Hoe was de zomer van een kwarteeuw geleden? Die van 1997, eentje als vele andere, niet ongewoon warm, niet uitzonderlijk droog of nat.
En wij, wat spookten we die zomer zoal uit? Wel, we gingen voor het eerst langs in Watou, naar wat daar toen nog de āPoĆ«ziezomerā heette. De altijd weer merkwaardige Panamarenko stond er centraal, weet ik nog. En dichters, natuurlijk, nogal wat dichters. Al maakte de poĆ«ziewereld een trieste tijd door. In het voorjaar was Herman Deconinck overleden. De meest gelezen poĆ«et van zijn generatie stierf heel onverwacht, en ook nog heel prozaĆÆsch, ergens op een banale stoep in het verre Lissabon.
Vandaag is Watou uitgegroeid tot een begrip, zoals dat heet. PoĆ«zie en plastische kunst zoeken en vinden er mekaar, zomer na zomer. En ook wij zoeken en vinden er soms Ć©Ć©n en ander. Een ons sinds enkele jaren vertrouwd vakantiehuisje in een stille dorpsstraat, bijvoorbeeld. Al is het niet van ons, het voelt er ietwat als thuiskomen. Langs onze deur slenteren gezapige poĆ«zieverkenners. En af en toe gaan we op pad langs kunstplekken in en om het dorp. Kunstkenners, wij? PoĆ«ziekenners? Bijlange niet. Maar ga je onbevangen naar zoān plek, dan kan je geraakt worden, af en toe. En net zo vaak ook niet. Omdat je iets niet goed vindt. Of niet snapt, kan ook. Trouwens, ook van waarde in Watou, ze hebben er aangename terrasjes om daar allemaal van te bekomen.
En in je bagage neem je een handvol boeken mee. Omdat ook je vakantiehuis een aardig tuinterras heeft, zoān groene hoek die uitnodigt om te lezen. En we gaan tenslotte een week de cultuurtoer op, boeken passen in dat plaatje. Boeken die thuis al een tijd ongelezen op je wachten. Al keren sommige net zo ongeopend terug mee naar Brugge.
Maar dat ene boek, dat lees je wel.
Omdat Koen Scherpereel, de man waarover het gaat, je altijd al fascineert. Zijn werk en dat intense leven van hem, waaraan veel te vroeg een tragisch einde kwam.
Hoe lang is dat ook alweer geleden? Je kijkt verrast op, wanneer je leest dat Koen stierf in de zomer van ā¦ 1997. Jawel, diezelfde zomer van Herman Deconinck, toen je een eerste keer naar Watou kwam. Of hoe in de plooien van je herinnering dingen van toen onverwacht tegen mekaar aan glijden.
Je leest over een jongen die opgroeit in Brugge, waar zijn ouders een drukkerij uitbaten in de Predikherenstraat. Een hyperactieve knaap. Met tekentalent als uitlaatklep. En muziek maken met zijn vrienden. Eigen muziek, al komt Dylan ook vaak aan bod. En gedichten schrijven, dat zou hij blijven doen.
Koen is een twijfelaar, zoals dat gaat met een jongen van zijn leeftijd. Het soort twijfelen dat je doorgaans ontgroeit, maar de opgroeiende Koen draagt zijn rusteloosheid verder met zich mee.
āt Is daarvan dat hij verslag uitbrengt in ontelbaar veel kunstwerken.
Scherpereel is ‘veelzoeker‘ en āveelschepperā. Schept een eigen universum. Doen we Koen onrecht aan, als we stellen dat de toeschouwer aan zijn creaties kop nog staart krijgt? De mensen en dieren in zijn overvolle wereld zijn niet zelden een veelheid aan ogen, monden. Ze lijken zichzelf in vraag te stellen, net als hun bedenker.
Koen Scherpereel zoekt. Zoekt liefde in een paar moeilijke relaties. Ruimer inzicht in geestverruimende spullen en meermaals in het verre Indiƫ. Rust in een eigen atelier in Meetkerke, of all places. Erkenning in weer een ander atelier in Oostkamp.
En op een keer in een zomer, vinden we Koen in een huis in de westhoek. Een bevriend kunstenaar die op reis vertrekt laat hem intrekken in zijn huis in Pollinkhove. Koen werkt er, zoals hij dat altijd en overal doet, bezeten verder.
Wat loopt er mis, die late vrijdagavond? Wat met de brandende haard? Met de spuitbus die hij benut om een pasteltekening te fixeren? Er is een explosie. Levensgevaarlijke brandwonden. Het begin van een onwezenlijk pijnlijke en lange strijd. Een strijd die hij verliest, weken later, op die zondag in augustus.
Wat blijft is een oeuvre. Tekeningen, etsen, schilderijen. Met almaar meer verbazing blader ik doorheen de vele reproducties in dat boek dat Fernand Bonneure schreef over de kunstenaar. Ze lijken wel weerspiegelingen van de meer cryptische songs van Bob Dylan. ‘Visions of Johanna‘, ik zeg maar wat. Dylan’s invloed op Koen, stond iemand er ooit bij stil?
Thuis gekomen na een week Watou ga ik in mijn collectie op zoek naar Brugse affiches van Koen Scherpereel. Maar zo vaak stelde hij niet tentoon in Brugge. Zegt het iets over zijn ambivalente houding tegenover zijn geboortestad? Zijn gaan, terugkomen en altijd weer weggaan? Wel was er in 2001, vier jaar na zijn overlijden, een retrospectieve in de stadshallen, het boek dat ik las verscheen bij die gelegenheid. Maar, zonde, de affiche van die keer ontbreekt in mijn verzameling.
Wel vind ik er eentje over een tentoonstelling in Oostkamp, die hij hield samen met zijn vriend Alain Timmerman. Dat was in 1996, het zou zijn allerlaatste expositie worden.
Ik hou het hier bij deze affiche. En bij een bedenking. Was hij nog onder ons, Koen Scherpereel, schilder die gedichten schreef, zou hij niet een onschatbare meerwaarde zijn voor ‘Kunstenfestival Watou‘?
Watou, inderdaad een dorp van dichters en kunstenaars. Zoals Gwij Mandelinck, die nu in Brugge woont. ‘Gwij Mandelinck’ is het psuedoniem van Guido Harinck, geboren in Wakken op 23 januari 1937, Ć©Ć©n dag voor ik geboren werd. Wij waren klasgenoten in de lagere school, sinds die tijd hebben we mekaar niet meer gezien.
Er loopt een poƫzieroute van hem en andere dichters, ook uit De Haan, in het domein van het kasteel van Loppem.
Groeten, Ignace
Een aanrader over Koen Scherpereel als mens, is zeker de tekst geschreven door zijn broer Karel, thans gemeenteraadslid in Brugge. Een tekst, liefdevol geschreven maar ook onverbloemd de waarheid zeggend. In te geven zoekopdracht ‘Karel Scherpereel – Koen Scherpereel’.
Ergens doet Koen me denken aan Icaros, figuur uit de Griekse mythologie. Daedalus en Icaros willen vliegend op hun eigen vleugels, waarvan de veren aaneengehouden worden door was, ontsnappen uit een gevangenschap. De wijze Daedalus geeft de jonge Icaros de raad niet te laag over de zee te vliegen, omdat de vleugels dan te zwaar zouden worden door het zeewater. Maar ook niet te hoog, opdat de was dan zou smelten door de zon. In zijn jeugdige onbezonnenheid vliegt Icaros toch te hoog, het was smelt en Icaros verdrinkt in de Egeische zee.
De pen die voor dit artikel werd gebruikt, verklaart toch dat de schrijver een heel duidelijk beeld schetst over mijn broer. Een moeilijke kerel, die het soms lastig had met zichzelf, maar die een onuitputtelijk creatief talent bezat. En hij ging niet alleen beeldend te werk maar ook muzisch en literair. Nooit Ć©Ć©n noot geleerd, wel een poging in conservatorium maar dat duurde niet lang. Maar wel de piano, gitaar, fluiten,… bespelen als een volleerd muzikant. Ik herinner mij dat hij nog speelde in het voorprogramma van Johan Vernimmen. Hij stond zeker als eerste bij de Schepper als de talenten werden uitgedeeld.
Mooi artikel, doe zo verder.
Prima verwoord, Karel …
We herinneren os die tijd nog ZEER goed!
En WAT een TALENT!
Zoveel talenten, maar te broos om ze te dragen ā¦ Misschien dat ās Scheppersā handen hem tilden …
… lijkt mij een hier bijzonder toepasselijk citaat van Jan Weiland (1894-1976).
Hallo , zou iemand weten of zijn leerling van toen, Alain Timmerman, nog schildert?
Ik vind niets terug van Alain. Iemand?
Rudy, misschien kan Koen’s broer, Karel, je daar meer over vertellen.
Karel is gemeenteraadslid in Brugge, dus je kan zijn mailadres makkelijk terugvinden.