Taalstrijd 2.0

Op het terras bij de Coupure missen we de zon, de kopjes warme troost waarmee de vriendelijke ober komt aanzetten zijn welkom. Met een zwierige beweging, vergezeld van een zuiders woordje dat ik niet begrijp, zet hij ze neer op ons tafeltje. “¿Eres Espagnol?” vraagt mijn tafelgenoot en de korte babbel die volgt ontgaat mij helemaal.
De jongeman vertelde dat hij afkomstig is van Galicië, verduidelijkt mijn metgezel en terwijl hij van zijn koffie geniet, brengt hij mij één en ander bij over die Spaanse regio, de streek en vooral over haar taal. Want ook een pas gepensioneerd romanist blijft een romanist. En eenmaal docent, altijd docent.
Niks mis mee, met boeiende duiding kunnen ze mij doorgaans plezieren. En dus ben ik heel even één van zijn studenten in de aula van Vives waar hij tot voor kort vooraan stond. En leer ik over de niet geringe nuance tussen Spaans en de taal van Galicië. Want het is een officiële, eigen taal, dat Galicisch. Ha, wacht eens even, ‘Un canto a Galicia‘ op de radio van onze jeugdjaren, we zongen het uitbundig mee. Of deden ons best, want Julio Iglesias zong in ’t Spaans. Toch? Neen, zijn vader was van Galicië. Het is in ’t Galicisch.

Ach, taal, het is me wat. Met wat moet doorgaan voor mijn Frans of Duits val ik u liever niet lastig. Maar ik kom behoorlijk weg met dè wereldtaal, het Engels. Wereldtaal? Dat valt te relativeren, de aardbol zit vol talen.  Ik herinner mij een pleidooi van Jean Paul Van Bendegem waarbij de filosoof het Engels fijntjes op zijn plaats zette als één van de duizenden talen waarvan de mensheid zich vandaag bedient.
En het Galicisch is daar dus één van. Of in dat lijstje ook ons Brugs meetelt, dat kwam niet ter sprake.  Zullen we bij deze een boompje opzetten over hoe ons eigen Brugge omgaat met taal? Kom, we wagen ons op het gladde ijs waarop de laatste dagen wordt geschaatst, van in de gazet tot in onze gemeenteraad.
Iemand bond de kat de bel aan en we waren vertrokken. Want hoe verwelkomt het pas heropende Sint-Janshospitaal zijn bezoekers? Met, in koeien van letters op zijn glazen toegangsdeur, ‘Welcome’. Schande, menen sommigen, dat hoort daar in ons Nederlands te staan!

Dat buitenlandse bezoekers zich net zo welkom zouden voelen met ons eigen ‘Welkom’, daar valt weinig aan te twijfelen. Maar de kous is nog niet af. Die slogan waarmee het museum uitpakt, ‘Feel the heartbeat’, wat als je die in onze moedertaal afficheert? En staat daar nu bij de toegang ook niet een bord met daarop ‘Rebel Garden‘? Daarover ging het, de voorbije week.

Over de plek van ons Nederlands in onze samenleving. Ons Vlaams, zo je wil. ’t Is waar, voor de status van onze moedertaal werd ooit gestreden. Niet met de zwaarden en goedendags van 1302, weliswaar, wel in latere tijden waarin je alleen in het Frans hoger op de maatschappelijke ladder klom. Zetten we daarover aan de toog een boompje op, gaat het algauw over fier zijn op je taal. Over ‘houden van’.

Onze bevlogen leraar Nederlands, weet ik nog, drukte het ons op het hart. Onze taal was om van te houden! Daar was iets voor te zeggen. Zo’n gedicht waarbij je wegsmelt, u kent er vast eentje. En die grootse roman waarin je helemaal wegzonk. Maar in diezelfde taal van ons hoor ik mensen, niet zelden invloedrijke lieden, ook de meest verwerpelijke nonsens uitkramen. Ook dát is onze taal.
’t Is wat je ermee aanvangt, met taal. Zoals schilderstalent aan de slag gaat met verf, muzikanten met muzieknoten.
Elke taal heeft haar rijkdom, hoor ik u denken en wie ben ik om u tegen te spreken. Taal kan uitdagen. Verrassen, ook. Soms met meesterwerken, soms met de eenvoudigste dingen. De straatnaambordjes die in het Frans Vlaanderen van vandaag, naast het Frans, ook weer de oude benamingen in de streektaal vermelden. Je verwondering wanneer je iemand uit Zuid-Afrika in zijn of haar Afrikaans bezig hoort. Zalig, toch?
Wat niets afdoet van die kleine ergernis om het Engels dat sluiks in onze eigen woordenschat binnensijpelt. Al sinds ’t eind van de Tweede Wereldoorlog zien we dat land van over de oceaan als roerganger van alles en nog wat. En Engels als een soort eenheidsmunt.

