Is het een vliegtuig? Is het een vogel? Neen, dat is het niet, het is een kerel op een speed-pedelec. Langs de Torhoutse Steenweg, waar je het fietspad deelt met je tegenliggers, stormt hij mijn richting uit. Slalomt rakelings langs een bakfietsmama die verschrikt opkijkt. Hij zoeft mij voorbij en zijn blik-op-oneindig laat er geen twijfel over bestaan, waar ze hem verwachten is hij onmisbaar en elke seconde telt. Zijn gehandschoende vuisten klemt hij om het stuur met een air van ‘Prijs u gelukkig dat ik deze mustang in bedwang hou!’
De voorbije jaren werd onze mobiliteit verrijkt met een rits nieuwerwetse spullen. De elektrische fiets, vooral. De bakfiets, de step en de elektrische brommer en sporadisch passeert een waaghals op zo’n mono-wheel. In de binnenstad kom je heel af en toe een zwerm segways tegen, elk beladen met een toerist.
En dan is er dus ook de glorierijke opkomst van de speed-pedelec. Ook daar zijn we stilaan mee vertrouwd. Nou ja, vertrouwd. Met het begrip alvast wel, al is het met voorsprong het lelijkste woord dat de voorbije jaren aan onze woordenschat werd toegevoegd. Maar of het voertuig zelf ons hart veroverde, daarover kunnen we nog een aardig boompje opzetten.
Laten wij het er intussen over eens zijn, sinds de komst van die nieuwigheden is het op weg zijn er alleszins spannender op geworden. Veiliger?
De speed-pedelec, stel je voor dat ze die al in onze kindertijd hadden bedacht. Zo’n futuristische vinding, we hadden er op de speelplaats de mond van vol! Een superfiets voor supermensen! Voor het soort lieden dat we kenden van op tv, Zorro of Batman.
Maar zo’n fiets was er nog niet, onze jaloezie betrof de knallende sportbrommers waar de iets oudere knapen in het dorp mee door de straten scheurden. En wie groot genoeg was, ging in ’t weekend uit met de auto van pa en ma!
Want de auto, dà t was vrijheid! Ook voor onze vaders en moeders was de vierwieler synoniem van een geslaagd bestaan. Daar hadden ze voor gewerkt en dat mocht gezien worden. Moèst gezien worden.
En zodoende hoorde het openbare domein zich te schikken naar dat statussymbool. Voorbeeldje? Laten we dat gemakshalve hier in Brugge zoeken. Waar de gemeenteraad in de jaren zestig serieus overwoog om de Coupure te dempen. Die nutteloze waterweg zou plaats ruimen voor een parking. Wees welkom, Koning Auto, in het hart van onze stad! Niet dat er geen parkeergelegenheid was in Brugge. Op de Markt, het Zand of de Burg liet je ongegeneerd je vehikel achter. Of in een winkelstraat, waarom niet?
Maar dan gingen we de jaren zeventig in. En die zouden voor een kentering zorgen. Een trage wending, weliswaar, maar toch. Vooreerst was er de oliecrisis die tot autoloze zondagen leidde. Je hoorde je vierwieler op stal te laten en dat was niet van willen, ’t was van moeten. Voor het eerst werd de auto niet langer enkel als oplossing gezien, maar ook als probleem.
En dus kwamen er andere tijden. Met hier bij ons de Lastige Bruggeling, stadskrant met slecht karakter en stoute tong. Met de alternatievelingen van Cactus, het lekker linkse cafeetje aan ’t Sint-Amandsplein. Kinderen van de seventies die, naast allerlei andere wereldverbetering, de fietser in het verkeer voorop stelden. In die ambiance kwam Cactus met een voor onze stad ongezien idee op de proppen, het verhuren van fietsen waarmee de bezoeker onze stad kon verkennen. Hadden ze ’t geleerd van de provo’s in Amsterdam, dè gidsstad van die dagen?
Al vergde de opwaardering van het fietsen geduld, veel geduld. Want al eind jaren
zeventig werd in onze binnenstad eenrichtingsverkeer de norm, maar ’t was nog ruim tien jaar wachten vooraleer we in sommige straten opnieuw in beide richtingen mochten fietsen. Sensibiliseringsacties zoals een opeenvolgende reeks ‘fietselingen’ waren daar niet vreemd aan.
Er zijn veel fietsbanden versleten sinds die dagen. En fietsvriendelijke projecten opgezet, op veel plekken in de stad. Maar we zijn er nog lang niet, dat ervaart al wie met de tweewieler op pad gaat. Ook deze knaap, die langs het tweerichtingsfietspad van de Torhoutse Steenweg op zijn hoede is voor elke auto die een zijstraat in of uit rijdt. En tegelijk uitkijkt voor overhaastige speed-pedelecs. Terwijl hij zich afvraagt, hoe het er aan toe zal gaan wanneer we binnen afzienbare tijd allemaal met zo’n snelfiets de weg op gaan. Veiliger?
Oeps, de titel van dit cursiefje! Met al dat heen en weer fietsen verloor ik die helemaal uit het oog. Maar niet getreurd, ik praat wel even met het knaapje dat ik lang geleden was. U weet wel, het ventje dat naar school fietst op zijn wat lompe jongensfiets zonder versnellingen. Die droomt van een rijwiel dat nog niet bestaat. Een raket op twee wielen waarmee hij heldhaftige streken uithaalt, zoals zijn helden van op televisie.
Op school schrijft hij er straks een opstel over, dat doet hij graag. Over een fiets, zo snel en wendbaar als de auto van Batman of het paard van Zorro. Een ode aan de speed-pedelec, kortom. Al bedenkt hij voor dat zelf verzonnen wondertuig vast wel een fraaier benaming.
Akkoord Pol, maar ondertussen zijn tussen de plooien der jaren heel wat ‘voortbewegingstoestellen’ uit het Brugse straatbeeld verdwenen. De hondenspannen van de mosselboer, de ’triporteurs’, vage voorlopers van de bakfietsen, maar met een hoge laadbak en bedoeld om vrachten te vervoeren, bijvoorbeeld de broden van de bakkers.
Een verhaal apart vormen de trams, die bij ons in 1952 werden afgeschaft. Toch vertoont de Brugse beeldbank foto’s uit 1956 waar nog duidelijk tramsporen te zien zijn. Men heeft er inderdaad vier jaar over gedaan om de – gevaarlijke- rails te verwijderen. Het wegnemen van de bovenleidingen was een fluitje van een cent, ook al omdat toen reeds de koperdraden zeer gegeerd waren.
Maar om de sporen zelf te verwijderen, moest eerst uitgemaakt worden of het om stads-, provincie- of rijkswegen ging. En moest de hele straat worden opengebroken en vervangen? vaak over zijn hele breedte. Menig fietser gleed uit over de gladde rails, of raakte – erger nog – met zijn wielen geklemd in de gleuven van de sporen. Toen – nu niet meer – zouden de beruchte ligfietsen van vandaag veiliger zijn geweest.
Mooie ode aan voorbije tijden en voortschrijdende mobiliteit 😉!
Inderdaad, en dan vermelden we nog niet de mobiliteitsplannen waaraan Brugge is ontsnapt. Michel Van Maele had – voor het geval hij in 1976 zou zijn herkozen – een blauwdruk klaar om de stadsbussen te vervangen door stadsboten: nadat de reien hun statuut van stinkpoelen waren kwijtgeraakt – waarvoor chapeau – moest de aloude Reie vertrekkende van ’t Zand worden opengemaakt en zouden toeristen en Bruggelingen via allerhande aftakkingen naar op- en afstapplaatsen worden verscheept, waar zelfs bussen niet konden komen – gehinderd als die waren door “ouderwets verkeer op wielen”.
Die eerste affiche is nog van ons, van de cactus van toen! We waren onze tijd vooruit. We waren de eersten die fietsen verhuurden in Brugge.