De jaren negentig. Sint-Andries is voetballand. Supporteren op Olympia, nakaarten op de Platse. Tot tevredenheid van sommigen, tot ergernis van anderen. Maar dan organiseert ons land samen met Nederland “Euro 2000”. En moet het Olympiastadion flink worden aangepast. Met subsidiegeld van de Vlaamse overheid die als tegenzet een andere, meer Vlaamse stadionnaam verwacht. Iemand oppert “Flandriastadion”. Andries Van den Abeele bedenkt het aantrekkelijke “Noordzeestadion”. Het wordt Jan Breydelstadion. Een idee, zegt men, van burgemeester Patrick Moenaert. Als niet-voetbalkenner denkt die wellicht dat Jan Breydel een gevierde Brugse midvoor is geweest. En wie weet, misschien heeft ie gelijk. Trapten die middeleeuwers wel af en toe een balletje.
In januari 1999 wordt in het flink verbouwde Jan Breydelstadion de eerste match gespeeld. Club-Anderlecht, een wedstrijd om vlug te vergeten: herrieschoppers breken een aanzienlijk deel van de splinternieuwe zitjes af. Herrievolk van Anderlecht, ge ziet dat van hier. Maar niet getreurd, want enkele maanden later, op zaterdag 22 mei, wordt Jan Breydel ingehuldigd.
De eerst binnen sijpelende bezoekers krijgen een Brugs voorprogramma: Hideaway, Jazzylipsy en Main Street met J.C.Wolf, onze bloedeigen Joe Cocker. En de speelschaar van de Frères. Volgt een avond met hoog “Night of the Proms”-gehalte. Carl Huybrechts als presenator inbegrepen. Robert Groslot dirigeert en de Brugse koren Cantores en Vagantes Morborum doen “We are the champions”, de triomfmars uit “Aida”, een stukje Carmina Burana …
Ook op het podium: Will Tura en René Froger. En Paul Michiels. Worlds Apart, herinnert iemand zich dat boysbandje? En Umberto Tozzi. In de voorbereiding van het feest werd Axelle Red genoemd. En de Franse diva Patricia Kaas. Maar die staan uiteindelijk niet op de loonlijst. Wie laat het ook afweten? Het publiek laat het afweten. Er is volk, jawel, maar minder, véél minder dan verhoopt. De toegangsprijs, zeggen de enen. Er ontbreekt een echt grote ster op de affiche, zeggen de anderen.
En stel nu eens, vraagt de afficheliefhebber zich af, dat ook de opmaak van de affiche een rol heeft gespeeld. Groene en blauwe achtergrond, hoe kan het anders. Een gezapig, vet lettertype, dat wel, maar een opmaak zo warrig als wat. Een allegaartje van foto’s: eentje scherp, eentje wazig; eentje ten voeten uit, eentje in close-up. Willekeurig tussen kleurfoto’s een zwart-wit foto: het lijkt wel de hoes van een foute verzamel-cd. Dus als u het ons vraagt: ’t lag aan de affiche. Eén goeie raad voor wie ooit in het Brugse een nieuw voetbalstadion wil inhuldigen – je weet nooit dat iemand op dà t idee komt: u wil veel volk op het feestje? Maak werk van uw affiche!
Goede raad: geef voetbalstadions niet de naam van een individu, zeker niet van Jan Breydel, wiens inzet voor Brugge niet totaal was. Maar beter dat nog dan de naam verkopen aan de commercie, in de trant van Lotto Park, Ghelamco Arena, Afas stadion, of – de gekte ten top -: The King Power at den Dreef stadion, waar Oud Heverlee Leuven zijn thuishaven heeft.
Nog over de namen van voetbaltempels. Geen stadion kreeg zoveel namen als Racing Genk: Fenixstadion, Thyl Gheyselinckstadion, Cristal Arena, Luminus Arena en thans: Cegeka Arena. De Genkspelers weten soms niet of ze een thuismatch spelen, dan wel een match op verplaatsing…
Eigenlijk vergat ik Ă©Ă©n naam van het Genkse stadion: het AndrĂ© Dumonstadion – zo genoemd naar de persoon die de steenkoolindustrie in Limburg opstartte en in zijn provincie welvaart bracht. Toen was van Racing Genk nog geen sprake: dat kwam er pas na de fusie van Thor Waterschei en FC Winterslag (in 1981). “Thor” is de naam van een Keltische dondergod. Maar bij de voetbalploeg Waterschei stond het letterwoord voor : Tot Herstel Onzer Rechten – een stil verzet van de mijnwerkers tegen de (meestal) Franstalige mijnbazen (daarom waarschijnlijk ook de clubkleuren: Zwart en Geel). In 1924 vond de voetbalbond deze acroniem te “politiek”, en heeft Waterschei dan maar de benaming Thor veranderd in Tot Herstel Onzer Ribbenkas.