Mijn platenkast? Het Engels druipt ervan af. En geen hogeschool waar de taal van Shakespeare zich niet in de cursussen nestelde. English is the new French?
Voor de lezingen waarvoor het Brugse stadsarchief ons uitnodigt halen ze weliswaar nog het belegen woord ‘causerieën‘ van stal, maar er is ook hoop. Want op de komende Erfgoeddag kan je in Brugge hier en daar terecht voor een paar ‘talks’. Ziet, onze opgang in de vaart der volkeren!

Na onze afspraak op het terras aan de Coupure fiets ik huiswaarts. Langs het standbeeld van Gezelle, bij de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Onze onovertroffen poëet, uit zijn pen vloeiden de meest waardevolle gedichten. Maar in de kranten van zijn tijd haalde de priester kwetsend en vaak allerminst respectvol uit naar al wie de samenleving anders zag dan hij door zijn katholieke bril. Taal, nogmaals, en wat je ermee aanvangt.
Guido Gezelle en zijn Vlaams dat hij liefst zijn eigen, regionale gang liet gaan. Maar ook de Gezelle die met plezier ‘The song of Haiwatha’ van Longfellow vertaalde naar ‘zijn’ moederspraak. De dichter op zijn sokkel, hoe zou hij ons taaltje van vandaag aanhoren? Met heimwee? Mededogen?
Ik herinner mij twee jonge mensen die lang geleden een flatje deelden onder een mansardedak in de Dweersstraat. Bij de koekoekvensters die uitkeken op de torens van de binnenstad hing in onze leefkamer een poster. Daarop las je, verzonken in een foto met wuivende haverknoppen, woorden van Gezelle. Er stond “Als de ziele luistert, spreekt het al een taal dat leeft.

This entry was posted in Het Brugge van nu, Van boeken en schrijven. Bookmark the permalink.

8 Responses to Taalstrijd 2.0

  1. Johny RECOUR says:

    Hoe verrijkend als je meertalig bent. Ik beklaag altijd de toeristen, zeker ook in Brugge, die ééntalig zijn en dus heel wat missen.
    Ooit zaten wij ’s morgensvroeg op een vaporetto in Venetïe met naast ons een koppel autochtonen. Uiteraard spraken wij West-Vlaams. Opeens vroeg de dame naast ons of wij Belgen/Vlamingen waren. We geraakten uiteraard aan de klap in het Nederlands, Frans, en ons basis Italiaans.
    Het bleek dat ze een aantal jaren in Brussel hadden gewoond. Hij was een EU-diplomaat, zij een professor. Toen ze naar Belgium gemuteerd werden hadden ze afgesproken: de ene leert Nederlands, de andere Frans. Hij als EU diplomaat koos uiteraard voor het Frans, zij voor het Nederlands.

  2. Dries says:

    Ik deel met Pol een zekere ‘ergernis’ over het oprukkende Engels. Als dit een troost mag zijn … het talenbeleid binnen de Europese Unie is gestoeld op een zo groot mogelijke verscheidenheid wat de 24 officiële talen betreft. Een resolutie uit 2016 heeft ook aandacht voor Europese talen ‘die met uitsterven zijn bedreigd’, en voor gebarentalen.
    We lezen in de lijst van officiële talen binnen de EU ook het Lets naast het Litouws, het Sloveens naast het Kroatisch, het Slovaaks naast het Tsjechisch …
    Onder die talen zijn schier een oneindig aantal combinaties mogelijk, wat een duizendtal vertalers en tolken veronderstelt. Maar beter dat nog, dan wat ooit werd voorgesteld. Er zou enkel nog gebruik worden gemaakt van een zestal ‘stamtalen’. Engels Frans, Duits en verder wellicht ook nog Italiaans en Pools.

  3. dries simoens says:

    Specifiek wat het onderwijs in hogescholen en universiteiten betreft, van mijnentwege toch deze commentaar. In Vlaanderen zijn we gelukkig nog niet op het punt dat in Nederland is bereikt – waar de voertaal het Engels is geworden.
    Maar toch had ik medelijden met mijn studenten, die voor seminars een paper moesten schrijven, in de trant van:
    “… arresten van hoven van beroep werden overruled door het een of andere supreme court, dat een disenting opinion had om te komen tot een evenwicht met alle checks and balances van dien tussen verschillende stakeholders. Deze papers mondden dan steevast uit op een summary, na een updating gebaseerd op een brainstorming tussen peers.”
    Nu ik deze reactie neerschrijf, stel ik vast dat mijn spellingcontrole de meeste Engelse termen niet eens meer onderlijnt. Ze zijn blijkbaar tot het Standaardnederlands gaan behoren. Nou moe …

  4. Erik Everaert says:

    Meertalig zijn is inderdaad verrijkend!
    Mijn vader hield zich steeds aan volgende zinnen … “Hoe meer talen je spreekt, hoe meer ‘levens’ je meemaakt.” en ook “Als je verschillende talen kan, is het niet te zwaar om ze steeds mee te dragen.”
    Conclusie, in de 4de klas van de Gemeenteschool was ik verplicht na de lesuren extra Franse les te volgen wat betalend was (5 Bef), in plaats van te ravotten met de vriendjes. Bedankt, het was goed besteed geld.

  5. Roos Nuitten says:

    Pol, na het lezen van jouw bijdrage, merkte ik bij mezelf dat ik totaal niet heb stilgestaan bij het Engelse ‘welkom’ in het St. Janshospitaal, en ook de affiche met de ‘heartbeat’ heeft mij niet gestoord.
    Daarom bedenk ik dat we het al gewoon zijn om overal Engels te lezen en te horen. Toch goed om er even over na te denken. Het Engels sluipt ongemerkt binnen in ons dagelijks leven. Bannen of omarmen ? Ik zou het niet weten…
    Roos

    • dries simoens says:

      Roos, er is geen andere taal dan het Frans, die zoveel waakt over haar eigenheid: haar instrument daartoe is de Académie française – een prestigieuze instelling met prominente leden, die waakt op de woordenschat en grammatica van het Frans en zo het gebruik van het Frans wereldwijd wil bevorderen.
      Hoe is haar houding tegenover het oprukkende gebruik van de Engelse taal? Nemen we als voorbeeld de term ‘Tax Free Shop’. In het woordenboek van de Académie bestaat een Frans alternatief, ‘boutique franche’.
      Hoewel sommige puristen misschien de voorkeur geven aan Franse equivalenten, is het gebruik van Engelse termen in het Frans steeds gangbaarder geworden. Daarnaast zijn er ook Engelse werkwoorden die in het Frans niet alleen worden gebruikt, maar ook correct worden vervoegd: chatter, zapper, customiser … Een auto aanpassen heet in het Frans: ‘customiser une voiture’.
      Dan denk ik … moeten we in het Nederlands nog een achterhoedegevecht voeren – zeker in domeinen als marketing, economie en IT? Maar ik geef toe, in de culturele sector, waar Roos haar voorbeelden haalt, is er plaats voor het Nederlands.

  6. Johny RECOUR says:

    Al sinds het begin van elektronische briefwisseling gebruik ik systematisch het woord
    ‘Courriël’ wanneer ik aan Franstaligen een “e-mail” stuur. Aanvankelijk verstonden velen niet wat het wilde zeggen.
    De Franssprekende Canadezen hadden nochtans rap een eigen woord uitgevonden. ‘Courriël’ is de verfransing van ‘courrier électronique’.
    Zoals in het Afrikaans van SAf nieuwe ‘autochtone’ woorden worden uitgevonden moet dat hier ook kunnen. Waarom is een corner nu geen hoekschop meer, of een penalty geen strafschop, en zoveel tot in den treure toe meer, zonder je minder Vlaamstalig te voelen?

  7. dries simoens says:

    Waar we – dunkt me – met zijn allen de mist ingaan, zijn de benamingen van onze nationale sportploegen. Het begon in het voetbal met de Rode Duivels – thans voor de mannen de Red Devils, voor de vrouwen de Red Flames. Belgische basketters zijn Red Lions, hun vrouwelijke tegenhanger gaan door het leven als de Red Cats. Speel je volley, dan heb je de Red Panthers (M/V). Verwar bij het hockeyen zeker de Red Dragons (M) niet met de Yellow Tigers (V). Handbal wordt dan weer blijkbaar enkel door mannen beoefend: ze verdedigen ons land als de Red Wolves. De gemakkelijkste sport op taalkundig vlak – daarover bestaat geen twijfel – is echter het korfbal: elk team bestaat hier uit evenveel mannen als vrouwen: ze veroveren de wereld als de Belgian Diamonds.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *