Zondagochtend op weg naar de binnenstad ga ik ze goeiedag zeggen, de narcissen in het begijnhof. Dit jaar ontwaakten ze verrassend vroeg, vonden het welletjes met dat slappe wintertje dat we doormaakten. Met het bloeien van die paaslelies lijkt ons begijnhof een plek waar de aardbol zich even van zijn jongste kant laat zien.
’t Is dan ook met ochtendlijke tevredenheid dat ik verder fiets naar het Groeningemuseum, daar is een lezing in de Vriendenzaal. Het gaat over muziek. Over, hou u vast aan uw stembanden, gregoriaanse koorzang. Hendrik Vanden Abeele, geboren Bruggeling, is daar helemaal in thuis. Hij wijst ons die ochtend min of meer de weg door een labyrint van muzieknotaties. Hendrik is ook nog dirigent van een befaamd koor waarmee hij die soms wat slome melodieĆ«n verkent.
En dus ga ik de volgende dag in de bib op zoek naar muziek van ‘Psallentes‘, zo heet zijn vrouwenkoor dat al redelijk wat opnames op zijn palmares heeft. Tussen een handvol platenhoesjes treft mij eentje met een naĆÆef, fijn getekend tafereel. Witgekalkte gevels achter hoge boomstammen ā¦ ons begijnhof! Een groepje begijnen volgt het pad naar de kerk, āt is tijd voor het gebed. En in het gras bloeien narcissen.
Gregoriaanse zang en de paaslelies van het begijnhof, soms gooien toevalligheden het op een akkoordje om ons te verrassen.
De rust van mijn affichekamer ruimt graag plaats voor milde, lang vergeten gezangen. Hoe fris en ongedwongen kan oude muziek zich tooien?
Als Psallentes klinkt zoals in vroeger tijden de begijnen, dan is het jammer dat er geen meer huizen in onze begijnhoven.
Gezang uit eeuwen waarin muziek keer op keer nieuw klonk. Of zichzelf recycleerde, dat kwam ook voor. Componisten geneerden zich niet om rond bestaande deuntjes iets nieuws te verzinnen.
Plagiaat? Ach kom, muziek was niemands eigendom, wat ooit door wie bedacht was, wat deed het ertoe?
Ik verlies mij moeiteloos in de deugddoende luchtigheid van die meisjesstemmen. Droom even weg in mijn stoel en wanneer ik mijn ogen open, kijkt vanop een ingekaderde affiche een jonge vrouw op mij neer. Ontwaar ik een verholen glimlach op het gezicht van gravin Johanna? ’t Zal wel zijn, gezang uit haar tijd, dat klinkt vertrouwd.
De jonge gravin prijkt op een afficheontwerp van Flori Van Acker, uit een zomer van bijna honderd jaar geleden. Een affiche omtrent een groots feest in āt begijnhof. Groots feest? Zat het Brugse begijnhof rond die tijd niet in slechte papieren? De begijntjes waren nog amper met genoeg om te kaarten. En dus gingen stemmen op om de site een andere bestemming te geven. Een verpleegstersschool? Een tuinwijk, waarom niet?
Maar dat was naast Rodolphe Hoornaert gerekend. De rector, zo’n beetje de parochiepriester van het begijnhof, zag het anders. Het hof moest en zou zijn religieuze invulling behouden. Een broodnodige renovatie van het vervallen geheel zou twijfelaars over de streep helpen. Maar voor zoān plan waren centen nodig. En dus kwam er, die zomer van 1925, een feestelijke, historische evocatie. Dat zou de gegoede burgerij warm maken voor zijn project.
Met het afficheontwerp bevestigt Flori Van Acker zijn gedegen reputatie. De begijnhofkerk achter kale bomen. Een Latijnse tekst, een druiventros, een Vlaamse leeuw. Dat schema wordt prominent doorbroken door de figuur van gravin Johanna. Net als haar opvolgster, haar zus Margaretha, was zij ābeschermvrouweā van het hof. Het gewaad van de statige vrouwenfiguur drapeert zich in zware plooien tot op de grond. In haar rechterhand een bezegelde keure, in haar linker een scepter. En haar doordringende blik van onder haar sluier en grafelijke kroon.
En dan is er nog de Latijnse tekst. In een gotisch lettertype, met afkortingen. Niet simpel, wij kennen geen Latijn. Maar wij kennen iemand die Latijn kent, wat helpt. āBeghinis Brugensibus Vinramā verwijst naar de naam van het begijnhof, āTen Wijngaardeā, waarvan Johanna en Margaretha worden vermeld als grondleggers.
En ja, hoe geloofwaardig staat onze Johanna hier niet afgebeeld. Da’s markant, want er is niet Ć©Ć©n bron die ons een betrouwbaar beeld nalaat van de middeleeuwse gravin. En dus ging ik er van uit, sinds die affiche bij mij thuis een plaats kreeg, dat Flori zijn Johanna gewoon had verzonnen. Niks mis mee, natuurlijk.
Tot op een keer. EĆ©n of andere feestelijkheid bracht ons naar ’t stadhuis. En wie kwam ik daar tegen? Toch wel Johanna van op de affiche van Van Acker, zeker! Tussen al de figuren op de muurschilderingen van de gotische zaal kijkt de jonge vrouw op ons neer. Zelfde blik, zelfde kledij, zelfde attributen. Wat is hier gaande?
Welnu, die imposante muurdecoratie is werk van Albrecht De Vriendt, een Antwerps kunstenaar, zijn broer Juliaan en de Brugse schilder Omer Rammelaere.
Dat was op āt eind van de jaren achttienhonderd, zowat een kwarteeuw voor Flori Van Acker zijn affiche tekende.
Ach zo, die sloeber van een Van Acker ging aan de haal met het ontwerp van een ander! Meer zelfs, iedereen kan dat daar op āt stadhuis aanwijzen. Plagiaat, kameraad!
Momentje, dat vergt enige bijsturing! Flori beroept zich namelijk op een traditie uit vroeger tijden. Want zoals in de middeleeuwen muzikanten vrijelijk melodieĆ«n van mekaar leenden, zo namen ook onze Vlaamse Primitieven op hun panelen schaamteloos themaās van kompanen over.
Geen groter eerbetoon dan het gebruik van andermans ontwerp, dat was de middeleeuwse regel.
Ga je ervan uit dat Flori die oude denkwijze volgde, dan is zijn Johanna een ultiem eresaluut aan de muurschilders van āt stadhuis!
Wat zou het geven, mochten we de bladzijde omtrent āplagiaatā uit onze regelboeken scheuren? Terug naar de tijd waarin alles van iedereen was, waarheen zou dat leiden? Alleen maar nadelen?
Gisteren passeerde ik weer langs het begijnhof. Nog trotser en nog jeugdiger geel glunderden de paaslelies. En niet eentje vroeg zich af, of ooit de allereerste narcis zich druk maakte, toen zich naast haar een identieke bloem ontvouwde ā¦
Dinsdagnamiddag eveneens de jaarlijkse ‘bedevaart’ naar het Begijnhof gedaan met mijn eega Daisy Scohy, al een paar jaar 40 jaar Toerisme Brugge achter de rug.
Om er de paaslelies te zien openbloeien, meer dan een jaarlijkse traditie.
Ook Johanna van Constantinopel, die overigens ook het Begijnhof van Kortrijk stichtte, en haar zus Margaretha blijven boeiende figuren uit onze Brugse geschiedenis.
Nogmaals mijn eerbetoon voor de vlotte pen van Pol en de unieke plot in elk van zijn teksten.
Beste Pol, in het begijnhof ervaar je inderdaad het mystieke Brugge.
Ik zie jou in mijn verbeelding ’s morgens vroeg als toeschouwer genieten van de natuurlijke intimiteit van bomen, bloemen en zingende begijntjes in het gezelschap van Johanna, Gezelle, Hoornaert en Flori Van Acker…
Dank voor het mooie verhaal.
Hoe het verzamelen van affiches kan inspireren tot gewaardeerde historiografie met een kleine “h”
Het is bekend dat Winston Churchill vaak zijn schildersezel plaatste in het Brugse begijnhof. Hij leed vaak aan lange depressies, door hem zijn Black Dogs genoemd. Hoe zwarte gedachten beter te lijf gaan, dan met het schilderen van de mooi begijnhofkleuren, een symfonie in groen en geel, onder een blauwe hemel …
Dit boeiend verhaal heb ik met plezier en bewondering gelezen.