gevraagd van wie of dat het briefje kwam.
    “Van dien Duuts do!” wees de jongen, en inderdaad, half versholen achter een boom staat de Duitse officier.
    Verontwaardigd dat haar zuster misschien wel zou ‘heulen met de vijand’, scheurt Jeanne het briefje in duizend stukjes en werpt het in de vijver.
    Met gebogen hoofd en leunend op zijn stok, hij was te Brugge om te convalesceren van een wonde aan het been opgelopen in de strijd, hinkt de officier weg.
    Angèle heeft nooit geweten wie hij was, maar heeft altijd een zacht, medelijdend plekje in haar hart voor hem bewaard.
    En Jeanne? Oh, ironie, die trouwde later met een activist en collaborateur in de Tweede.
    Angèle was mijn grootmoeder.

  3. Jozef De Coster says:

    Na lezing van het boek ‘Pluto’ van Lara Taveirne moet ik je gelijk geven: zij is een specialleke.

  4. Johny Recour says:

    Kiosken zoals de onze zijn iets om te koesteren als erfgoed. Die van De Panne werd door
    den Duuts opgeblazen in 1940. Brugge heeft ze gelukkig kunnen behouden. Maar voor de rest is het stilaan zoeken.

  5. De naam ‘Lara’ is prachtig.
    Kwam die naam voor een zéér mooie vrouw niet voor in de film ‘Dr. Zjivago’?
    Er was een unieke scène in een bibliotheek waar Dr Zjivago kwam, zogezegd om een boek te halen, maar hij WIST dat Lara daar werkte.
    Lara zag hem plotseling staan en toen hij de trap afkwam naar haar, man,man,man, JE HAD HAAR OGEN MOETEN ZIEN!

  6. Hans D’Helft says:

    Een mild vleugje van … den Botanieken Hof lag op de weg naar school en veel deugnieterij was er toen niet mogelijk, er liep daar een parkwachter rond, met een soort kepie op.
    Ook werd ’s avonds het park met een balk ‘afgesloten’.
    Dat het dak van de kiosk gesteund wordt door ‘kantklossen’ geeft ons toch, ondanks Verviers, een gevoel van ‘onze’ kiosk.

  7. Robin Maekelbergh says:

    Mooi, Pol, maar de ogen van Lara Taveirne zijn m.i. niet vijverdonker maar vijverhelder 😉

  8. Moniek Adam says:

    boeiend!

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *