‘No de zji!’… of, voor anderstaligen, ‘Naar zee!’

Een kloek boek dat zich schijnbaar nonchalant neervlijt op uw salontafel, het komt van pas om indruk te maken op wie langs komt. Advies? Kies een boek van enig gewicht, met op de bij voorkeur harde band een tot de verbeelding sprekende titel.

… een moeilijk te overtreffen overzichtstentoonstelling …

U bent bijvoorbeeld goed bezig als u ‘Naar zee! Belgische kustaffiches’ in huis haalt, de cataloog van een expositie die wij een paar weken geleden bezochten. Al is zijn tijdelijk verblijf op mijn salontafel voor mij niet de enige reden om het boek aan te schaffen.
Want het is alweer twintig jaar geleden dat over dat onderwerp een standaardwerk van Karl Scheerlinck verscheen. En pas als we de klok nog een dikke tien jaar terugdraaien, treffen we nog een cataloog. Die verwees toen, in 1992, naar een expositie in het stadhuis van De Panne, met affiches van verzamelaar Roland Florizoone.
Dat de gedreven verzamelaar zijn collectie later nog aardig uitbouwde, kan u nu zien op dezelfde plek als toen.

Het resultaat, ‘Belgische kust op affiche, 1885-1960‘, is een moeilijk te overtreffen overzichtstentoonstelling. Al valt over de zaalopbouw weinig verrassend te melden. Denk aan rijen panelen met, onder een weliswaar rustgevende belichting, de affiches braaf schouder aan schouder. En net zo braaf chronologisch gerangschikt. Dat de ruimte te krap bleek om er alles in kwijt te kunnen, waardoor een reeks affiches in de sfeerloze trappenhal terecht kwam, is een jammere schaduwvlek op een voor het overige prachtig initiatief.

… in 1992, naar een expositie
in het stadhuis van De Panne …

Wat leert een mens van zo’n tentoonstelling? Wel, het gaat over de geschiedenis van de affichekunst en die van ons strandtoerisme en hoe dat opschoof van elitair naar volks. Maar over badmode ook, en feesten en sport. Over fabelachtige architectuur en hoe we al dat schoons schaamteloos inruilden voor lucratieve betontorens. En nog veel andere dingen. Maar u kan dat ook zelf gaan uitvissen, nog tot eind september in De Panne, op een al bij al zeer attractieve tentoonstelling.

En dat boek, hier op mijn salontafel, hoort daar dus bij. Een overvloed van bladzijden vullende reproducties van wat de verzamelaar in huis heeft. Een veelheid aan prenten, gelardeerd met puntige beschrijvingen en een verduidelijkende inleiding.

… twintig jaar geleden dat over
dat onderwerp een standaardwerk
van Karl Scheerlinck op de markt kwam.

De uitgever van de cataloog ziet de dingen groots. ‘Naar zee’, ‘Á la plage’ en ‘To the beach’ staat op de kaft, van titelblad tot laatste letter is het boek drietalig opgevat. Was ’t niet fijn geweest, mocht daar ook nog ‘No de zji’ bij staan? Dat West-Vlaams van ons heeft iets trendy vandaag, een streep lokale vocabulaire had voor extra charme gezorgd. Bijkomend argument, wat onze streektaal betreft? Op veel van die oude affiches maken fraai verpakte dames ’t schoon weer, maar soms komt ook de ‘autochtone’ kustbevolking in beeld. Een ruige visser op zijn boot, garnaalvissers met hun forse paarden, vissersvrouwen en hun kroost die zwijgend de beau monde gadeslaan.

O ja, voor ik het vergeet en de lezer zich afvraagt wat dit verhaal met Brugge van doen heeft, Roland Florizoone toont uiteraard ook affiches over Zeebrugge. Waarbij

ondergetekende schoorvoetend vaststelt dat in zijn eigen collectie nog behoorlijk wat ontbreekt. Dat het nooit ophoudt, houdt verzamelen boeiend.
Maar anderzijds haalt deze jongen courage uit de sobere opbouw van de presentatie, daar in dat stadhuis aan zee. Een tentoonstelling rond affiches, blijkbaar kan het nog. Dus wie weet, ooit een keer een ‘Brugge in affiches’-expositie, opgebouwd met al wie in onze stad dat soort dingen in huis heeft. En met een serieuze cataloog. Wij beloven een hoofdstukje West-Vlaams erin.
Zo’n boek voor op salontafels, kortom.

Hoe ‘de zee’ aan zee klinkt, hoort u hier:

This entry was posted in Over affiches verzamelen, Van schilderen en plaasteren, Van toeristen, Zeebrugge, de haven. Bookmark the permalink.

4 Responses to ‘No de zji!’… of, voor anderstaligen, ‘Naar zee!’

  1. Johny Recour says:

    Roland Florizoone is sinds de jaren 1960 een scouts-‘moat’.
    Ik werkte 35 jaar voor de ‘Société Belgo-Anglaise des Ferry-Boats’ in Zeebrugge, tot die ter ziele ging door overnamepolitiek tussen NMBS en de Antwerpse Hessenatie.
    Ooit mocht ik de originele ‘Ferry’-Boats-affiches van Roland lenen voor een ‘Ferry-Boats’-viering.

  2. Daan V. says:

    Ik zag indertijd de tentoonstelling in Oostende, in de Venetiaanse Gaanderijen als ik mij goed herinner. Het was toen dat het boek van Karl Scheerlinck uitkwam, nietwaar?
    We kijken uit naar, zoals Pol aangeeft, iets gelijkaardigs over Brugse affiches … Maar terwijl het in De Panne, waar ik nu nog niet langs ging, vooral over promotie van de kustplaatsen blijkt te gaan, zal Brugge het ruimer moeten opvatten. Alleen met promotieaffiches over de stad zullen we geen boeiende tentoonstelling opbouwen.

    • Pol Martens says:

      Met een affichetentoonstelling kunnen alle aspecten van het leven in een stad als Brugge belicht worden, Daan.
      Van cultuur over sport, tot feesten, evocaties, economie en … politiek.
      Je kan er, bij wijze van spreken, de geschiedenis van de stad in de voorbije anderhalve eeuw mee vertellen.

  3. Dries says:

    Pol’s liefde voor het West-Vlaams kan ik moeilijk bijtreden, althans niet van ganser harte. Afgezien van het feit dat ‘West-Vlaams’ niet bestaat. In Blankenberge wordt het strand bijvoorbeeld aangeduid als ”t stenge’, in Oostende als ”t stange’ – is een dialect naar mijn mening een stuk folklore dat kan gekoesterd worden als een restant uit het verleden. Als taal moet ‘verbinden’, doen dialecten het tegendeel. Ze maken het Nederlands juist minder bevattelijk voor anderstaligen en zelfs voor Nederlandstaligen uit andere regio’s binnen Vlaanderen en Nederland.
    Men make dan ook best een onderscheid tussen het dialect en de tongval. Deze laatste notie wijst op een accent in de gesproken taal, waaraan men de herkomst van de spreker kan herkennen, hetzij regionaal, hetzij naar ‘subcultuur’.
    Trouwens, wanneer iemand een vreemde taal spreekt, is het meestal aan de tongval te horen dat die niet zijn moedertaal is. Decennia lang werd in de Limburgse mijnbekkens een ‘ondertaal’ gesproken, die als ‘het cités’ werd omschreven, een smeltkroes van Italiaans, Turks en Nederlands.
    Dialecten, allemaal goed en wel qua curiosa, maar als men van jongs af niet gecorrigeerd wordt wat de tongval betreft, blijft men bijvoorbeeld als Bruggeling een vette ‘ao’ uitspreken en de slot-‘en’ benadrukken, en krijgt men het onderscheid tussen ‘g’ en ‘h’ niet spontaan niet onder de knie.
    Dit alles gezegd, Pol, sans rancune…en vanuit mijn eigen ervaring als BBB, Bruggeling buiten Brugge.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *