Hoewel het kleine manneke de albums van de Rode Ridder eerder onder ogen kreeg, had hij al vrij snel een boontje voor die andere gewapende stripheld, Lucky Luke. De middeleeuwse ridder, even onverschrokken als onbaatzuchtig, maakte weliswaar indruk op dit striplezertje. Album na album stond de strijder tegen onrecht paraat in de meest penibele situaties. Stoer en gespierd, maar van lachspieren had zijn striptekenaar nog nooit gehoord. Dus doe mij maar tekenaar Morris met zijn laconieke cowboy, de man die sneller schiet dan zijn schaduw.
Een week of twee geleden kwam ik ze na lange tijd weer tegen, de ridder en Lucky Luke. Bladerend door die albums op het stripfestival in ’t Sint-Lodewijkscollege, realiseerde ik mij hoezeer ik vandaag met andere ogen naar zo’n verhaal kijk. Vroeger zonder en nu mèt bril, dat ook, ja. Maar vooral hoe een mens na al die jaren zo’n avontuur anders gaat lezen! Want nu pas merk ik hoe het er bij die gasten aan toe gaat. Dag in, dag uit wordt in Lucky Luke’s Wilde Westen gejongleerd met pistolen. En bij de Rode Ridder staan ze mekaar om het minste met zwaarden en ander vervaarlijk gereedschap naar het leven. Maar in zo’n verhaal valt nergens ook maar één druppel bloed. Faut le faire!
Ach, de eigen wetmatigheden van strips. Dat de cowboy niet één keer een baaldag kent en de ridder nooit toe is aan een sanitaire stop, daar valt mee te leven. Maar deze striplezer zit opgescheept met nog een andere bedenking. Ook zo eentje dat komt ‘met de jaren van verstand’. Hoe zit het, vraag ik mij af, met de wapens van mijn striphelden? Waar komt de revolver van Lucky Luke vandaan en wie hielp de middeleeuwer aan zijn slagzwaard? Lucky Luke’s bedenker, Morris, en Willy Vandersteen, geestelijke vader van de Rode Ridder, allebei laten ze ons daaromtrent in het ongewisse.
Vraagt u zich af of dat ertoe doet? Weet dan, dat zelfs de meest gerenommeerde archeologen mij in deze bijtreden. Want zelfs bij de holbewoners in de prehistorie waren er al lieden bij wie ‘wapenmaker’ boven de voordeur van hun grot stond te lezen. Om maar te zeggen, het gaat hier om één der oudste beroepen ter wereld.
De redelijke consensus omtrent het oudste beroep willen wij hier geenszins in twijfel trekken. Maar geloof ons, de stiel van wapenmaker komt daar meteen achteraan.
Laten we het er alvast over eens zijn, zonder die beroepsbezigheid zag de wereld er behoorlijk anders uit. Zonder het oudste beroep ook, maar laat dat onze aandacht niet afleiden van het gewichtige discours dat wij hier aanvatten.
Wie alsnog meent dat het aanzien van vaklieden die wapens in mekaar knutselen iets is van recentere tijden, vergezellen we graag op een toertje door onze eigenste binnenstad. Zoals ik laatst met een vriendengroep op pad ging. Bij een zijstraat van de Philipstockstraat lachte één van hen ‘Dit lijkt mij een fijne stad om te wonen, maar toch liever niet in deze straat!’ en hij wees naar het naambordje met daarop ‘Wapenmakersstraat’.
En dan is het aan de stadsgids om te duiden dat we hier al in de jaren 1300 zo’n straatnaam kenden. Dus wie weet, haalden Pieter de Coninck en zijn kompanen in de zomer van 1302 hier hun zwaarden en goedendags die ze meezeulden naar de Groeningekouter.
Al was ook in recenter tijden niet altijd alles peis en vree in onze stede. De twee wereldoorlogen die hier in de voorbije eeuw passeerden lieten hun littekens na. En zelfs in mijn eigen herinnering sluimeren beelden die ook de lezer misschien herkent. Zoals die middag in de jaren zeventig van onze jeugd, een boel jongelui die door het stadscentrum trekken, de politie nadrukkelijk en wantrouwig in hun kielzog. Spandoeken en slogans die het wapentransport aanklagen waar de haven van Zeebrugge zich toe leent. Kordaat en luidruchtig stappen ze in de Steenstraat langs het Simon Stevinplein, waar in de etalage van wapenhandel Priem wolfijzers en schietgeweren blinken in de middagzon.
Maar laten we onszelf niets wijs maken. Er passeert weliswaar, voor zover wij weten, geen oorlogstuig meer in Zeebrugge – maakte onze optocht destijds zoveel indruk? Maar dat het wereldwijd nog altijd knettert, dat hoeven wij u niet te vertellen. En alom wordt geïnvesteerd in èn verdiend aan het aanmaken van wapens, het verhandelen ervan. ‘Beleg in de defensiesector!‘, aldus de ‘wijze‘ raad die de investeerder onlangs kreeg. Van Testaankoop, echt waar! Wonen we uiteindelijk toch met z’n allen in de Wapenmakersstraat?
Even terug naar de hoek van die straat. We zetten onze weg verder en na de aanmerking omtrent de straatnaam, merkt de grapjas van het gezelschap op ‘Dan woon ik liever in ’t Stoofstraatje!’ Mijn gezelschap herinnert zich wat ik eerder op onze toer over de Stoofstraat vertelde. Over die naam die naar een ‘badstoof’ verwijst.
Badstoven, in het middeleeuwse Brugge kon je er tegen betaling een warm bad nemen, waren aanvankelijk gescheiden instellingen, mannen hier en vrouwen daar. Maar in havenstad Brugge hadden al die zeelui die hier aanlegden – het zoute water meer dan moe – ook wel een keer zin in een lekker bad. Zo kwam het dat badhuizen stilaan een iets andere, meer frivole invulling kregen. Het ene verhaal van de gids onthouden bezoekers al makkelijker dan het andere.
‘Zelfs het oudste beroep kreeg in deze stad een straatnaam!’, merkt nog iemand op.
Terwijl de schrijver van dit stukje bovenstaande conversatie noteert, bedenkt hij dat zijn striphelden ook dà t aspect van ’t leven aan zich voorbij laten gaan. Kruist een rondborstige schone het pad van de Rode Ridder? Wacht een in gevaar verkerende jonkvrouw, hulpeloos smachtend, op haar heldhaftige bevrijder? Haar redder blijft trouw aan zijn opdracht, zoals het van ridders in de boeken staat. Hoofse liefde en de teleurstelling van het strips lezende knaapje!
En Lucky Luke? Ach, al laat zijn tekenaar een olijke madam postvatten bij de klapdeuren van een saloon, ook de cowboy blijkt niet uit te blinken als ’t op testosteron aankomt. Tekenaar Morris laat zijn stripheld als coole bink de andere kant opkijken, het nonchalante sigaretje in de mondhoek.
Al kan ook dat verkeren. Wanneer de revolverheld na een aantal albums ook voet aan de grond krijgt in Frankrijk, krijgt Morris van zijn uitgever een lijstje met ‘gewenste aanpassingen’.
Halfblote dames? Inacceptabe!
En wanneer ook Amerika, land van cowboys en indianen, voor de strip overstag gaat is het hek helemaal van de dam. Een rokende Lucky Luke? No way! In het land waar je op elke straathoek een dodelijk wapen koopt, vindt men een stripfiguur met sigarettenpeuk levensgevaarlijk.
Maar wat lees ik hier over tekenaar Morris? Eén keer verzint hij, om al dat moraliserende gedoe van zich af te tekenen, een kortverhaal waarin een rokende Lucky Luke zich menig glas whiskey laat inschenken, nog wat stoute fratsen uithaalt en tenslotte tussen de lakens belandt met een cancan-danseres.
De Rode Ridder? De gedachte alleen al brengt hem het schaamrood op de wangen.
Zie je wel, ik heb het altijd geweten, Lucky Luke heeft meer in zijn mars! Tekent lekker buiten de lijntjes als het hem uitkomt.
En schiet bovendien sneller dan zijn schaduw. En da’s maar goed ook. Trager zou belachelijk zijn.
Honderd jaar geleden werd Morris, geestelijke vader van Lucky Luke, geboren in Kortrijk. Tot zondag 17 december loopt een retrospectieve tentoonstelling in het stadhuis van zijn geboortestad … Meer info vindt u hier.
En tot eind januari kan je in Brussel terecht voor een expo met origineel werk van de tekenaar. Dat leest u hier.
Zoals zovelen heb ik ook een kast vol strips ‘eerste uitgaven’, jaren 1950-60 en meerdere
van lang vergeten striphelden. Dan Cooper, Jerry Spring, Rik Ringers … Naast die van
Bessy, Robert en Bertrand, de Rode Ridder en nog andere.
De enige stripreeks die ik tot op vandaag volg en compleet heb, zijn alle ‘Buck Danny’-uitgaven.
En dan te bedenken dat er een tijd geweest is dat stripverhalen op school geen lectuur was maar iets voor de gemakzuchtigen.
Mooi dat Lucky Luke toch eenmaal ‘uit de bol is mogen gaan’. Iets wat tante Sidonie nooit heeft gemogen van striptekenaar Willy Vandersteen. Omdat het spanningsveld tussen de verliefde Sidonie en de plompe Lambik een rode draad was in de albums van ‘Suske en Wiske’, heeft Vandersteen in zijn testament opgenomen dat de verderzetters van die albums nooit Sidonie mochten laten trouwen…
Beste Pol, collegiale groeten uit Kortrijk.
Bij die gedachten over het oudste beroep ter wereld wil ik er nog eentje toevoegen om over na te denken … ik vind het beroep van vroedvrouw ook wel een goede kanshebber…
Om daarover mee te weten, zou je eens moeten meegaan op onze rondleiding ‘Over Medecins en Cyurgienen’ in Kortrijk, zie http://www.gidsenplus.be .
Steeds welkom op onze expo over Lucky Luke !
Bart
Pol, je schreef dat Willy Vandersteen de geestelijke vader is van de Rode Ridder. Dat klopt niet want de Rode Ridder is een creatie van de populaire jeugdauteur Leopold Vermeiren die zijn vriend Vandersteen de toelating gaf om ‘zijn’ Rode Ridder in een stripverhaal te gebruiken.
Uit erkentelijkheid kreeg Vermeiren trouwens een cameo-rolletje in enkele RR-albums.
Overigens werd de Rode Ridder ook niet getekend door Vandersteen. Die had daar in zijn Studio nu eenmaal ‘personeel’ voor. Enkelen van hen zouden trouwens een eigen succescarrière uitbouwen, zoals bijvoorbeeld Robert Merhottein, zijnde Merho de schepper van de Kiekeboes.
De strip van de Rode Ridder werden dan weer getekend door Karel Biddeloo, een andere telg uit de Studio Vandersteen.