Eigenlijk valt dat best mee, standbeeldje spelen op een plein dat je eigen naam draagt. Zoiets streelt een mens zijn ego en kunstenaars als ik zijn ook maar mensen.
Al was mijn Jan van Eyckplein in mijn dagen gewoon een brug. Onder die brug liep de Spiegelrei door, langs het straatje dat nog altijd Kraanrei heet. Langs die vaarweg brachten trekschuiten hun vracht tot bij de stadskraan. Of verderop, tot in de waterhalle op de Markt. Vlak bij mijn sokkel hebben ze onlangs iets heel spitsvondig neergezet. Iets van deze tijd. Een soort kijkdoos waarin je kan zien hoe deze buurt er bij lag in vroeger dagen. In mijn tijd!
Maar niet alleen die van mij, Brugge floreerde dat het een lieve lust was. Of toch die Bruggelingen die er
warm in zaten. Want laten we de dingen bij naam noemen, die glorieuze havenstad van ons telde, zoals alle steden, veel verpauperd volk. De kleine werkmens had weinig om uit te geven en al helemaal niets in de pap te brokken. Ook dat waren mijn tijden.
Dat ik zelf niet te klagen had, is voorzichtig uitgedrukt. Of laat ons ook hier de dingen gerust bij hun Brugse naam noemen… ‘k Was met mijn gat in de boter gevallen. Doorgegroeid tot prins van de kunstschilders. Ambachtsman, jawel, maar deze jongen was geen lid van de gilde. Dat had veel van doen met de hoge pieten in het Prinsenhof en hun Bourgondische entourage. Dat een ambachtsgilde de spelregels zou uittekenen voor de schilder die opdrachten uitvoerde voor hun exquise clubje? Geen denken aan!
Trouwens, Bruggelingen pronken nog altijd met âhunâ Jan van Eyck en ik laat mij dat welgevallen. Al hebben ze in Groeninge maar twee panelen van mij. Er is in deze stad meer te vinden van Hans Memling dan van ondergetekende. Maar Hans moet, ocharme, content zijn met een standbeeld op de Woensdagmarkt, waar amper volk passeert.
En zie mij hier staan, dag in dag uit bewonderd door scheepsladingen toeristen in bootjes die rechtsomkeer maken op de Spiegelrei. Dat ik hen de rug toekeer is niet mijn schuld, ze hebben mij zo neergezet en wij, standbeelden, maken niet zo makkelijk rechtsomkeer. Is ât daarom dat ik wat sip voor me uit kijk?
Toen ik hier lang geleden mijn vaste stek kreeg, vond je in de Poortersloge de kunstacademie. Er wordt gefluisterd dat mijn minachtende blik gericht is op de aspirant-kunstenmakers in dat pand. Geloof niet alles wat ze zeggen. Mijn standbeeld is werk van Hendrik Pickery en die leerde zelf zijn stiel in die academie.
En om ât ingewikkeld te maken, ât is niet de eerste keer dat ze mij hier eren met zoân beeld. Voordien stond ik hier ook al, gekapt door Jan-Robert Calloigne, die ook school liep in de academie.
Hoe die eerste sculptuur eruit zag? Mijn vroegere stenen ego vind je vandaag in de binnentuin van ⊠diezelfde kunstacademie die sinds lang is verhuisd naar de Katelijnestraat.
Maar zelf hoop ik nog in lengten van dagen te mogen blijven op mijn plein. Wat minder voor de hand ligt dan je zou vermoeden. Als je bedenkt dat ze ooit van plan waren om de Spiegelrei te dempen en hier de stadsschouwburg te bouwen! Maar de schouwburg kwam elders, ik hoef weinig te vrezen.
De enige die nog aan ât lobbyen is om aan deze buurt te sleutelen is een redelijk bekende Bruggeling die ervan droomt, een deel van de Spiegelrei weer open te leggen, in de tuin van de Poortersloge.
Ge kunt u voorstellen dat ik daar kan inkomen. Tenslotte loopt die reie nog altijd onder mijn plein door, tot in die
tuin en zelfs verderop, helemaal tot de Markt. Als die sloeber ooit een petitie opzet om zijn gedacht door te drijven, mag hij altijd passeren. Mijn gebeeldhouwde ik heeft het penseel al bij de hand, ik beloof hem mijn fraaiste signatuur!
Ik heb te doen met Hans Memling. Alleen reeds het plein waar zijn standbeeld staat … In de loop van vorige eeuw heette dat plein beurtelings ‘Woensdagmarkt’ Ă©n ‘Hans Memlingplein’.
Foto’s en postkaarten, onder meer op Beeldbank Brugge, vermelden steeds de beide namen. Soms staat er als commentaar ‘Hans Memlingplein, dat later Woensdagmarkt werd genoemd’. Soms ‘Woensdagmarkt, het vroegere Hans Memlingplein’.
Slechts twee postkaarten bieden een houvast, en vermelden eenduidig: ‘Place Memling’. Ze dateren, denk ik, van rond het jaar 1900. Er zijn geen auto’s of fietsen te zien, alleen drie vrouwen in heel ouderwetse zwarte gewaden, zwarte kappen inbegrepen.
Ik was erbij, toen in 1994 aan de Sint-Gilliskerk een gedenkplaat werd onthuld, links naast de toegangsdeur, naar aanleiding van de 500ste verjaardag van Memlings overlijden. Er staat te lezen ‘Geboren te Selingenstad rond 1440, gestorven te Brugge op 11/08/1494, in de Sint Gilliskerk begraven op 14/08/1494’. Naar zijn graf is het echter vruchteloos zoeken, het werd weggenomen tijdens de beeldenstorm.
En wie is de ‘redelijk bekende Bruggeling’ die pleit voor het openleggen van de Kraanrei?
Ik veronderstel dat het hier gaat om Tony Willems, Saar, die is daar al enige tijd rond bezig. Of er iets van in huis komt valt nog te bezien.
Alleen reeds om praktische redenen lijkt het openleggen van de Kraanrei niet te realiseren: er zijn zeker 15 garageboxen die uitgeven op de Kraanrei. Toen Heylen Tapijten nog op de “Theaterplaats” gevestigd was, bood men de klanten een private parkeergelegenheid, te bereiken via een poort aan de Kraanrei. Parkeerplaatsen – centrum stad – die thans verhuurd worden …
Tony’s voorstel betreft enkel een deel van de Kraanrei, Dries. Het deel dat zich zou laten ‘ontsluiten’ in de tuin van de Poortersloge.
Technisch gezien is dat wellicht te realiseren.
Over de Kraanrei doen veel verhalen de ronde. Van ‘garageboxen die erop uitgeven’ tot ‘je kunt er in een bootje op varen onder de grond’.
De Kraanrei is een vroegere waterloop, 500 meter lang, die volledig overwelfd werd. Het is dus een soort tunnel met dikke muren en een gemetseld tongewelf. Er loopt nog water in, maar dan vooral in buizen. De tunnel ligt redelijk diep onder de grond. Je komt er niet zomaar in. Bij mijn weten maar op twee plaatsen. Via een mangat in de Breidelstraat rechtover de ingang van het Biermuseum en via een mangat in het midden van het Kraanplein. Oude Bruggelingen zullen zich nog de diepe bouwput herinneren op het Kraanplein, toen in 1973 de reien gesaneerd werden. Ik dacht dat ook via het Jan van Eyckplein in de overwelving kon afgedaald worden. Met mensen van de Wegendienst hebben we dat op 27 maart 2017 vruchteloos geprobeerd.
De overwelving van de Kraanrei gebeurde in twee fasen. De eerste fase van 1793 tot 1795, van de Poortersloge tot aan het Kraanplein. Op het infopaneel op het Jan van Eyckplein staat een foto van die eerste overwelving. Zo te zien is de tunnel daar 2 Ă 3 m breed en even hoog.
Pas zestig jaar later, in 1856, werd de tweede fase uitgevoerd, het gedeelte ten zuiden van het Kraanplein. Daar werd de tunnel smaller en minder hoog gemaakt. Daar kan onze burgemeester van meespreken. Op 11 sept 2019 dook hij dat gedeelte van de Kraanrei in via de Breidelstraat. Voor het Laatste Nieuws getuigde hij: âDe gewelven zijn de moeite waard, al is het daar op bepaalde plekken bukken, want sommige gewelven zijn er lager dan twee meter en op bepaalde plaatsen maar anderhalve meter breed. De geur is er behoorlijk intensâ.
Er lopen inderdaad rioolbuizen in de gangen en op een bepaalde plaats is de riool zelfs een open goot.
Pol, je hebt het juist. Het is mijn droom/plan om de overwelfde Kraanrei voor een klein gedeelte zichtbaar te maken, te ontsluiten in de tuin naast de Poortersloge. En dat om drie redenen.
Ten eerste omdat de overwelving daar het breedst en het hoogst is.
Ten tweede omdat de ontsluiting kan gekoppeld worden aan de Poortersloge – en het aanpalend huis met een prachtige kelder – waar een archeologisch en/of maritiem museum kan ingericht worden.
En ten derde omdat de hele site van de Poortersloge sinds 2014 stadseigendom is.
Maar vooraleer men in de tuin begint te graven, stel ik voor de bodem van de tuin te scannen met de georadar van de Rijksuniversiteit Gent, zoals dat twee jaar geleden gebeurde op het St.-Jansplein.
Dank voor de interessante uitleg. Wat de zaken ingewikkeld maakt, is de manier waarop in Brugge sommige straten worden genoemd. De Groenerei duidt zowel op de waterloop als op de straat ernaast. Idem voor Augustijnenrei, Gouden Handrei, Potterierei … Helemaal onoverzichtelijk wordt het dan wanneer, zoals in het geval van de Kraanrei, eigenlijk alleen de “straat” overblijft, en de waterloop onzichtbaar is geworden.