âIn het concertgebouw is het zeer dikwijls feest,
je weet toch nog dat zelfs Randy Newman daar ooit is geweest?“
Kon Kris De Bruyne, toen hij die woorden verzon voor zijn kleinkunstklassieker âAmsterdamâ, dat lied niet net zo goed zingen over Brugge?
Maar neen, wat vertel je nu? In die jaren zeventig was in het behoedzame Brugge een passage van Randy Newman, de grote singer-songwriter, ondenkbaar, toch? En bovendien, we hadden hier toen helemaal geen concertgebouw!
Wel, geachte opmerkzame lezer, u hebt overschot van gelijk. Dat Ă©Ă©n van de meest spraakmakende liedjesmakers van die dagen er niet aan dacht om hier bij ons te passeren staat buiten kijf. Of dat aan hem lag of aan Brugge? Doe maar dat laatste, Brugge zag het allemaal niet zo groot. Amsterdam, dat was wat anders. In die stad, met zijn toen bijna mythische reputatie in het alternatieve wereldje, kreeg zo’n naam wĂšl een podium. Maar Brugge vond een brave kleinkunstavond al heel wat.
En toch wil ik u graag enigszins bijsturen. Want een concertgebouw, dat hadden we hier wel al, hoor. Even duiden. Vorig jaar vierde ons concertgebouw zijn twintigste verjaardag, dat hoeven wij u niet te melden. Maar in de binnenstad gaat u in de Sint-Jacobsstraat wel eens iets drinken in de Republiek, nog wat nakaarten over een film die u net zag in de LumiĂšre, de cinema die daar ook thuis hoort. Wel, lang voor ons terracotta bouwwerk op het Zand noemde Brugge dat pand ‘het concertgebouw‘. Daar gingen concerten door, wat dacht u. Maar ook tentoonstellingen en af en toe een filmvoorstelling. Ooit vond ook een poppentheater er onderdak. In mijn herinnering doemt een smalle, lange zaal op, met vooraan een klein podium. En een paar optredens, een avond met Dimitri Van Toren, onder meer.
Maar singer-songwriter Randy Newman tokkelde nooit op zijn piano in de Sint-Jacobsstraat. Al draaiden we thuis op onze grammofoon wat graag âSail Awayâ en âGood Old Boysâ, ijzersterke langspeelplaten van die grote meneer uit Amerika met zijn schijnbaar simpele liedjes. Soms hadden ze iets ouderwets, die deuntjes die Randy op zijn piano verzon, maar we konden niet altijd goed overweg met wĂ t hij zong. De taal van Shakespeare hadden we net genoeg onder de knie om in zijn teksten enige ironie te ontwaren. Maar die dubbele bodems doorgronden was veelal te hoog gegrepen. Wat alleen bijdroeg tot het raadselachtige van zijn oeuvre. Randy Newman zingt met een kwinkslag maar neemt intussen monkelend zijn toehoorders te grazen, de slimme sloeber.
Of hij te vergelijken is met iemand van bij ons? Jan De Wilde is bij mijn weten de enige die zich met âDe naakte manâ aan een vertaling van een Newman-song waagde.
Weet u wie mij met zijn gespeelde tegendraadsheid soms aan Randy Newman doet denken? ’t Is geenszins een muzikant, maar kent u Maarten Van Rossem, de Hollandse historicus-brompot die onder meer op tv graag zijn steevast originele zienswijze op van alles en nog wat verkondigt? Misschien zag u ooit zijn passage in Brugge, waarbij hij zich niet bepaald lovend uitliet over onze stad. Maar die gevatte woordenrijkdom van hem en de gave om daar iets zinnigs, niet zelden iets eigenzinnigs, mee te doen, dat talent deelt de norse geschiedkundige uit Utrecht met de liedjesschrijver uit CaliforniĂ«.
Maar Brugge zat niet op Randy Newman te wachten en allicht was dat wederzijds. En toch zou het ervan komen, de grootmeester van het schalkse lied in onze stad! Een eerste keer in de herfst van 1994, straks dertig jaar geleden, ât was in de stadsschouwburg.
Randy Newman in de Brugse schouwburg en ik was er niet. Stond mijn agenda in de weg? Jammer, Newman had toen al een tiental, veelal spraakmakende platen op zijn naam en bijna evenveel keer prijkte die naam van hem als componist op de aftiteling van films. Dus zonde dat deze jongen zoân avond miste. Volgende keer beter.
En u gelooft het amper, maar een tweede kans om de pianoman aan het werk te zien liet ondergetekende ook aan zijn neus voorbijgaan. Hoezo? Wie vroeg waarom uw dienaar verstek gaf, die avond in ât concertgebouw, hoorde hem iets mompelen dat hij in zijn vriendenkring vernam. Dat je bij zoân concert, met Newman moederziel alleen aan zijn piano, toch de soms brede arrangementen mist die zijn muziek inkleuren. Is dat soort aarzeling u bekend? Omdat je zoveel verwacht, kan hetgeen er aan komt je alleen maar teleurstellen. Of is dat een dom vooroordeel?
Een derde keer zou ik toch een kaart aanschaffen, beloofde ik mezelf. Die derde keer zou er nu aankomen. In het programmaboekje van de stadsschouwburg staat dat Randy Newman naar Brugge komt op zondag 19 februari. Maar Randy komt niet. De muziekmaker herstelt van iets medisch, luidt het. âHet is voor zijn entourage niet duidelijk wanneer hij weer zal kunnen toerenâ. Lees ⊠âĂłf hij ooit weer zal kunnen toerenâ. Want Newman wordt een dagje ouder. Hij en Maarten Van Rossem, allebei zagen ze die wereld waarop ze zoân ironische kijk hebben voor het eerst in ’t najaar van 1943. Twee scherprechters, allebei onverbeterlijk mondig en speels cynisch, maar straks wel allebei tachtig. Maar toch, Randy lijkt mij een taaie, dus wie weet.
Zondag 19 februari in Brugge die stille. Vanavond zou Randy Newman zijn fijngeslepen songs aan de Brugse stadsschouwburg toevertrouwen. En ik zou erbij zijn, had ik mezelf beloofd.
Maar Randy blijft thuis, stuurt noodgedwongen zijn kat. Zijn kat? Als dat beest net zo doortrapt is als zijn baas, dan zijn de muizen van de stadsschouwburg gewaarschuwd.