Met cafés is het zoals met mensen. Sommige zijn pretentieus aangekleed en andere doordeweeks. Je vindt er van het opzichtige soort en er zijn er die gewoontjes in de rij staan. En zoals wij, mensen, dragen ook herbergen wel eens een heel eigen stempel. Al kan zo’n stempel in de loop van de jaren behoorlijk worden bijgekleurd.
Uit mijn schooltijd herinner ik mij een laag, witgekalkt geveltje op ’t Zand. In ’t Putje ging je een potje biljarten, in een sfeertje van ons-kent-ons. Dat geveltje is er nog altijd. Maar de tapbiljart, die is weg. Het pand is vandaag deel van hotel-restaurant ’t Putje, een deftige dame om U-met-hoofdletter tegen te zeggen.
En er is nóg een Putje, op Sint-Andries. Of liever, daar wàs een Putje. Sinds een paar weken is dat cafeetje dicht. Dat zijn alle cafés in deze benarde dagen, maar ’t Putje gaat nooit meer open. Tegen de cementgrijze gevel hangt een blauwzwart spandoek en daar staat het allemaal op. “Aan al onze klanten & de harde kern van Club Brugge, bedankt voor de mooie jaren, we zullen jullie missen”. “Slik”, dat staat er net niet bij.
We hadden het net over stempels, wel dat was nu een keer een drankgelegenheid met een kanjer van een stempel, zie! Want dat van die harde kern, daar is geen spandoekletter van overdreven. Al wie op zondagmiddag wel eens langs de Gistelse Steenweg passeerde, kent het schouwspel. Club speelt straks thuis en aan ’t Putje staat volk. Zoveel volk dat dranghekkens de rijweg behoeden voor de meute blauwzwarte voetbalzotten die vrolijk de hele stoep èn het fietspad bij hun stamcafé inlijven. Die harde kern, dus.
En ja, lieden van minder welwillende aard fronsen nu de wenkbrauwen. Want was het niet dàt cafeetje dat een handvol jaren geleden een paar keer werd gesloten op aangeven van de toenmalige burgemeester? ’t Moet zijn dat een verliesmatch wel een keer aanleiding gaf tot een onredelijke tackle tegenover een ongelukkige voorbijganger. Of meende een klant met een pintje teveel op dat een geparkeerde auto buitenspel stond? Dus ja, ’t is waar, het café kreeg een rode kaart van de burgemeester en die had daar wellicht redenen toe.
Voetbaltempeltje als de gelegenheid zich voordeed, volkskroeg op alle andere dagen. Alleman welkom, ook. Als ik ’t goed heb, wat soms voorvalt, hing je er op rustige stonden wel een keer aan de toog met buurtbewoner Jean Blaute. Bierkenner en brave mens. Om maar te zeggen, dat van die forse voetbalhistories is maar een deel van ’t plaatje.
Maar nu is ’t dus gedaan met ’t Putje. En wat komt in de plaats van het wat afgeleefde pand? Appartementen, liet ik mij vertellen. Ze zullen de buurt opwaarderen, heet dat dan. Een imago kan worden bijgekleurd, zoals eerder gemeld. En wat met de klanten-voetbalzotten? Waaraan kunnen die straks hun centen kwijt? Tot voor een paar dagen had ik hen gezegd, gij kunt ook uw imago opwaarderen, koop een beursaandeel van uw voetbalploeg! Maar die vlieger gaat niet op, hoor ik nu.
Sint-Andries is een volkscafé armer. Sprak deze knaap die er zichzelf op betrapt dat hij er nooit over de vloer kwam. Schaam je, buurtbewoner! Nochtans was van alle cafés deze het dichtst bij je woonst. ’t Is waar, dezer dagen zijn alle drankgelegenheden dicht. Maar ’t Putje is gesloten, voor altijd. Van alle dichte cafés in je buurt is dit, in meer dan één betekenis, het dichtste.
Ook al heb ik geen stamcafé, toch zijn ze een ontmoetingsplek voor mensen die er niet alleen hun dorst lessen maar ook wat menselijke nabijheid zoeken en vinden. Santé!
In mijn college-tijd (1962-1968) was het ons (leerlingen van het bisschoppelijke Sint-Lodewijkscollege) verboden naar ’t Putje te gaan, op straffe van bij de principaal (Z. E. H. Roger Lesage) te worden “ontboden” voor een hartig woordje. Weet iemand waar ’t Putje toen zijn blijkbaar kwalijke “reputatie” vandaan haalde?