In Sint-Andries, een kasteel verder dan het onze

Zij wonen, net als wij, in Sint-Andries. Op ’t Peereboomveld, een kasteel verder dan dat van ons. Al is het ene kasteel het andere niet. Het hunne staat al sinds mensenheugenis te pronken midden een soort Engelse landschapstuin, zeg maar een park. De ligging van onze woonst is ook schoon, maar bescheidener. En minder oud. ’t Is te zeggen, de plek waar wij thuis zijn, daar viel tot eind jaren vijftig geen bouwwerk te bespeuren. In malse weiden, verscholen tussen dichte kanthagen en kronkelende beekjes, deden nog onbespoten koebeesten zich tegoed aan nog onbespoten gras. Maar dan kwam de nieuwe tijd. Ongevraagd werd het arcadische boerenlandschap opgedeeld met rechte straten. Er werd gebouwd dat het een lieve lust was. Van die dagen dateert dus ons kasteel. Hoe het eruit ziet? Wel, het heeft een voortuin en een voordeur. En achter die voordeur een inkomhal, een living, een keuken en warempel een toilet. Boven zijn er, naast een badkamer, een paar kamers. In één daarvan delen mijn huisgenote en ik het nachtelijke bed, een andere is volgestouwd met een verzameling, iets met affiches.

Omdat hun kasteel op de kaft prijkte
van ’t boekje van het Monumentenweekend …

Achter ons huis, een weelderig uitgegroeide zilverberk midden de onvermijdelijke pelouse en net plaats genoeg voor een ren waar hennen plichtsbewust de rol van scharrelkip op zich nemen. En aansluitend op die tuin, het ultieme sixties-statussymbool, de garage.
’t Is hier goed wonen, al geniet je op zomerdagen ongevraagd van de radio op ’t terras van onze overigens vriendelijke buurman. En al houdt ’s nachts die blaffende boxer van ons de buren wel een keer uit hun slaap. In dat opzicht woon je meer ongestoord op ’t Peereboomveld. Dus neen, het ene kasteel is het andere niet.

’t Was tijdens ’t Open Monumentenweekend dat we besloten om langs te gaan in het kasteel van onze verre buren, een paar kilometer verderop. Omdat het kasteel op de kaft prijkte van ‘t boekje van het Monumentenweekend, maar meer nog omdat zijn bewoners ons niet onbekend zijn. Da’s iets met de loopbaan van mijn wederhelft, een schoon maar te lang verhaal om hier aan te halen.
We waren er welkom, de ‘vrouwe des huizes‘ leidde ons doorheen het imponerende interieur en vertelde honderduit over hun woonplek, het wel en wee ervan. ’t Is groot en groots, dat moet gezegd, al zal je maar leven in zo’n monument. En het onderhouden.

… een behoorlijk deel van al ’t groen in ’t Brugse
is te linken aan kastelen en hun bewoners.

‘t Peereboomveld is een relatief recent gebouwd kasteel. Zo vind je er in ’t Brugse wel meer. Op Sint-Kruis is er ‘Lodewijk van Maele’, het preutse maar nog jonge gebouw dat tevergeefs zijn best doet om kasteel te zijn en oud te lijken. Al ligt ook achter dat pand een uitgestrekt en tot de verbeelding sprekend park. Dat merkten we laatst, toen we er in zo’n stijlvolle, open tent, met uitzicht op de ruime vijver, een vriendenfeest mochten meemaken. En eerstdaags worden we verwacht in het ook niet middeleeuwse maar trotse kasteel Rijkevelde, waar vrienden van ons hun huwelijk vieren.

Maar die ruim uitgevallen huizen hebben niet de pedigree van pakweg het slot van Male, dat zowat het verleden van Vlaanderen op zijn stoere schouders torst. En al boogt dat van Loppem ook lang niet op een middeleeuwse stamboom, aan het aandeel van dat kasteel in de meer recente geschiedenis van ons land werden we recent herinnerd tijdens een weekend ‘wandeltoneel’. Je werd er van woonruimte naar bureau en van keuken naar salon geleid en op elke plek brachten acteurs een sleutelmoment uit het verleden van het neogotische monument. Over de bouw ervan en over de koning die er in de Eerste Wereldoorlog, samen met prominente figuren uit die dagen, historische knopen doorhakte. Maar ook rond de beslommeringen van het keukenpersoneel. En omtrent het idee van één van de zonen des huizes, om in het kasteelpark een doolhof aan te leggen. Die doolhof, zowat iedereen in Brugge en ruime omgeving probeerde er ooit wel een keer tot bij de boom in ’t midden te geraken, toch?

… het slot van Male, dat het verleden
van Vlaanderen op zijn stoere schouders torst.

Verrassend verzonnen paden en wegen in en om hun parken en tuinen, soms lijkt het wel een stokpaardje van kasteelbewoners.
Een voorbeeld? Ik neem u mee naar Sint-Kruis. Op een boogscheut van de kerk fiets je daar door de best wel schilderachtige Bisschopsdreef. Die straatnaam verwijst naar Henricus Josephus van Susteren. Die woonde aan ’t eind van die dreef, in kasteel Rooigem. Henricus was niet de meest bescheiden bisschop van Brugge. Niet alleen ligt hij vandaag nog altijd zelfgenoegzaam te pronken op zijn marmeren praalgraf in Sint-Salvator. De dubbel opgaande eikendreef die naar zijn kasteel leidt, liet hij heel doordacht aanleggen op een verrassende as. In het buitendorp Sint-Kruis stonden alleen simpele, laag gebouwde huisjes. Die boden monseigneur van in zijn kaarsrechte dreef ongehinderd uitzicht op het Brugse belfort aan de horizon. De kerkelijke macht die zich zelfzeker meet met een wereldlijk statussymbool, zoiets.

De zorgvuldig georiënteerde dreef van bisschop van Susteren kreeg overigens navolging, hier bij ons op Sint-Andries. Wie de buurt hier kent, is vertrouwd met het Coppietersbosje. En ja, ook midden dàt bos stond ooit een kasteeltje, Zevenbergen. Een pittoresk optrekje, vertelt men.
Je hebt gelijk, lezer, straks gaat dit verhaal hier nog helemaal de sprookjesachtige toer op. Maar laat u niets wijsmaken, lieden in kastelen en hun bijhorende domeinen hadden niet zelden hun prestigieuze luxeleventje verworven op de rug van wie het veel minder breed had. Het fameuze ‘Noblesse oblige‘, de hoogstaande attitude die de bourgeoisie zichzelf steevast toedichtte, is u ongetwijfeld bekend. Aan de cafétoog werd dat schamper afgedaan met ‘Arbeid adelt, maar de adel arbeidt niet!‘. Elk cliché zijn waarheidsgehalte.
Maar anderzijds heeft het Brugse ommeland een deel van zijn uitgestrekte groen te danken aan die niet altijd frisse gang van adellijke zaken.
Vandaag is een behoorlijk deel van het Coppietersbos privédomein. Maar een ander deel is van ’t stad en zodoende vrij toegankelijk, de scholen in de buurt laten er hun

jongelui regelmatig ravotten en ondergetekende en zijn boxer komen er talloze keren langs.
Welnu, sta je daar midden de kathedraalhoge beukenstammen, dan herken je er nog altijd wat ooit een dreef was, de weg van bij het sinds lang verdwenen kasteeltje naar de stad. Ook die weg is toen nauwkeurig in een bepaalde as aangelegd. Want als in winterdagen het struikgewas er kaal is, merk je dat de verderop gelegen straat het verlengde is van de bosdreef. En ware het niet dat sinds een tijd die sombere geluidsschermen van de Expresweg het uitzicht belemmeren, dan keek je in de verte … je mag één keer raden op wat.
Kastelen, hun bewoners en hun fratsen, je kan er boeken over schrijven, ware ’t niet dat iemand ze al schreef. Maar hier, in zijn bescheiden woonst in Sint-Andries, verzint een knaap over die herenhuizen een ook al bescheiden cursiefje, een voetnoot bij die gewichtige publicaties. Terwijl in de tuin achterin zijn boxer zich opwindt om de kat van de buren die smalend op hem neerkijkt vanop een schutting. Sorry, buur, voor ‘t kabaal. Had je maar in kasteel ‘t Peereboomveld moeten wonen.

This entry was posted in Het Brugge van nu, Het Brugge van toen, Van beesten, planten. Bookmark the permalink.

8 Responses to In Sint-Andries, een kasteel verder dan het onze

  1. Linda Vermeulen says:

    Beste Pol, met veel genoegen heb ik dit artikel gelezen,
    alsook veel bijgeleerd over Sint-Andries
    waar ik nu toch al een 19 jaartjes vertoef.
    Groetjes, Linda

  2. De Laere Rose-Marie says:

    Boeiende verhalen .

  3. Mia verfaillie says:

    Dag Pol, een heel mooi stukje , heb er echt van genoten.

  4. Danny Phlypo says:

    Mooi Pol! Zo’n vlotte pen!

  5. Schamper says:

    Je komt wel vaker verrassend mild uit de hoek, Pol. Ook nu weer, als ’t over adellijke titels gaat.
    Dat wie niet tot die rangen behoort geen enkele inspraak heeft bij het toekennen van zo een titel, bewijst het volstrekt irrelevante ervan.
    Tot nader order is de mens het enige dier dat zijn soort onderverdeelt in volstrekt nutteloze categorieën. Of andere diersoorten daar te dom voor zijn, dan wel te wijs, laat ik in het midden.

    • Pol Martens says:

      Schamper, voor anderen mag je streng zijn, als je dat ook bent voor jezelf, zo hebben ze ’t mij ooit geleerd.
      En aangezien uw dienaar voor zichzelf onwaarschijnlijk toegeeflijk en mild is …

  6. Johny RECOUR says:

    Schamper, je hebt het MENSDOM en het DIERENRIJK.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *