Uiteraard kwam met mijn metgezel de ontdekking van het graf van Toetanchamon, honderd jaar geleden, even ter sprake. Maar de vriendelijke man was zo enthousiast over Brugge dat wij het die middag niet meer hadden over de geschiedenis van zijn Egypte.
We hadden afgesproken aan de voet van het belfort, ik als gids, hij met zijn gezin als mijn gasten. Ze hadden hun dag gepland. Mevrouw zou met de twee kinderen iets lekkers proeven, later op de middag stond Historium op hun programma en dan een boottochtje. Pa poogde nog voorzichtig om zijn gezinnetje mee te tronen door de stad. Maar dochterlief, een meid op lentefeestleeftijd, vond twee uur achter zoân gids aanlopen maar niks. Wie zou het haar kwalijk nemen? Kleine broer had honger en ma vond dat pa best met mij alleen op stap kon. Waarna de brave man besloot dat het goed was. Heimelijk vond hij dat misschien ook maar ât beste. Zo zijn mannen, weten vrouwen. Als gids overkomt je niet elke dag zoân één-op-één-rondleiding. Maar valt het gezelschap mee, dan verschuift dat soort wandeling algauw van formele gidsbeurt naar informele babbel.

In de mail die ik enkele dagen eerder ontving, las ik de naam van een klant met vermoedelijk niet-Europese achtergrond, meer kon ik er niet uit opmaken. Maar zoals ze zich voorstelden, leek het mij een vriendelijk stel. Het vlotte Engels dat het koppel hanteerde liet mij verder in het ongewisse. Maar eenmaal op stap met mijn gast, vertelde hij ongevraagd meer over zijn gezin en zijn bezoek.
Bleek dat ik in het gezelschap was van een Egyptenaar. Maar onmiskenbaar eentje die de wereld kende. Omdat hij in nogal wat plekken op die wereld kwam Ún omdat die wereld naar hem toe kwam, daar zorgde zijn job voor. Als voorman van een handvol vakantieresorts in zijn land, was hij vertrouwd met de toerist die Egypte aandoet om piramiden en dat soort oudheden te verkennen. Of om te zonnen aan één van die fameuze stranden van de Rode Zee. Meneer wist wat vandaag wereldwijd allemaal gaande is, dat zou die middag blijken. En mij verbazen.
Sprak ik over het Heilig Bloed of over de Duitse Hanze, het maakte niet uit, keer op keer verraste hij mij met een dosis ruimdenkende achtergrondkennis. De ooit in revolutietijden gesloopte Sint-Donaaskerk op de burg? Deed hem hoofdschuddend denken aan het vernietigen, in Afganistan, van historische sites door de radicale machthebbers daar. Michelangeloâs Madonna wou hij absoluut zien. En vertelde ik hem bij het standbeeld van Guido Gezelle over ons Vlaams, vroeg hij naar het hoe en waarom van de nationalistische tendensen in onze Belgische politiek. En over BelgiĂ« gesproken, wou hij weten of ik voetballiefhebber ben. Om dan droogjes op te merken dat de Rode Duivels stilaan aan verjonging toe zijn.

Daar sta je dan, als stadsgids, een verbaasd vraagteken boven je hoofd. Aan de wandel met een Egyptenaar die meer af weet van wat zich bij ons afspeelt dan sommige van je landgenoten.
Na onze verkenning troffen we zijn vrouw en kinderen bij de Vismarkt. Het boottochtje vonden ze enig. De dag erna planden ze een dagje Parijs, vanuit hun hotel in Brussel. En kom ik ooit naar Egypte, zou meneer mij met plezier rondleiden, beloofde hij.
Thuis zocht ik op het net naar de vakantieoorden waar de man wellicht menige vinger in de pap heeft. Oorden met indrukwekkend Club Med-gehalte. âk Zal nog wat gidsbeurten mogen afwerken voor ik daarheen kan. Maar ât leven is te kort om overal te geraken. En trouwens, hier in Brugge is meer Egypte te vinden dan mijn gast zou vermoeden. Misschien had ik hem daarop kunnen wijzen.
Tussen âDead on the Nileâ, de verfilming van Agatha Christieâs klassieker die in de jaren zeventig in Cinema Memling liep, en een handvol jaren geleden de expositie rond mummies en sarcofagen in Oud Sint-Jan, kwam ik het land van de farao’s wel vaker tegen in onze contreien. Soms houdt

dat verband met onze christelijke traditie. Neem nu Jozef en Maria met hun kleine op de dool, op de vlucht, jawel, naar Egypte. Dat droeve verhaal kennen we uiteraard van de Heilig-Bloedprocessie. En van nogal wat schilderijen en glasramen in onze kerken en musea. Maar niet enkel daar. In ons stadhuis, hoog aan ’t plafond van de

gotische zaal, zie je Jozef en zijn gezin met hun blijkbaar onafscheidelijke ezeltje. En wat doet dat charmante gevelsteentje op de zijgevel van dat huis aan de Spinolarei?
Al is in Brugge niet elke verwijzing naar Egypte van Bijbelse oorsprong. Van een wel heel ander kaliber, maar nadrukkelijk Egyptisch aangekleed, zeggen ze, is die geheimzinnige tempel in de Beenhouwersstraat. Maar daar komen alleen mijn lezers die lid zijn van de vrijmetselaarsloge. Mocht één van hen mij daar ooit een keer binnenloodsen, het zou mij boeien. Het interieur, bedoel ik, voor de loge wil ik passen.


Verlaten we onze binnenstad, dan kunnen we terecht in Sint-Andries, bij ât Forreyst. Ten tijde van Napoleon kregen dat kasteel en de bijhorende hoeve een opsmuk in Empire-stijl en daar kwam wat invloed vanuit Egypte bij kijken. Napoleon was zot van al wat de Egyptische cultuur betrof en Anselme de Peellaert, zo heette de bouwheer, dweepte met de Franse machthebber. Koesterde de hoop, bij één van de bezoeken van Napoleon aan onze stad, de grote leider op zijn landgoed te mogen ontvangen. Jammer, Anselme, je kreeg de keizer nooit over de vloer.
Maar we zijn er nog niet, er is nog meer in onze regio, iets verderop in Sijsele. Daar,

aan de voet van Oedelem Berg, rij je zo Egypte binnen. Of althans een straat met die naam.
Dus als die aardige meneer aan wie ik Brugge toonde ooit nog een keer hierheen komt, kan ik hem verrassen met nogal wat Egypte, hier bij ons. En ik wed, in CaĂŻro hebben ze geen Bruggestraat. Hoewel. Om dat zeker te weten zou ik daarheen moeten. Dus misschien toch maar mijn bij het gidsen verdiende centen sparen âŠ